Het schoolvak argumentatie

Frans van Eemeren, Peter Houtlosser & Francisca Snoeck Henkemans  ·  15de Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  2001  ·  pagina 97 - 114

Soms worden er andere indelingen van soorten argumenten gebruikt dan in de eindtermen, sommige in de eindtermen vermelde soorten argumenten ontbreken in sommige methodes. Met name bij het onderdeel 'drogredenen' zijn er aanzienlijke verschillen. In de eerste plaats in de definitie van drogredenen. Sommige methodes hanteren de klassieke (vaak gekritiseerde) definitie van een drogreden waarin een drogreden een redenering is die geldig lijkt, maar dat in feite niet is. Een voorbeeld van deze benadering is Kiliaan.² Andere methodes maken onderscheid tussen `argumentatiefouten' (= redeneerfouten) en 'discussiefouten'; deze methodes sluiten aan bij de pragma-dialectische opvatting van drogredenen, waarin drogredenen als ondeugdelijke zetten in een discussiecontext worden gezien. Taallijnen is een voorbeeld van deze laatste benadering. De nieuwe methodes verschillen ten slotte ook nogal sterk van elkaar in de mate waarin de argumentatieve vaardigheden geïntegreerd worden met andere vaardigheden, zoals lezen, schrijven, spreken en samenvatten.

Door de vaagheid van de omschrijvingen en de eclectische vermenging van begrippen uit verschillende onderzoekstradities, wordt het er voor de docent Nederlands niet eenvoudiger op om het onderwijs in argumentatieve vaardigheden met behulp van de beschikbare lesmethodes op een verantwoorde manier vorm te geven. Daar komt nog bij dat het gebruik van veel van de in de eindtermen genoemde noties een aanmerkelijke hoeveelheid vakkennis vooronderstelt en dat het analyseren en beoordelen van zelfs bijzonder eenvoudige betoogjes vaak al allerlei specifieke complicaties met zich mee brengt – om nog maar te zwijgen van de veel langere betogende teksten die op het eindexamen zullen worden gebruikt. In dit artikel willen wij, uitgaand van het coherente conceptuele kader van de pragma-dialectische methode, ter adstructie een indruk geven van de soorten complicaties die in de praktijk kunnen optreden. Aan de hand van eenvoudige voorbeelden, die geschikt zijn voor behandeling in het voortgezet onderwijs, laten wij zien wat voor soort problemen zich bij het analyseren en beoordelen van een betoog kunnen voordoen.

3 De analyse en beoordeling van argumentatie

Argumentatie wordt in de pragma-dialectische argumentatietheorie opgevat als een vorm van taalgebruik die deel uitmaakt van een mondeling of schriftelijk communicatieproces dat er in principe op gericht is een verschil van mening tot een oplossing te brengen. Aangezien dit proces beter of slechter kan verlopen, heeft de studie van argumentatief taalgebruik behalve een descriptieve ook een normatieve dimensie. De beschrijving van wat er in argumentatieve teksten en discussies precies gebeurt, levert het basismateriaal voor de analyse van argumentatie. De normering die voor het oplossen van een verschil van mening ontwikkeld is, vormt het uitgangspunt voor een kritische beoordeling. Bij een verantwoorde beoordeling dient altijd te worden uitgegaan van een verantwoorde analyse.

Vaak wordt er in de praktijk een verkeerd dilemma gecreëerd. Aan de ene kant wordt er beweerd dat het toch geen kunst is om te zien wat in een betoog precies de standpunten en de argumenten zijn en dat alles in orde is als de argumentatie maar gewoon "klopt". Aan de andere kant wordt er verzucht dat het uiteindelijk toch onmogelijk is

98 I Het schoolvak argumentatie - Frans van Eemeren, Peter Houtlosser & Francisca Snoeck Henkemans

om de gecompliceerde argumentatieve werkelijkheid op een eenduidige manier te analyseren en dat argumentatie die door de een aanvaardbaar wordt geacht dat voor de ander helemaal niet hoeft te zijn. Uiteraard kunnen deze visies niet allebei juist zijn. Sterker nog, ze zijn het geen van beide.

Het is mogelijk de charme van deze visies, maar zeker ook hun zwakte, dat ze veel te ongenuanceerd zijn. Argumentatieve teksten en discussies kunnen bijzonder ondoorzichtig zijn en uiterst ingewikkeld in elkaar zitten. Toch is het in zulke gevallen wel degelijk mogelijk om tot een verantwoorde analyse en een verantwoorde beoordeling te komen. Een voorwaarde daarbij is dat bij voorbaat wordt ingezien dat een analyse niet meteen helemaal mis is als er op bepaalde punten verschillen van mening over bestaan en dat een beoordeling niet per se ondeugdelijk is als niet iedereen tot precies dezelfde conclusie komt. Sommige analyses zijn inderdaad helemaal fout, maar soms kan de ene analyse ook (bijna) even goed verdedigbaar zijn als de andere en datzelfde geldt, mutatis mutandis, voor de beoordeling. In beide gevallen hangt het helemaal af van de motivering - de argumentatie - die ervoor gegeven wordt, of een bepaalde analyse of beoordeling de moeite waard is en hoger moet worden aangeslagen dan alternatieve analyses of beoordelingen. De pragma-dialectische methode stelt ons in staat verantwoorde analyses en beoordelingen tot stand te brengen.

De pragma-dialectische methode gaat uit van een welomschreven ideaalmodel van een kritische discussie die erop gericht is een verschil van mening door middel van argumentatie tot een oplossing te brengen. Dit ideaalmodel verschaft een overzicht van de discussiezetten (`taalhandelingen') die in de verschillende stadia van het oplossingsproces een constructieve rol kunnen vervullen en van de regels die door de beide partijen in acht dienen te worden genomen. Het model van een kritische discussie stelt de analysator in staat in de analyse tot een gerichte reconstructie van een argumentatieve tekst of discussie te komen die optimaal duidelijk maakt wat de relevante onderdelen zijn. De regels voor een kritische discussie maken het de beoordelaar mogelijk om op basis van de analyse een kritisch en intersubjectief aanvaardbaar oordeel te geven over de argumentatieve kwaliteit.³

4 Enkele pragma-dialectische kernbegrippen

Voordat kan worden nagegaan of alle stappen in een betoog of discussie de dialectische toets der kritiek kunnen doorstaan, moet er een analyse worden gemaakt waarin alle onderdelen die voor de beoordeling relevant zijn worden geïdentificeerd. Omdat het pragma-dialectische model van een kritische discussie het theoretisch kader vormt waarin de analyse plaatsvindt, fungeert de fasering van het oplossingsproces die in dit model wordt weergegeven als heuristisch uitgangspunt voor de analytische reconstructie. In de confrontatiefase van een kritische discussie ontmoet een ingenomen standpunt twijfel of tegenspraak, waardoor er sprake is van een verschil van mening. In de openingsfase worden de formele en materiële uitgangspunten vastgesteld waarop bij het oplossen van het verschil van mening een beroep kan worden gedaan. In de argumentatiefase worden er argumenten aangedragen ter rechtvaardiging of weer-

Het schoolvak argumentatie - Frans van Eemeren, Peter Houtlosser & Francisca Snoeck Henkemans 1 99

legging van standpunten en wordt er gereageerd op kritiek die deze argumenten op hun beurt oproepen. Een kritische discussie eindigt met een afsluitingsfase, waarin wordt vastgesteld wat het resultaat van de discussie is.

