Peter M. Nieuwenhuijsen · 20ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2006 · pagina 174 - 177
TWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS
Ronde 1
Peter M. Nieuwenhuijsen
NHL Leeuwarden & Rijksuniversiteit Groningen Contact: nieuwduin@hetnet.nl
De herontdekking van een woord:
een taalkundeproject over een bijzonder die
Een spectaculaire kant van wetenschap is dat er soms iemand een ontdekking doet, zoals op 18 september 2006, toen bekend werd dat voor de kust van Nieuw-Guinea tientallen nieuwe vissoorten waren aangetroffen.
Kun je ook dingen ontdekken op taalgebied? Elk jaar verschijnen er krantenartikels en boekjes met 'de nieuwe woorden van 200...' Zijn dat nu ontdekkingen, of zijn die nieuwe woorden eigenlijk uitvindingen? Het mooist zou het voor een taalkundige zijn als hij een woord ontdekte dat er al heel lang was, maar nog nooit was opgemerkt, dus net als die vissen. Maar hoe zou zo'n woord onopgemerkt kunnen blijven?
Zo'n woord kan zich eigenlijk alleen schuilhouden door zich te camoufleren. Het moet er net zo uitzien als een ander woord en het zou ook helpen als de meeste mensen het niet opschreven, maar wel mondeling gebruikten. Echt slim is het ook van zo'n woord om nu en dan eens van vorm te veranderen, zodat _de mensen door de bomen het bos niet meer zien.
In het woord 'die' – in de betekenis van 'hij' – meende ik zo'n woord te hebben gevonden. Dit staat namelijk niet in Van Dale, die alleen maar het betrekkelijk voornaamwoord en het aanwijzend voornaamwoord 'die' beschrijft. Een woord dat 'hij' betekent, is uiteraard een persoonlijk voornaamwoord. Bovendien is het mannelijk, i.t.t. de andere die's, die net zo goed vrouwelijk kunnen zijn.
Aanw.vnw. (pron.demonstr.) die :
Sjoerd is boos op Martin(1) omdat die(1) de afspraak heeft geschonden. Sjoerd is boos op Trudie(1) omdat die(1) de afspraak heeft geschonden.
Pers.vnw (pron.pers.) die:
Sjoerd was boos op Martini toendie(1) de afspraak had geschonden. *Sjoerd was boos op Trudie(1) toendie(1) de afspraak had geschonden.
U gebruikt deze 'die' waarschijnlijk ook zelf, in bv. Weet je hoe hij dat deed?
174
7. Taalbeschouwing
-
De eerste stappen naar een nieuwe vorm van taalkunde-onderwijs in Nederland worden enigszins gekenmerkt doordat er vrij grote thema's bij de hoorns worden gevat: taalverwerving, taalverandering, taalvariatie, communicatie. Ik vind dat prima. Met het onderwerp 'die' wil ik niettemin laten zien dat twee klanken, drie letters, voldoende zijn voor een taalkundeproject. De grote thema's kunnen wel aan bod komen, maar aan de basis staat een enkel woordje.
Terug naar die. Al spoedig bleek dat ik geen ontdekking had gedaan. Weliswaar ontbreekt het woord in Van Dale, maar het staat wel in de ANS. Ook is het in de taalkundige vakliteratuur niet onbekend. In een artikel uit 1950 wordt dit woord als dialectisch besproken: het zou Zuid-Hollands zijn. Ook in de Reeks Nederlandse dialectatlassen zien we een concentratie van die in Zuid-Holland. Ik laat zien dat die in de 21e eeuw verspreid is over het gehele Nederlandstalige gebied. Op deze gegevens afgaande moet men concluderen dat zich een taalverandering heeft voltrokken.
-
Op deze plaats kan een opdracht 'Taalverandering' aan het verhaal worden vastgeknoopt. Aan de taalkundeles die ik tijdens de HSN-conferentie presenteer zal een dozijn opdrachten worden verbonden, die op dit moment nog niet zijn uitgewerkt. Zo kan een schoolklas van gevorderde vwo'ers of aso'ers in projectvorm actief worden.
-
Bij het woord die treedt een vorm van assimilatie op, tegengesteld aan de assimilatie die in het Nederlands gewoon is. In een woord als opdonder of een woordgroepje als op donderdag wordt de p een b, en ook in Nederland is *optonder(dag) niet grammaticaal. Daarentegen is Wie istie man? een volkomen geaccepteerde uitspraak. Het geassimileerde tie is dus een vorm van die. Het woord ie, dat eveneens hij betekent, is een ander woord.
-
Het verschijnsel van de tegendraadse assimilatie manifesteert zich ook bij enkele andere hoogfrequente woorden: daar, dan, dat, dit, die, deze, d'r [haar of er] en de. Bovendien is de verleden tijd van zwakke werkwoorden gebaseerd op deze omgekeerde assimilatie: jojode, woonde, werkte. Aan Friese en Nedersaksische voorbeelden is te zien dat het oude du ook de omgekeerde assimilatie mogelijk maakte, zoals in Oudnederlands ook te zien is.
-
Frysk: Wêr bisto? (Waar ben je?) Uit: Wêr bist do?
