De voordelen van fictieonderwijs met behulp van film

Bert de Vos  ·  13de Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  1999  ·  pagina 141 - 142

De voordelen van fictieonderwijs met behulp van film

Bert de Vos

'Je gaat veel dieper op een boek in. Normaal lees je een boek en denk je er verder niet echt over na. Bij deze opdrachten moet je dat wel doen, anders kun je ze niet goed uitvoeren?

Fictieonderwijs is veelal onderwijs in lezen van fictie. Het kijken en luisteren naar fictie neemt een minder belangrijke plaats in. Begrijpelijk: naar films kijken, daar hoef je leerlingen niet toe aan te moedigen. Dat doen ze toch wel. Terwijl het lezen van een boek, vooral een boek dat de leerkracht mooi vindt, voor een deel van de leerlingen toch een bezigheid is die in onze beeldcultuur anachronistische trekjes heeft. Om nog maar niet te spreken van dat deel van de jeugd dat literatuur toch vooral beschouwt als geschikt voor watjes of meisjes of beiden, al naar gelang hun eigen geslacht en plaats in de pikorde van de eigen pubergroep.

Dus droefenis alom. Aan de ene kant de leerkracht die met gebruikmaking van al zijn pedagogische en didactische gaven en kunsten leerlingen toch maar tot het lezen van een boek probeert te bewegen, aan de andere kant de apathische of weerspannige klas, waarvan 2 meisjes zelfgemaakte gedichten laten zien en dagboekfragmenten, een groep braaf de uittreksels van internet haalt en op tijd inlevert en de diehards die het allemaal maar niks vinden en dat luid en duidelijk laten horen. 'Ze lezen niet meer,' is dan verzuchting, berustend uitgesproken aan het eind van de lesdag in een lege klas, bezweet van de inspanning en met droeve ogen van zo veel onrecht de leraar en de cultuur aangedaan.

En ze lezen ook niet meer, dat is ook zo. Althans: leerlingen lezen niet met plezier de boeken die altijd net te hoog gegrepen zijn, die op verplichte lijsten staan en waar ze lappen met tekst over moeten schrijven om het verhaal nog eens na te vertellen en de thematiek uit het uittrekselboek nog eens in eigen woorden weer te geven. Woorden die de leerling vaak nog niet veel zeggen, het thema is immers literair en gericht op volwassenen, de motieven zijn gezocht, er wordt gerommeld met de chronologie en het perspectief en de ruimte is symbolisch en de karakters zijn round of flat en het motto is in het Latijn en als er plaatjes in staan is het vast niet goed. En dan wordt het ook allemaal nog erger als het niveau lager wordt. Logisch als je bedenkt dat de enige letters die bij sommige gezinnen gelezen worden de ondertiteling is of het programmaoverzicht in de satellietgids.

Inderdaad, kijken doen de leerlingen vaak genoeg. Je hoeft ze er inderdaad niet toe aan te moedigen. Maar kunnen ze het ook? En, als dat zo is, kunnen we daar dan geen gebruik van maken?

Dat is wat we hebben geprobeerd met het project 'Left luggage/ Twee koffers vol'. 'Twee koffers vol' is het boek van Carl Friedmann, 'Left Luggage' de verfilming ervan van Jeroen Krabbé die daar zelf de rol van chassidische vader in speelt. Het thema is – voor de overgrote meerderheid van onze leerlingen – voor volwassenen: onverwerkt oorlogsverleden, verwerkt verdriet over een overleden kind en de spanning tussen streng Joodse godsdienst en tolerantie. Niet iets waar de gemiddelde 4 havo-leerling eens lekker voor gaat zitten. De begraven koffers zijn erg symbolisch, evenals het cake-snijden van moeder, het drankmisbruik van een ander, het antisemitisme van de portier en de rol van spreken bij de Simcha. Zo zit er nog wel meer in waar de leraar echt les over kan geven.