Vaak blijven er in betogen en discussies elementen impliciet of wordt alleen op een indirecte manier aangegeven wat er bedoeld wordt. Daarom vergt het analyseren van een betoog of discussie in de regel een meer of minder sterke mate van op pragmatische inzichten gebaseerde reconstructie. Zo'n reconstructie moet uitmonden in een analytisch overzicht waarin op ondubbelzinnige wijze wordt aangegeven wat voor type verschil van mening er is, welke posities de partijen precies innemen en wat in het betoog of de discussie de uitgangspunten zijn, welke argumenten er aangevoerd en `verzwegen' worden, welke argumentatieschema's er worden gebruikt en hoe de argumentatie is gestructureerd.

Verschillen van mening

Voor de beoordeling van een betoog of discussie is het in de eerste plaats van belang om vast te stellen wat precies het verschil van mening is: welke kwestie is er aan de orde en wie heeft daarin welk standpunt ingenomen? Meningsverschillen kunnen meer of minder ingewikkeld in elkaar steken. In het simpelste geval brengt één partij over één bepaalde kwestie een standpunt naar voren en heeft de andere partij twijfel over dat standpunt. Het geschil is dan niet-gemengd enkelvoudig. Alleen de partij die het standpunt naar voren heeft gebracht, heeft een verdedigingsplicht; de partij die uitsluitend twijfelt, heeft zelf dialectisch gezien niets te verdedigen. Complexer wordt het al wanneer er tegenover het standpunt van de eerste partij een tegengesteld standpunt wordt gesteld. Dan is het meningsverschil gemengd enkelvoudig. Ook de tweede partij heeft nu een verdedigingsplicht. De partijen kunnen ook over meer dan één kwestie een standpunt innemen of twijfels hebben. In dat geval is het meningsverschil niet langer enkelvoudig, maar meervoudig. Er zijn dan verschillende standpunten aan de orde gesteld, die elk afzonderlijk verdedigd moeten worden. In echte discussies kunnen uiteraard ook verschillen van mening voorkomen die zowel meervoudig als geheel of gedeeltelijk gemengd zijn.

Verzwegen argumenten en argumentatieschema's

Om duidelijk vast te stellen waar iemand die voor of tegen een standpunt geargumenteerd heeft bij de beoordeling van zijn argumentatie aan gehouden kan worden, is het van belang bij het reconstrueren van diens argumentatie de cruciale verzwegen argumenten te expliciteren. Verzwegen argumenten zijn onderdelen van de argumentatie die, hoewel ze niet onder woorden worden gebracht, toch impliciet deel uitmaken van de betreffende overtuigingspoging. Ze leggen namelijk een verband tussen het wel geformuleerde argument (of de wel geformuleerde argumenten) en het standpunt dat ermee verdedigd wordt. Dit verband kan expliciet worden gemaakt door eerst met behulp van de formule als argument, dan standpunt' vast te stellen wat in het betreffende geval het 'logisch minimum' is en vervolgens met behulp van contextuele en andere gegevens de aldus verkregen uitspraak algemener of anderszins informatiever te maken en zo te bepalen wat het 'pragmatisch optimum' is dat in die argumentatie als verzwegen argument kan gelden.

100 I Het schoolvak argumentatie - Frans van Eemeren, Peter Houtlosser & Francisca Snoeck Henkemans

Het verzwegen argument verwijst veelal naar een rechtvaardigingsregel waarop in de betreffende argumentatie een impliciet beroep wordt gedaan. De abstracte principes waarop zulke regels op hun beurt weer berusten, worden in de argumentatietheorie aangeduid als argumentatieschema's. In de meest algemene termen uitgedrukt, kan een argumentatie gebaseerd zijn op het argumentatieschema van de 'kentekenrelatie', op het argumentatieschema van de 'oorzakelijke relatie' of op, het argumentatieschema van de 'vergelijkingsrelatie'. Bij elk argumentatieschema behoren specifieke kritische vragen, die bij de beoordeling van argumentatie van dat type gesteld dienen te worden om na te gaan of de argumentatie deugdelijk is.

Complexe argumentatie en argumentatiestructuren

De argumentatie voor een standpunt kan uit één enkel argument (met een aanvullend verzwegen argument) bestaan en heet dan enkelvoudig. In zo'n geval is de argumentatie erop gericht kritiek op het standpunt te ondervangen of daarop te anticiperen. Als in de argumentatie tevens geprobeerd wordt om (al dan niet werkelijk geuite) kritiek op het gegeven argument te ondervangen, is de argumentatie complexer. Er is dan sprake van onderschikkende argumentatie. Een andersoortige complexiteit doet zich voor bij de verschillende vormen van nevenschikkende argumentatie, waarin er meer argumenten ter verdediging van hetzelfde standpunt naar voren worden gebracht en elk volgend argument als het ware anticipeert op een (al dan niet geuite) tegenwerping tegen het eerder gegeven argument en ten doel heeft deze tegenwerping te pareren. Er kan na het geven van een argument ook een nieuwe poging worden ondernomen om het standpunt te verdedigen. Dan is er sprake van aparte verdedigingspogingen, die in principe los van elkaar staan, en is de argumentatie meervoudig. De wijze waarop de argumentatie gestructureerd is, is bepalend voor de manier waarop het betoog beoordeeld moet worden.

5 De uitvoering van een analyse

Om een indruk te geven van het soort beslissingen dat bij de uitvoering van een pragma-dialectische analyse genomen moet worden en van de problemen die zich daarbij in de praktijk kunnen voordoen, analyseren wij een aantal korte betoogjes. Deze teksten zijn afkomstig uit Vrij Nederland, waarin in september 1995 een reeks dertienjarigen geïnterviewd werd over 'het leven tot nog toe'. Een van de voorgelegde vragen was: 'Ben je voor de doodstraf?'

De specifieke context, een interview waarin de jongeren expliciet gevraagd wordt of ze voor de doodstraf zijn, maakt het in de meeste gevallen relatief eenvoudig om vast te stellen wat voor standpunt ze innemen. De meesten beginnen hun reactie met 'Nee' of 'Nee, tegen', zodat hun positie meteen duidelijk is. In reactie (1), van de enige dertienjarige die voor de doodstraf is, wordt nog wel een precisering gegeven van het standpunt:

(1) In de ergste gevallen wel. Van die echte seriemoordenaars mogen wat mij betreft wel in de gaskamer. Anders gaan ze gewoon weer door als ze uit de gevangenis komen.