-
Oudnederlands: Gelobistu in got alemehtigan fadaer [Utrechtse doopgelofte, 8e eeuw]
5. Een opvallende eigenschap van het persoonlijk voornaamwoord die is dat het in het geheel niet tot de schrijftaal behoort. Een kenmerkend incident deed zich voor op
175
TWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS
Teletekst, toen daar eens de volgende tekst verscheen:
Chambery. In de Franse Alpen zijn bij een ongeluk met een heteluchtballon zes mensen om het leven gekomen. De ballon vloog in brand nadat die in botsing was gekomen met een hoogspanningskabel.
Deze tekst bleef enige uren leesbaar, maar werd vervolgens herzien: die werd gewijzigd in hij. Het aantal keren dat ik die tegenkom op schrift, is heel beperkt. Enkele speciale gevallen zijn de moeite om te vermelden, omdat ze laten zien dat het al dan niet toekennen van klemtoon niet alleen de betekenis van de zin verandert, maar ook de woordsoort waartoe die behoort.
-
Bak de kip vervolgens in de olie tot die goudbruin is. (NRC Handelsblad, 21 februari 2004)
-
Thor pakte de drinkbeker en smeet die zo hard tegen een stenen pilaar dat die er dwars doorheen ging en tegen de muur erachter kletterde. (Duivelse verhalen, Red. H. Figee, Amsterdam: Leopold 1994: 133)
-
Verder is het een typisch spreektaalwoord, dat intussen wijd en zijd kan worden opgetekend bij personen in het gehele Nederlandstalige gebied.
spelletjes gingdie doen met allerlei gezelschapsspelletjes, daarna gingie dus met jullie tekenen, schilderen
(vrouw, 51, hbo, Roosendaal)
En dan zegtie zo van ... en dan zeidie er nog even iets bij ofzo (...) Konnie wel om lachen. (...) sommige mensen verteldedie wel 's wat erbij ofzo.
(man, 22, Limburg, student te Nijmegen)
Op zich gaftie goed les en als je een vraag had gafdie goed antwoord. (...) Alsie thuis is, issie even chagrijnig, en dan kannie alles weer doen. (...) Over het algemeen istie altijd blij als jullie weer thuis zijn.
(vrouw, 19, VO, Drenthe)
-
Helemaal eerlijk ben ik nu even niet geweest, want intussen heb ik die wel degelijk al honderden malen op schrift gezien. Ik heb namelijk studenten gevraagd te googlen met vormen van die die je op het internet kunt verwachten, zoals zoudie, lieptie en deedie. Dat leverde talloze voorbeelden op, waaronder
-
na 5 jaar stilgestaan te hebben lieptie vandaag weer echt (Lommel, Belg. Limburg)
-
Nog 1 uurtje ongeveer en dan zoudie binnen moeten zijn (man, 24, Rotem,
176
7. Taalbeschouwing
Belg. Limburg)
-
deedie wel grappig die JK (jongen, 16, Overasselt Gld)
-
mijn broer is in 1 x geslaagd 21 lessen hadie nodig (...) en rijbewijs voor aanhanger deedie 3x over (jongen, 17, Heerenveen)
We zien nu dus het verschijnsel dat we op het internet geschreven bronnen van spreektaal aangeboden krijgen, alsof het Corpus Gesproken Nederlands voor niets is gemaakt...
Aan de les over die kunnen – op de juiste plaatsen – opdrachten worden verbonden over onder meer a. ontdekken en andere wetenschappelijke activiteiten, b. woordenboeken en nieuwe woorden, c. taalverwerving, d. dialecten en taalvariatie, e. de taalstandaard, f. de kofschip-verschijnselen, g. minderheidstalen, allochtone talen, streektalen, h. oudere taalfasen van het Nederlands en taalverandering, i. de kloof tussen spreek- en schrijftaal, j. nieuwe talen (zoals op internet) en taalverandering.
Ronde 2
Maaike Rietmeijer & -Hans Huishof ICLON - Universiteit Leiden
Contact: hulshof@iclon.leidenuniv.nl
Taalkunde in de tweede fase vwo: nu echt!
Komt tijd komt taalkunde!
Het schoolvak Nederlands kampt in Nederland al enige tijd met een imagoprobleem. Taalvaardigheidsonderwijs overheerst op dit moment het schoolvak Nederlands. Deze invulling biedt leerlingen niet alleen weinig inhoudelijke uitdaging, maar geeft ook geen goed beeld van wat taal is en wat een eventuele studie van het Nederlands zou kunnen inhouden. Waarom de studie van taal in het algemeen en die van Nederlands in het bijzonder van belang zou kunnen zijn, blijft voor de meeste leerlingen van het voorbereidend wetenschappelijk (!) onderwijs dan ook schimmig.
Taalkunde kan het schoolvak een meer inhoudelijke invulling geven, een belangwekkende, intellectuele en maatschappelijk gezien relevante inhoud. Inhoud die wel vrij veel aandacht krijgt in de media – van Poldernederlands en taalverloedering tot semantische primitieven en het nut van er. Het kweken van begrip voor wetenschappelijk onderzoek en het voorkomen van vooroordelen over taal(gebruikers) als gevolg van oppervlakkige observaties zijn argumenten voor de invoering van taalkunde.
In de afgelopen vijftien jaar hebben twee ministeriële adviescommissies gepleit voor taalkunde in het examen. Zo adviseerde de commissie-Braet in 1991 al om taalkunde
177