In de lessencyclus hebben leerlingen de film eerst gezien. Niet zo maar: ze moesten aan-
dachtig kijken en er vragen over beantwoorden. Die gaan over de techniek van de film (clo-
se-ups, scènes, perspectief), karakters, relaties tussen personages en achtergrondinformatie
141

over het Joodse geloof. Daarna hebben leerlingen grote delen van het boek thuis en in de klas gelezen en kregen ze daar groepsopdrachten over. Het zijn verwerkingsopdrachten zoals die tegenwoordig vaak in fictiedossiers voor vmbo voorkomen en in leesdossiers voor Tweede Fase. Leerlingen kunnen een fotocollage maken, eigen muziek bij een fragment zoeken en dat toelichten, een interview houden met iemand die ook een verlieservaring heeft, een modeshow maken, een gedeelte ervan naspelen in de theaterzaal e.d. Alle groepen moesten op een of andere manier presenteren en die presentatie was weer onderdeel van de totale beoordeling, die verder bestond uit: de beoordeling van het groepswerk, de gemaakte opdracht, de antwoorden van de kijkvragen, het balansverslag waarbij een gedeelte aan dit project gewijd moest worden.

Wat blijkt? Leerlingen kunnen inderdaad niet zo maar goed kijken, al doen ze dat ook iedere dag 4 uur (in sommige klassen ligt het gemiddelde hoger). Geconcentreerd naar een film kijken over een niet alledaags onderwerp, zonder reclame tussendoor en met stilte er omheen is toch iets dat de leerling wat oplevert: een intensere ervaring. Dan blijkt ook dat het hele begrippenapparaat dat bij literatuur hoort al latent aanwezig is bij leerlingen. Door begrippen als perspectief en motief visueel te maken, blijkt dat ze dat eigenlijk al wel wisten, maar nu een keer hardop hebben gezegd. Die kennis wordt direct ten nutte gemaakt bij het lezen van het boek. Mooi toch?

Verder moeten leerlingen praten over de inhoud, samenwerken in een groep, nadenken over een geëigende presentatievorm, d.m.v. observaties andere presentaties beoordelen. Allemaal zaken die toch aan bod moeten komen. Het gesprek kwam in dit geval trouwens echt op gang, zowel in de groep als in gesprek met de leerkracht. Die werd geïnterviewd over het verlies van haar kind en het gesprek dat er op volgde op wat dat voor leerlingen zou kunnen betekenen. Zo komen de personages uit het boek erg dichtbij en kan een volwassen thematiek toch aansluiten bij de beleving van jongeren.

Vonden de leerlingen dit ook allemaal? Tja, diehards blijven er: 'Ik denk niet dat er mij hier veel van gaat bijblijven. Er iets van geleerd heb ik ook niet. Ik vind persoonlijk dat een boek een boek is, en je kan het niet leuker maken, wat je ook probeert, of hoe je het ook probeert', zegt er een. Maar het wordt wel een kleine minderheid. 'Geweldig' en 'eindelijk eens op een originele manier' zeggen de meesten of woorden van die strekking. En dan zijn ze ook kritisch: het groepswerk kan beter worden georganiseerd, de presentaties liepen nogal uiteen. Dat kon inderdaad beter.

Maar wie de nagespeelde scènes heeft gezien in de theaterzaal van de school, compleet met licht, geluid en kostumering, weet toch dat er iets bijzonders is gebeurd in deze klas. En dat hier leerlingen meer uitgedaagd zijn om echt te denken over wat het boek hun te bieden had. En dat de behoefte om dat nog eens te doen, met een ander boek of een andere film, maar dan zelfstandig en met diepgang, hier echt aangewakkerd is. En dat willen we toch?

142

Labels

doelgroep
NT1-leerlingen
domein
literatuuronderwijs
land
Nederland
onderwijstype
voortgezet/secundair onderwijs
thema
onderwijsleermateriaal
audiovisueel

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

13de Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 1999