Het schoolvak argumentatie - Frans van Eemeren, Peter Houtlosser & Francisca Snoeck Henkemans 1 101

Deze geïnterviewde is niet onvoorwaardelijk voor de doodstraf, maar alleen 'in de ergste gevallen'. In reactie (2) lijkt op het eerste gezicht een zelfde soort standpunt te worden ingenomen. Toch is het daar uiteindelijk niet duidelijk hoe het standpunt precies luidt:

  1. Dat ligt eraan waarvoor. Als iemand zes moorden heeft gepleegd, moet hij in een inrichting. Dan is hij niet volmaakt. Maar doodstraf: nee.

De openingszin, 'Dat ligt eraan waarvoor', suggereert dat de ondervraagde jongen de doodstraf niet in alle gevallen goedkeurt, maar wel bij ernstige misdrijven. Maar de rest van zijn reactie is niet met die interpretatie te rijmen. Zelfs iemand die zes moorden heeft gepleegd, zou volgens deze jongen nog niet de doodstraf verdienen. Is het plegen van zes moorden in zijn ogen nog niet erg genoeg? Gezien de nogal understatement-achtige opmerking 'dan is hij niet volmaakt', zou het kunnen dat hij dat bedoelt. Of er dan wel misdrijven zijn waarvoor hij de doodstraf een passende straf zou vinden, en wat voor gevallen dat zouden zijn, wordt niet duidelijk.

De meeste dertienjarigen geven argumenten voor hun standpunt. Soms maken ze ook ondubbelzinnig duidelijk dat ze argumenten geven door bijvoorbeeld indicatoren van argumentatie als 'want' te gebruiken. Toch is het ook zonder een dergelijke aanwijzing in de meeste gevallen wel duidelijk dat er argumentatie wordt gegeven. Al was het maar omdat dat na het innemen van een controversieel standpunt te verwachten valt. Niettemin is er soms enige reconstructie nodig voordat precies duidelijk is waar de argumenten op neerkomen. Dat is bijvoorbeeld het geval in reactie (3):

  1. Nee, tegen. Waarom zou je dat doen? Geef hem maar levenslang.

Oppervlakkig beschouwd, lijkt hier van argumentatie geen sprake te zijn. Na het standpunt stelt de geïnterviewde eerst een vraag en geeft vervolgens een advies. Maar er is ook een andere interpretatie mogelijk, waarin we niet alleen afgaan op wat er letterlijk gezegd wordt, maar kijken of het mogelijk is dat er misschien indirect argumentatie wordt gegeven voor het standpunt 'Ik ben tegen de doodstraf'. Het lijkt gerechtvaardigd om de vraag 'Waarom zou je dat doen?' niet als een echte vraag op te vatten, waar de interviewer op geacht wordt te antwoorden, maar als een retorische vraag die indirect neerkomt op de bewering 'Het is niet nodig om dat te doen'. Ook lijkt het legitiem om het advies niet als een echt advies op te vatten. Het heeft immers weinig zin om een dergelijk advies te geven aan de interviewer, die op geen enkele manier bij de beslissing over het lot van eventuele misdadigers betrokken is. Met dit zogenaamde advies lijkt de geïnterviewde eerder te willen aangeven dat er een goed alternatief is voor de doodstraf: je kunt een misdadiger ook levenslang geven. Dit argument ondersteunt het eerste argument, zodat de complete argumentatie luidt: het is niet nodig om iemand de doodstraf op te leggen, want je kunt hem ook levenslang geven.

Ook als duidelijk is dat er sprake is van argumentatie en wat die argumentatie precies inhoudt, wil dat nog niet zeggen dat de bedoelingen van degene die het betoog houdt daarmee volledig helder zijn. In de meeste betoogjes voor of tegen de doodstraf zijn

102 I Het schoolvak argumentatie - Frans van Eemeren, Peter Houtlosser & Francisca Snoeck Henkemans

één of meer argumenten verzwegen. Om te illustreren hoe het aanvullen van verzwegen argumenten in zijn werk gaat, beginnen we met reactie (4):

  1. Nee, ieder mens maakt wel eens fouten, de een erger dan de ander.

Ter ondersteuning van zijn standpunt dat de doodstraf niet moet worden toegepast, voert de geïnterviewde aan dat ieder mens wel eens fouten maakt, de een erger dan de ander. Wat is nu precies het verband tussen het standpunt en dit argument? De betreffende redenering kunnen we geldig maken door het argument en het standpunt door middel van een `als-dan'-uitspraak met elkaar te verbinden. Dan krijgt de redenering de vorm van een logisch geldige modus ponen. Maar de uitspraak Als ieder mens wel eens fouten maakt, de een erger dan de ander, dan moet de doodstraf niet worden toegepast' is niet erg informatief. Het is zo immers nog steeds niet helemaal duidelijk wat nu precies het verband is tussen het feit dat iedereen fouten maakt en het tegen de doodstraf zijn. Wat is, met andere woorden, het argumentatieschema dat hier wordt toegepast? Impliciet lijkt er in deze argumentatie een vergelijkingsrelatie te worden gelegd: er wordt een vergelijking gemaakt tussen mensen die fouten maken en daarvoor de doodstraf krijgen en mensen die fouten maken maar daarvoor niet de dood-- straf krijgen. De vergelijking maakt duidelijk dat hier iets zou moeten gelden als `gelijke monniken, gelijke kappen'. Daarom lijkt de volgende aanvulling van het verzwegen argument meer recht te doen aan de bedoelingen van de spreker: Als ieder mens (meer of minder ernstige) fouten maakt, dan is het onrechtvaardig om slechts enkelen de doodstraf te laten ondergaan'.

Ook reactie (5) is de moeite waard om eens nader te bekijken:

  1. Nee, straks jat ik zelf per ongeluk iets, en dan krijg ik zelf de doodstraf.

Als argument tegen de doodstraf voert de ondervraagde jongen aan dat hij straks zelf per ongeluk iets jat en dan zelf de doodstraf krijgt. Ook hier kan de redenering geldig worden gemaakt door toevoeging van de 'als-dan'-uitspraak: Als ik straks zelf per ongeluk iets jat en dan zelf de doodstraf krijg dan moet de doodstraf niet worden toegepast'. Een informatievere, iets meer generaliserende, aanvulling zou zijn: `Straffen die ik zelf ook zou kunnen krijgen moeten niet worden toegepast'. Hoewel deze aanvulling informatiever is, is het de vraag of hij recht doet aan de bedoelingen van de jongen. In dat verband is het interessant om nog eens goed te kijken naar de manier waarop hij zijn argument geformuleerd heeft. De combinatie 'per ongeluk iets jatten' doet tegenstrijdig aan. Het kan zijn dat de jongen 'per ongeluk' alleen maar heeft toegevoegd om geen al te slechte indruk te maken: hij is natuurlijk niet echt een dief. Maar er is ook een andere interpretatie mogelijk. Iets stelen is al een relatief licht vergrijp, en als het dan ook nog 'per ongeluk' gebeurt, dat wil zeggen door iemand als de jongen zelf die natuurlijk helemaal geen echte crimineel is maar misschien één keer in een impuls een fout maakt, dan zou het bijzonder onrechtvaardig zijn als hij daarvoor de doodstraf kreeg. En toch zou dat naar het idee van de jongen kunnen gebeuren als de doodstraf eenmaal is ingevoerd. In het licht van deze interpretatie is de volgende aanvulling van het verzwegen argument meer gerechtvaardigd: Als door

Het schoolvak argumentatie - Frans van Eenieren, Peter Houtlosser & Francisca Snoeck Henkemans 103

het invoeren van de doodstraf de kans bestaat dat ook mensen die zich aan een kleine overtreding hebben schuldig gemaakt de doodstraf krijgen, dan moet de doodstraf niet worden ingevoerd'.

