Loes Bazen · 28ste Conferentie Onderwijs Nederlands · 2014 · pagina 291 - 293
10. Taalbeschouwing
Ronde 7
Loes Bazen
Eerste Christelijk Lyceum, Haarlem Contact: loesbazen@gmail.com
Taalbeschouwing en taalkunde als kennismaking met wetenschappelijk onderzoek in de bovenbouw
1. Inleiding
Hebben tweetalige kinderen een taalachterstand? Praten dieren, net als mensen? Bestaat er een talenknobbel? Spreken mannen anders dan vrouwen? Afasie: wat laat het zien over taal en hersenen? Waarom kunnen Engelsen geen ‘u’ zeggen? Aansprekende vragen die zich uitstekend lenen voor een kennismaking met wetenschappelijk onderzoek in de bovenbouw van het vwo. In dit geval zijn de vragen afkomstig uit de Taalcanon (Boogaard & Jansen 2012), maar dergelijke vragen zijn op vele plaatsen te vinden of kunnen leerlingen zelf formuleren. Tijdens deze workshop bespreken we hoe we leerlingen kennis kunnen laten maken met taalkundige en taalbeschouwende onderwerpen, en hoe de vragen die leerlingen daarbij stellen of tegenkomen omgezet kunnen worden in wetenschappelijke vraagstukken waar ze mee aan de slag kunnen.
De behandeling van taalbeschouwelijke en taalkundige onderwerpen (die verder gaan dan grammatica in dienst van spelling en stijl) is lang niet op alle scholen vanzelfsprekend. Om een idee te krijgen van wat er zoal gebeurt op dat vlak, zullen we met de deelnemers aan deze workshop kort inventariseren hoe dat zit op hun school. Wellicht worden taalkundige of taalbeschouwende onderwerpen ingebed in andere onderdelen van het schoolvak Nederlands, worden er speciale modules of projecten aan besteed, of komen deze onderwerpen in het geheel niet aan de orde. Mocht u een voorbeeld van een opdracht met een taalbeschouwend of taalkundig onderwerp mee kunnen nemen naar de bijeenkomst, wordt dat zeer op prijs gesteld. Intussen is er heel wat te vinden om leerlingen kennis te laten maken met taalkundige en taalbeschouwende onderwerpen. Dat taalkunde een waardevolle aanvulling op het bovenbouwprogramma in het vwo zou kunnen zijn, concludeerden bijvoorbeeld de auteurs van de methode Taalkunde voor de tweede fase (Hulshof, Rietmeijer & |
|
10 | |
291
28ste HSN-CONFERENTIE
Verhagen 2006); een methode die, zo bleek uit een korte enquête, door leerlingen in 4-vwo zeer wordt gewaardeerd. Een andere plaats waar inhoud voor taalbeschouwende of taalkundige lessen kan worden gevonden, is bijvoorbeeld de website van de eerder genoemde Taalcanon. Ook in het tijdschrift Onze Taal en op de website van het genootschap ‘Onze Taal’ is veel te vinden, en voor meer praktische invulling van lessen bieden de oefenopgaven op de site van ‘de Taalkunde Olympiade’ veel stof (de adressen staan hieronder genoemd). Het bespreken van deze en andere bronnen, en de bijdrage of aanvullingen van de deelnemers vormen het eerste deel van deze workshop.
3. Kennismaken met de wetenschap; de praktijk
Voor een groot aantal leerlingen blijken de lessen met een taalbeschouwende en/of taalkundige inhoud zeer inspirerend, zozeer zelfs dat dit in een aantal gevallen leidt tot bijvoorbeeld de keuze voor een dergelijk onderwerp in het profielwerkstuk (het PWS). Voor met name leerlingen in het vwo geldt vaak dat het PWS een eerste echte kennismaking is met wetenschappelijk onderzoek, waar ze in de meeste gevallen in hun vervolgstudie veelvuldig mee te maken zullen krijgen. Het doel van het PWS is tweeledig: het laat de leerling zich enerzijds verdiepen in theoretische kennis, en toetst de leerlingen anderzijds op vaardigheden, zoals het opzetten van onderzoek, experimenteren, analyseren, beschrijven en presenteren. Taal leent zich daarmee uitstekend als onderwerp voor dit werkstuk of voor een vergelijkbare onderzoeksopdracht in de bovenbouw van het vwo.
Een voorbeeld van een dergelijk profielwerkstuk is ‘Tweetalige kinderen, wat zijn de cognitieve voordelen?’ van Mikki Richert en Robin Smits (2014). De belangrijkste vraag die in dit werkstuk behandeld wordt, is of leerlingen die successief tweetalig zijn opgevoed in het voordeel zijn bij het uitvoeren van inhibitietaken (het vermogen niet te handelen naar of bij een bepaalde prikkel) ten opzichte van eentalige kinderen. Dat is eveneens een deelvraag in onderzoek dat op dit moment onder leiding van dr. Elma Blom gaande is aan de Universiteit Utrecht. De samenwerking van de leerlingen met promovendi in deze onderzoeksgroep heeft geleid tot een mooi werkstuk, met gebruikmaking van tests die ook in de studie in Utrecht worden ingezet. Opvallend was dat deze onderzoekstaken door leerlingen goed af te nemen waren, en interessante, bruikbare data opleverden voor een statistische analyse. Twee gebruikte, op inhibitie gerichte taken met de omschrijvingen zoals die in het profielwerkstuk zijn opgenomen, staan hieronder ter illustratie afgebeeld (figuur 1). In het tweede deel van deze workshop bekijken we deze en een aantal specifiek taalgerichte taken die door leerlingen gebruikt kunnen worden bij het doen van taalkundig of taalbeschouwend onderzoek.
292
10. Taalbeschouwing
Figuur 1: De Sky Search en de Stroop Test (uit: Richert & Smits 2014).
Referenties Publicaties
Boogaard, M. & M. Jansen (red.) (2012). Alles wat je altijd al had willen weten over taal. De taalcanon. Amsterdam: Meulenhoff.
Hulshof, H., M. Rietmeijer & A.Verhagen (2006). Taalkunde voor de tweede fase van het vwo. Amsterdam: Amsterdam University Press.
Richert, M. & R. Smits (2014). ‘Tweetalige kinderen, wat zijn de cognitieve voordelen?’. Profielwerkstuk vwo, Eerste Christelijk Lyceum, Haarlem.
Websites
-
http://www.taalcanon.nl/
-
https://onzetaal.nl/
-
http://onderwijs.leidenuniv.nl/honoursacademy/olympiade/
10
293