Ook in reactie (6) is een argument verzwegen:

(6) Nee, want dan krijgt iemand die veel mensen heeft vermoord, dezelfde straf als
iemand die er één heeft vermoord. Je kunt iemand niet drie keer ophangen.

Dit is een ander geval dan de overige gevallen omdat het meisje dat hier aan het woord is de `als-dan'-uitspraak juist expliciet onder woorden heeft gebracht. Zij is tegen de doodstraf want als je de doodstraf toepast, dan krijgt iemand die veel mensen heeft vermoord dezelfde straf als iemand die er één heeft vermoord. Wat ontbreekt er nog aan deze argumentatie? Wat het meisje impliciet laat, is dat dit onwenselijk zou zijn. De argumentatie zou daarom kunnen worden aangevuld met een uitspraak waarin de norm tot uitdrukking komt die het meisje impliciet hanteert, bijvoorbeeld: de strafmaat moet afhangen van de ernst van het misdrijf.

Hoewel de betoogjes over de doodstraf allemaal nogal kort zijn, wordt er soms toch meer dan één argument gegeven. Om een goed beeld te krijgen van de structuur van een betoog, moet worden nagegaan wat voor relaties er bestaan tussen die argumenten en het standpunt. Ondersteunen de argumenten elkaar, zoals in voorbeeld (3), en is er dus sprake van onderschikkende argumentatie? Worden er verschillende onafhankelijke argumenten gegeven die elk apart een zelfstandige verdediging van het standpunt vormen, zodat de argumentatie meervoudig is? Vormen de argumenten een samenhangend geheel van redenen die alleen samen als een afdoende verdediging van het standpunt kunnen worden beschouwd en hebben we dus te maken met nevenschikkende argumentatie? Of is er misschien sprake van een combinatie van dergelijke argumentatiestructuren? Pas als duidelijk is hoe het betoog in elkaar zit is, kan bijvoorbeeld worden vastgesteld of de argumenten het standpunt nog voldoende aannemelijk maken als bij de beoordeling blijkt dat er één of meer argumenten afvallen omdat ze ondeugdelijk zijn.

Een complicatie bij het analyseren van de structuur van een betoog is dat er soms niet alleen argumenten vóór het verdedigde standpunt worden gegeven, maar ook op mogelijke tegenwerpingen van tegenstanders wordt geanticipeerd. Als duidelijk is dat de tegenwerpingen alleen maar genoemd worden om ze vervolgens als irrelevant terzijde te schuiven of om ze als onhoudbaar af te doen, dan is het probleem niet zo groot. In dat geval is het duidelijk dat de protagonist zijn standpunt meent te kunnen handhaven omdat de tegenargumenten niet opgaan. Maar soms is het niet zo duidelijk waarom de protagonist bepaalde tegenwerpingen noemt. Dan kan het lastig zijn om te bepalen of de protagonist zijn standpunt, ondanks de door hem zelf naar voren gebrachte kritiek, nog steeds meent te kunnen handhaven of dat hij in feite bereid is het standpunt op te geven.

Reactie (7) en (8) zijn voorbeelden van wat langere betogen. Laten we eens wat preciezer naar de structuur van deze twee betogen kijken, te beginnen met (7):

104 1 Het schoolvak argumentatie - Frans van Eemeren, Peter Houtlosser & Francisca Snoeck Henkemans

  1. Nee, daar ben ik tegen. Dat hoeft toch helemaal niet. Levenslang is net zo erg. En het leven is er niet om het af te nemen van een crimineel. Maar ik weet natuurlijk niet hoe het zit met zijn emoties. Als mensen hem echt haten om wat hij heeft gedaan, wil hij misschien wel liever dood.

In dit betoogje geeft het geïnterviewde meisje twee hoofdargumenten tegen de doodstraf: 'Dat hoeft toch helemaal niet' en 'Het leven is er niet om het af te nemen van een crimineel'. Haar argumentatie komt erop neer dat de doodstraf overbodig is en dat men niet het recht heeft over andermans leven te beschikken, zelfs niet als het om dat van een crimineel gaat. Het eerste hoofdargument, 'Dat hoeft toch helemaal niet', wordt ondersteund met een ander argument: 'Levenslang is net zo erg'. De twee hoofdargumenten kunnen elk als een zelfstandige verdediging worden opgevat, want zelfs als de doodstraf niet overbodig zou zijn, zou het argument dat men niet het recht heeft over andermans leven te beschikken nog steeds afdoende kunnen zijn.

Lastiger is het om te bepalen welke rol de laatste twee zinnen precies vervullen. Er zijn twee mogelijkheden. De tegenwerping dat de crimineel misschien zelf wel liever dood wil, zou als afzwakking kunnen fungeren van het tweede hoofdargument. In dat geval is de tegenwerping een voorbehoud bij dat argument: het leven is er niet om het af te nemen van een crimineel, tenzij de crimineel dat zelf wil. In die interpretatie zou het argument van het meisje komen te vervallen als 'de crimineel' zelf voor de doodstraf kiest. De tweede mogelijkheid is dat de tegenwerping niet op het net genoemde argument slaat, maar een manier is om duidelijk te maken dat het standpunt wellicht niet voor de rechtstreeks betrokkenen aanvaardbaar zal zijn. In dat geval maakt het meisje duidelijk dat ze op een gemengd verschil van mening over haar standpunt anticipeert: zijzelf is tegen de doodstraf, maar degenen die de straf zouden moeten ondergaan misschien niet.

Laten we ter afsluiting van deze voorbeeldanalyses nog even naar reactie (8) kijken:

  1. Nee, daar ben ik een beetje tegen. Het heeft niet zoveel zin om iemand te vermoorden die zelf iets heel ergs heeft gedaan, want dan merkt hij er niks meer van. Ik vind, iemand die iets heel ergs heeft gedaan, die moet in de gevangenis, of heel zwaar werk doen, zodat hij berouw kan voelen. Maar ik snap wel, dat je dan bang bent en dat je het liefst wil dat die moordenaar gedood wordt. Maar ik gun die moordenaar de doodstraf niet.

In dit betoogje worden twee hoofdargumenten gegeven tegen de doodstraf: het heeft geen zin iemand te vermoorden die iets ergs heeft gedaan, terwijl het wel zin heeft om zo iemand naar de gevangenis te sturen of zwaar werk te laten doen. De argumenten vullen elkaar aan en moeten samengenomen worden, omdat het argument dat de doodstraf geen zin heeft aan kracht zou inboeten als er geen zinvol alternatief zou zijn. Elk van deze twee nevengeschikte argumenten wordt van een nadere ondersteuning voorzien: het heeft geen zin iemand te vermoorden, want dan merkt hij er niets meer van en het heeft wel zin om iemand gevangenisstraf of dwangarbeid te geven, want dan kan hij berouw voelen.

Ook het meisje dat hier aan het woord is anticipeert op een mogelijke tegenwerping

Het schoolvak argumentatie - Frans van Eemeren, Peter Houtlosser & Francisca Snoeck Henkemans 1 105

tegen haar standpunt: potentiële slachtoffers zullen uit angst misschien toch de voorkeur aan de doodstraf geven. Maar zij maakt ook ondubbelzinnig duidelijk dat deze tegenwerping niet zwaarwegend genoeg is om haar standpunt op te geven: `Maar ik gun die moordenaar de doodstraf niet'.

Met de analyse van deze - eigenlijk nog heel eenvoudige - betoogjes hebben we een indruk gegeven van de verschillende stappen die bij een pragma-dialectische analyse van een betoog gezet moeten worden en van de keuzes die daarbij moeten worden gemaakt. Uitgaande van de letterlijke tekst, hebben we waar dat nodig en mogelijk was steeds de formulering van de argumenten en de standpunten aangescherpt en de verzwegen stappen expliciet gemaakt. Daarbij was het algemene streven zoveel mogelijk recht te doen aan de (impliciete) bedoelingen van de geïnterviewde. De bedoelingen van een spreker of schrijver zijn meestal niet rechstreeks uit de tekst te halen. Daarom moet bij de analyse worden nagegaan welke mogelijke interpretatie het meest in overeenstemming is met het uitgangspunt dat er geprobeerd wordt om een relevante en zinnige bijdrage te leveren aan de discussie. We zijn ervan uitgegaan dat de geïnterviewde jongeren in principe geen loze vragen stellen, zinloze adviezen geven of (impliciete) beweringen doen die volstrekt triviaal zijn of waarvan bij voorbaat duidelijk is dat ze onhoudbaar zijn. Door een zo redelijk mogelijke reconstructie te geven van diens standpunt en argumenten en de gegeven interpretatie zorgvuldig te motiveren, wordt de spreker of schrijver in de analyse steeds het voordeel van de twijfel gegeven. Bij de kritische beoordeling kan dan worden nagegaan of het standpunt inderdaad afdoende verdedigd is.

6 De uitvoering van een beoordeling

Om ervoor te zorgen dat een verschil van mening ook werkelijk tot een oplossing kan worden gebracht, dienen de partijen de regels voor een kritische discussie in acht te nemen. Iedereen die de pretentie heeft anderen door middel van argumentatie te willen overtuigen, kan in redelijkheid aan deze regels worden gehouden. Elke overtreding van één van de regels bemoeilijkt het oplossen van een verschil van mening en wordt daarom als een 'drogreden' aangemerkt. De tien geboden die voor een kritische discussie gelden, luiden als volgt:

  1. De vrijheidsregel: De discussianten mogen elkaar niet beletten standpunten of twijfel naar voren te brengen.

Overtreding van de vrijheidsregel kan bijvoorbeeld inhouden dat de protagonist een bepaald standpunt taboe verklaart of de tegenpartij belemmert een standpunt naar voren te brengen door hem persoonlijk aan te vallen (argumentum ad hominem) of hem door dreiging zodanig onder druk te zetten dat hij zijn standpunt of twijfel intrekt (argumentum ad baculum).

  1. De verdedigingsplichtregel: Een discussiant die een standpunt naar voren brengt, is verplicht dit desgevraagd te verdedigen.

106 I Het schoolvak argumentatie - Frans van Eemeren, Peter Houtlosser & Francisca Snoeck Henkemans

Als de verdedigingsplichtregel wordt overtreden, maakt de betreffende discussiant zich schuldig aan de drogreden van het ontduiken of verschuiven van de bewijslast.

  1. De standpuntregel: Een aanval op een standpunt moet betrekking hebben op het standpunt dat ook werkelijk door de andere partij naar voren is gebracht.

Overtreding van de standpuntregel heeft tot gevolg dat iemand een fictief standpunt in de schoenen wordt geschoven of dat iemands standpunt vertekend wordt. In beide gevallen spreekt men van de drogreden van de 'stroman'.

  1. De relevantieregel: Een standpunt mag alleen worden verdedigd door argumentatie naar voren te brengen die op dit standpunt betrekking heeft.

Het naar voren brengen van irrelevante argumentatie of zelfs van non-argumentatie is een drogreden die het gevolg is van het overtreden van de relevantieregel. Irrelevante argumentatie is argumentatie die niet op het verdedigde standpunt slaat; non-argumentatie kan bijvoorbeeld bestaan uit opscheppen in plaats van argumenten te geven.

  1. De verzwegen-argumentregel: Iemand mag de tegenpartij niet ten onrechte verzwegen argumenten toeschrijven of zich aan de verantwoordelijkheid voor een van zijn eigen verzwegen argumenten onttrekken.

Als de overtreding van de verzwegen-argumentregel inhoudt dat er een invulling van het door de andere partij verzwegen argument wordt gegeven die verder gaat dan waar deze aan kan worden gehouden, dan bestaat de drogreden uit het opblazen van wat er verzwegen is. Als de overtreding inhoudt dat iemand ontkent gebonden te zijn aan een correcte invulling van een door hem of haar verzwegen argument, dan is de drogreden loochenen wat er verzwegen is.

  1. De uitgangspuntregel: Iemand mag iets niet ten onrechte als een gemeenschappelijk uitgangspunt presenteren of ten onrechte ontkennen dat iets een gemeenschappelijk uitgangspunt is.

Bij een overtreding van de uitgangspuntregel die inhoudt dat iets ten onrechte als een gemeenschappelijk uitgangspunt wordt voorgesteld, kan er gemakkelijk een cirkelredenering ontstaan doordat het standpunt als uitgangspunt in de argumentatie wordt opgenomen. Andersom kan ook ontkend worden dat iets een gemeenschappelijk uitgangspunt is. Meestal gebeurt dit op een zo geraffineerde manier dat het de tegenpartij (en zeker derden) niet meteen opvalt.

  1. De argumentatieschemaregel: Een standpunt mag niet als afdoende verdedigd worden beschouwd als de verdediging niet plaatsvindt door middel van een geschikt argumentatieschema dat correct is toegepast.

Het schoolvak argumentatie - Frans van Eemeren, Peter Houtlosser & Francisca Snoeck Henkemans 1 107

Een overtreding van de argumentatieschemaregel die inhoudt dat er een argumentatieschema wordt toegepast dat in het betreffende geval niet mag worden toegepast, is bijvoorbeeld het gebruik van analogie-argumentatie in het strafrecht. Een van de meest treffende voorbeelden van het verkeerd toepassen van een argumentatieschema is post hoc ergo propter hoc (daarna dus daardoor).

  1. De geldigheidsregel: De redeneringen die in de argumentatie tot uitdrukking worden gebracht, moeten geldig zijn of door explicitering van verzwegen argumenten geldig kunnen worden gemaakt.

Bij het overtreden van de geldigheidsregel kunnen bijvoorbeeld de drogredenen optreden van het verwarren van noodzakelijke en voldoende voorwaarden en van het zonder meer gelijkstellen van eigenschappen van delen en gehelen.

  1. De afsluitingsregel: Een mislukte verdediging van een standpunt moet ertoe leiden dat de protagonist zijn standpunt intrekt en een afdoende verdediging van een standpunt dat de antagonist zijn twijfel aan het standpunt intrekt.

Een gevolg van overtreding van de afsluitingsregel kan zijn dat geconcludeerd wordt dat het standpunt waar is omdat het tegendeel niet is aangetoond. Deze drogreden staat bekend als het argumentum ad ignorantiam.

10. De taalgebruiksregel: De discussianten mogen geen formuleringen gebruiken die onvoldoende duidelijk of verwarrend dubbelzinnig zijn en moeten de formuleringen van de tegenpartij zo correct mogelijk interpreteren.

Overtreding van de taalgebruiksregel kan gemakkelijk tot een onduidelijkheids- of ambiguïteitsdrogreden leiden.

In hun onverhulde vorm zijn de drogredenen in de regel uiteraard het minst gevaarlijk. De kans om in een ambiguïteitsdrogreden te trappen is bijvoorbeeld minder groot bij een idiote redenering dan wanneer er in een ingewikkelde discussie een subtiel verschil in betekenis wordt gegeven aan bepaalde abstracte sleuteltermen. Als niet duidelijk is dat de één ergens iets anders onder verstaat dan de ander, dan lijkt men het al gauw eens zonder dat dit werkelijk zo is (`pseudo-enigheid').

Om te illustreren welke overwegingen bij het opsporen van overtredingen van de regels voor een kritische discussie een rol kunnen spelen, zullen we enkele strips van Peter van Straaten de revue laten passeren waarin Vader en Zoon elkaar of anderen met niet altijd even rechtmatige discussiezetten trachten af te troeven. Eerst een voorbeeld (uit Het Parool van 8 maart 1983) van het persoonlijk aanvallen van de tegenpartij:

Vriend: Daar gaat weer iemand in een bontjas! Schande! Bontjassen moeten verboden worden!

Zoon:   Zeg jij maar niks! Jij bent kunstschilder!

108 1 Het schoolvak argumentatie - Frans van Eemeren, Peter Houtlosser & Francisca Snoeck Henkemans

Het derde voorbeeld (uit Vader & Zoon literair, 1987) gaat over ongeoorloofde generalisaties:

Meisje: Jij bent bang voor vrouwen, hè?

Zoon: Ik? Hoe kom je daar bij? Wie zegt dat?

Meisje: Elly. En Thea. En Yvonne. En Suzy en Paula. En Ingrid...

Zoon: Wat zegt dat nou? Ik ben alleen maar bang voor Elly, Thea, Yvonne, Suzy, Paula en Ingrid. Verder niemand.

Is de zoon nu bang voor vrouwen of niet? Zijn ontkenning is niet erg geloofwaardig. Om te beginnen geeft hij al toe dat hij voor de zes genoemde dames wél bang is. Daar komt nog bij dat de opsomming van het meisje in het derde plaatje niet de indruk geeft uitputtend te zijn: gezien de puntjes achter 'Ingrid' lijkt het rijtje nog wel met enkele vrouwen te kunnen worden uitgebreid. Hoeveel vrouwen zijn er volgens de zoon eigenlijk nodig om te mogen generaliseren?

De zoon beschuldigt het meisje impliciet van een incorrecte toepassing van het argumentatieschema van de kentekenrelatie: zijn angst voor Elly, Thea, Yvonne, Suzy, Paula en Ingrid is, zo vindt hij, niet noodzakelijk een teken dat hij in het algemeen angst voor vrouwen heeft. Hij geeft aan dat er wat hem betreft sprake is van een overhaaste generalisatie: Wat zegt dat nou?' Strikt genomen heeft hij daar gelijk in, want wat zijn nu zes - of tien of twintig - vrouwen op de miljoenen vrouwen tellende vrouwenpopulatie? Maar in feite verschuilt de zoon zich alleen maar achter deze drogreden. Het meisje bedoelt in het eerste plaatje natuurlijk niet dat de zoon voor alle individuele vrouwen in de wereld afzonderlijk bang is: die kent hij natuurlijk niet allemaal. Nee, ze heeft het over de vrouwen met wie de zoon in aanraking is gekomen. En als hij voor al die vrouwen inderdaad bang blijkt te zijn, dan is het niet te gewaagd om te veronderstellen dat hij een zekere angst voor vrouwen heeft.

Misschien ligt de zaak eigenlijk nog iets ingewikkelder. Uit de woorden van het meisje blijkt namelijk niet dat de zes dames haar hebben verteld dat de zoon bang voor hén was, maar alleen dat ze allemaal de indruk hadden dat hij bang voor vrouwen is. Dat lijkt echter muggenzifterij, want het oordeel van de vrouwen zal wel degelijk op hun eigen ervaringen met de zoon zijn gebaseerd. Hier ligt het gevaar van een overhaaste generalisatie voor de betreffende dames overigens wel op de loer: 'Hij is bang voor mij, dus hij is bang voor vrouwen'.

Laten we voor de aardigheid ook een strip bekijken (uit Het Parool van 20 februari 1984) waarin logische fouten aan de orde komen:

Zoon: Ene meneer Van Heerwaarden heeft gebeld, pa.

Vader: 0? Wat moest-ie? Was het belangrijk?

Zoon:   Dat zei hij niet. Hij zou volgend jaar nog eens bellen.

Vader: Dan is het verdomd belangrijk. Belangrijke dingen hebben hun tijd nodig.

De conclusie van de vader, 'Dan is het verdomd belangrijk', vormt het sluitstuk van een redenering die in logische zin ongeldig is. Er zit een rare kronkel in, dat voel je

110 I Het schoolvak argumentatie - Frans van Eemeren, Peter Houtlosser & Francisca Snoeck Henkemans

intuïtief onmiddellijk aan, maar om precies uit te leggen wat er mis is, dat is minder eenvoudig. Volgens ons redeneert de vader als volgt:

  1.     Als iets belangrijk is, dan heeft het zijn tijd nodig.

  2.     Het telefoontje van meneer Van Heerwaarden heeft zijn tijd nodig.

  3.     Dus: Het telefoontje van meneer Van Heerwaarden is verdomd belangrijk.

In deze vorm is de redenering van de vader een schoolvoorbeeld van de drogreden die bekendstaat als de bevestiging van het consequens: door middel van premisse (2) wordt uit de bevestiging van het consequens van premisse (1) (`het heeft zijn tijd, nodig') in (3) de bevestiging van het antecedens (let is belangrijk') afgeleid. Deze afleiding is net zo ongeldig als de volgende:

  1.     Als het regent, worden de straten.

  2.     De straten zijn nat.

  3.     Dus: Het heeft geregend.

Dat de conclusie van deze redenering niet dwingend is, wordt duidelijk als men zich realiseert dat premisse (4) niet uitsluit dat de straten bijvoorbeeld ook nat kunnen worden als gevolg van een overstroming of door een brandweeroefening. Terug naar meneer Van Heerwaarden. Als in premisse (1) het omgekeerde had gestaan (Als iets zijn tijd nodig heeft, dan is het belangrijk'), dan was de redenering een perfecte invulling geweest van de geldige redeneervorm van de modus ponens Cals p dan q, p, dus q) en was er niets aan de hand geweest. Maar deze omgekeerde formulering is bepaald niet de meest voor hand liggende interpretatie van de uitspraak 'Belangrijke dingen hebben hun tijd nodig', die de vader in het stripje doet. Als we aannemen dat (1) inderdaad de correcte interpretatie is, dan draait de vader in zijn redenering de alsdan-relatie om: Als iets belangrijk is, dan heeft het zijn tijd nodig' wordt bij hem Als iets zijn tijd nodig heeft, dan is het belangrijk' - en dat mag natuurlijk niet zomaar. Door de redenering als het ware op zijn kop te zetten, maakt de vader zich niet alleen schuldig aan een drogreden, maar zorgt hij bovendien voor het onmiskenbaar komische effect van de strip. Daar komt nog bij - en dat versterkt het komische effect -dat het op zijn zachtst gezegd nogal naïef van hem is om te denken dat telefoontjes die wel een jaar kunnen wachten 'hun tijd nodig hebben'.

In het vijfde en laatste voorbeeld (uit Het Parool van 30 september 1985) lijdt de discussie vooral onder de semantische dubbelzinnigheid van de reactie van de zoon:

Vriendin:   Ga jij naar het feestje van Kees, op zijn verjaardag? Zoon: Wie komen er allemaal?

Vriendin:   Dezelfde mensen als vorig jaar.

Zoon:   Dan kan ik niet wegblijven.

Tenzij ze in de toekomst kan kijken, kan de vriendin natuurlijk niet letterlijk bedoelen wat de zoon uit haar woorden haalt. Daarom kan de conclusie van de zoon ook

Het schoolvak argumentatie - Frans van Eemeren, Peter Houtlosser & Francisca Snoeck Henkemans 1111

absoluut niet uit haar antwoord volgen. De ambiguïteitsdrogreden waar de zoon zich hier schuldig aan maakt, wordt niet veroorzaakt door dubbelzinnigheid van het aanwijzend voornaamwoord 'dezelfde', dat - zoals het woordenboek zo fraai aangeeft -altijd 'identiteit of gelijkheid' aanduidt, maar schuilt in de zin 'Dezelfde mensen als vorig jaar komen op het feestje van Kees'. Die zin is voor tweeërlei uitleg vatbaar. De letterlijke uitleg veronderstelt zonder duidelijke reden bovennatuurlijke gaven bij het meisje en valt daarom af. De andere uitleg is dat Kees dezelfde soorten mensen heeft uitgenodigd als vorig jaar: familie, collega's en vrienden - en bijvoorbeeld niet de buren. Als er in deze groepen geen grote mutaties hebben plaatsgevonden, is het niet te gewaagd om te veronderstellen dat het meisje bedoelt dat op het feestje globaal genomen dezelfde mensen zullen komen als vorig jaar. Misschien heeft Kees haar zelfs verteld wie hij heeft uitgenodigd of heeft ze een paar mensen gesproken die uitgenodigd waren en daaruit zelf geconcludeerd wie er verder zo'n beetje zullen zijn. Daar hoeft helemaal geen hocus-pocus aan te pas te zijn gekomen.

7 Basiskenmerken van de pragma-dialectische methode

Door een aantal voorbeelden te laten zien van verschillende soorten problemen die zich in de praktijk bij de uitvoering van een analyse en een beoordeling van een argumentatieve tekst of discussie kunnen voordoen, hebben wij tevens duidelijk gemaakt wat voor problemen er bij het geven van argumentatie-onderwijs te verwachten zijn. Wij hebben aangegeven hoe deze problemen met behulp van de pragma-dialectische methode worden aangepakt. Misschien is het nuttig om tot slot enkele voor het argumentatie-onderwijs belangrijke basiskenmerken van deze methode te benadrukken.

In de pragma-dialectische methode wordt er op grond van linguïstische inzichten in de functionaliteit van taalgebruik van uitgegaan dat er onderscheid dient te worden gemaakt tussen de communicatieve (`illocutionaire') en de interactionele (`perlocutionaire') aspecten van argumentatief taalgebruik. Aspecten van het eerste type hebben primair betrekking op wat er in een argumentatieve tekst of discussie - direct of indirect - precies naar voren wordt gebracht; aspecten van het tweede type op de aanvaardingseffecten die door middel hiervan bij de luisteraars of lezers worden nagestreefd. Uit het belang van dit onderscheid vloeit voort dat het wenselijk is om ook de analyse en de beoordeling van argumentatief taalgebruik goed uit elkaar te houden.

De uitvoering van een analyse of een beoordeling wordt in de pragma-dialectische methode in geen enkel opzicht als een mechanisch proces beschouwd. In beide activiteiten zullen zich voortdurend alternatieven voordoen die vereisen dat er een redelijke keuze wordt gemaakt. Een basiskenmerk van de pragma-dialectische methode is dat het maken van zulke keuzes als inherent aan het analyseren en beoordelen wordt beschouwd en dat het primair van belang wordt geacht dat de keuze voor een bepaalde oplossing bewust en op kwalitatieve gronden plaatsvindt. Het gaat dus niet om het vinden van het enig juiste antwoord, maar van het beste antwoord.

Op grond van wat voor overwegingen dienen de beslissingen bij de uitvoering van een

112 I Het schoolvak argumentatie - Frans van Eemeren, Peter Houtlosser & Francisca Snoeck Henkemans

analyse of beoordeling van een argumentatieve tekst of discussie genomen te worden? Volgens de pragma-dialectische methode dient er met behulp van pragmatische en dialectische inzichten grondig op de te nemen beslissingen te worden gereflecteerd. Deze reflectie houdt in dat er een zorgvuldige afweging plaatsvindt van de kwaliteiten van de beschikbare alternatieven. Dit gebeurt door na te gaan, in hoeverre de argumenten die voor en tegen elk van deze alternatieven pleiten steun vinden in de pragma-linguïstische kenmerken van de betreffende tekst of discussie en in de geest zijn van het kritisch-rationalistische redelijkheidsideaal.

Om de pragma-dialectische aanpak van de analyse en beoordeling mogelijk te maken, is er een theoretisch begrippenkader beschikbaar waarvan bij de uitvoering van de verschillende analyse- en beoordelingstaken gebruik kan worden gemaakt. De leerlingen dienen immers te kunnen uitgaan van heldere kernbegrippen, die hen staat stellen in te zien waarvoor de aan te brengen differentiaties relevant zijn. Een basiskenmerk van de pragma-dialectische methode is dat bij het creëren van een begrippenkader consequent gekozen is voor een dialectisch perspectief op argumentatie, waarin het argumentatieve proces als een (impliciete) kritische dialoog wordt gezien, en voor een reconstructie van de argumentatieve werkelijkheid die gebaseerd is op pragmatische inzichten in de factoren die voor een gerichte tekstinterpretatie van belang zijn, variërend van structurele kenmerken van argumentatief taalgebruik tot stilistische eigenaardigheden en connotaties.

Methodisch gesproken, wordt in de pragma-dialectische aanpak - om didactische redenen - uitgegaan van 'clear cases' en vervolgens systematisch van gemakkelijke naar moeilijkere gevallen toegewerkt. De systematiek bestaat er verder uit dat, uitgaande van het model en de regels van een kritische discussie, per discussiefase stap voor stap wordt nagegaan welke discussiezetten van belang zijn voor het analytisch overzicht of verband houden met een bepaalde discussieregel. Alleen in onoplosbare twijfelgevallen wordt er voor een zo goed mogelijk bij de pragmatische en dialectische benadering aansluitende standaardoplossing gekozen. De ervaring leert dat naarmate de leerlingen beter beginnen te begrijpen wat de bedoeling is en ze er daardoor ook steeds meer aardigheid in krijgen, het aantal onoplosbare twijfelgevallen afneemt. Veel oefenen, bij voorkeur van de receptieve vaardigheden doorgaand naar de productieve, is daarbij een conditio sine qua non.

Noten

  1. In Van Eemeren, Grootendorst en Snoeck Henkemans (2001) wordt uitgelegd hoe het schrijven van een betoog aan de hand van een overzicht van de argumentatiestructuur in zijn werk gaat (hfdst. 9).

  2. In Van Eemeren, Grootendorst, Snoeck Henkemans e.a. (1997, hfdst. 3) worden de belangrijkste bezwaren tegen de klassieke opvatting van drogredenen besproken.

  3. Zie voor een gedetailleerdere beschrijving van de pragma-dialectische analyse- en beoordelingsmethode Van Eemeren, Grootendorst en Snoeck Henkemans 2001.

Het schoolvak argumentatie - Frans van Eemeren, Peter Houtlosser & Francisca Snoeck Henkemans 1113

Bibliografie

Braet, A. (1999), Argumentatieve vaardigheden. Een praktische didactiek voor havo en vwo, met een inleiding in de argumentatieleer. Bussum: Coutinho.

Eemeren, F.H. van, R. Grootendorst & A.F. Snoeck Henkemans (2001), Argumentatie. Inleiding in het analyseren, beoordelen en presenteren van betogen. Tweede herziene druk. Groningen: Martinus Nijhoff.

Eemeren, F.H. van, R. Grootendorst & A.F. Snoeck Henkemans e.a. (1997), Handboek argumentatietheorie. Historische achtergronden en hedendaagse ontwikkelingen. Groningen: Martinus Nijhoff.

114 I Het schoolvak argumentatie - Frans van Eemeren, Peter Houtlosser & Francisca Snoeck Henkemans

EEN NIEUW LEVEN VOOR DE HISTORISCHE LITERATUUR'

Lia van Gemert

1 Inleiding: van tekst naar context

De laatste decennia is in de bestudering van de literatuurgeschiedenis het accent verschoven van de teksten zelf naar de wereld eromheen: de auteurs, hun cultuur, hun lezers. Daardoor is opnieuw duidelijk geworden dat literatuur een verzamelnaam is voor allerlei soorten teksten, die allemaal functioneren tussen andere culturele en maatschappelijke verschijnselen. Deze aandacht voor de context van literatuur klinkt ook door in de leermiddelen voor het voortgezet onderwijs. In de serie Tekst in Context bewerken universitaire neerlandici samen met docenten uit het voortgezet onderwijs teksten voor het studiehuis. Ze combineren aantrekkelijke onderwerpen met een toegespitste didactisering. De serie biedt nieuwe kansen voor het onderwijs in de literatuurgeschiedenis. In deze bijdrage worden twee delen uit de reeks kort besproken.²

2 Wilhelmus en de anderen: de artistieke cultuur

Het deel Wilhelmus en de anderen. Nederlandse liedjes 1500-1700 is opgebouwd rond zes thema's: de Tachtigjarige Oorlog, het zeemansleven, de religie, de liefde, maatschappijkritiek en de feestcultuur. De thema's worden verklankt in 21 liedjes, die een meerdimensionaal beeld van de maatschappij geven, niet alleen van Willem van Oranje en de maatschappelijke bovenlaag, maar ook van gewone mensen. De liedkeuze is dan ook gevarieerd: van het strijdbare Wilhelmus en Vondels verheven 0 kerstnacht schoner dan de dagen tot Een liedeke van Elisabeth (over het inquisitieproces tegen een doopsgezinde vrouw) en alledaagse kroegliedjes en zeemansliedjes. Ook de literaire verschillen krijgen hun kans: Bredero's bekende tafereeltjes van oude mannen die jonge meisjes willen versieren staan naast klassiekers als Het daget in den oosten, uit het Antwerps liedboek, en Hoofts 'Reine liefd' kan niet vergaan' (Als Jan Sijbrecht zou belezen). De teksten zijn herspeld en vertaald en door de groep Camerata Trajectina opgenomen op een (bijgeleverde) cd. Bij een aantal liedjes is de hedendaagse muzieknotatie afgedrukt en daarnaast zijn er tal van illustraties, zodat de brede artistieke cultuur van de zestiende en zeventiende eeuw tot leven komt.

Om verschillende redenen zijn liedjes als uitgangspunt gekozen. De directheid van veel liedteksten biedt de kans om aan te sluiten bij de belevingswereld van de leerlingen. Liedjes illustreren verder een kernpunt uit de vroegmoderne cultuur: de contrafacttraditie, waarin dezelfde melodieën steeds weer gebruikt werden voor nieuwe teksten. Kort als die liedteksten vaak zijn, nemen ze relatief minder lestijd in beslag. Via de groepering rond thema's wordt differentiatie mogelijk: na het eerste, algemene

Een nieuw leven voor de historische literatuur - Lia van Gemert 1 115

Labels

doelgroep
NT1-leerlingen
domein
taalbeschouwing/argumentatie
land
Nederland
onderwijstype
voortgezet/secundair onderwijs
thema
onderwijsleeractiviteiten

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

15de Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2001