Ervarend lezen, leeservaring, leesplezier. Een pleidooi voor enthousiasme en voorzichtigheid

Gie Bogaert  ·  14de Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  2000  ·  pagina 63 - 67

ERVAREND LEZEN, LEESERVARING, LEESPLEZIER
EEN PLEIDOOI VOOR ENTHOUSIASME
EN VOORZICHTIGHEID

Gie Bogaert

Al enkele jaren lees ik weer voor in mijn klas. Aan jongens en meisjes van zeventien. Elke les Nederlands in het zesde humaniorajaar begin ik met een kort verhaal uit Jim Heynens (1995) 'Dansen met de kippen'. De leerlingen varen daar wel bij. Ze luisteren graag, al was het maar omdat ze daarmee twee à drie minuten lestijd winnen. Op een heel schooljaar is dat al gauw een paar uur. (Ik hoef niet te vertellen dat leerlingen goed kunnen rekenen). Ik heb het er voor over. Ik lees voor omdat ik wil dat mijn leerlingen zien dat ik dat graag doe. Omdat ik wil dat ze zouden merken hoeveel plezier ik eraan beleef. Ik weet niet echt of ik met dat voorlezen meteen ook lezers van hen maak. Ik weet alleen dat wanneer leerlingen merken dat je iets met hart en ziel doet, zoiets aanstekelijk werkt. Het is, denk ik, een manier om ook hen een hart voor het lezen te geven.

Je hoeft aan mensen niet uit te leggen waarom adem en voedsel en liefde belangrijke dingen zijn in een leven. En aan sommigen ook niet dat een dak boven je hoofd en God belangrijk zijn. Mensen geloven dat graag. Ze zouden gek zijn als het niet zo was. Maar probeer ze maar eens uit te leggen dat je vindt dat lezen minstens even belangrijk is. Ik geloof wel dat ik kan zeggen dat lezen voor mij heel belangrijk is. Maar ik kan ook zeggen dat dat tegelijk nogal pijnlijk is. Want alle dagen van mijn leven, op bijna ieder moment ervan, word ik geconfronteerd met mensen voor wie lezen zowat het meest onbelangrijke is. Mijn huisgenoten vinden het een rare hobby - het woord alleen al - en ze begrijpen er geen moer van waarom ik zo graag lees. Ik doe al een hele tijd ook geen moeite meer om het ze uit te leggen. Meestal zeg ik dat ik geloof dat ik het zelf ook niet weet. En de leerlingen op de secundaire school waar ik de rest van mijn dagen vul, kunnen indrukwekkend lange lijsten maken met dingen die veel belangrijker voor hen zijn: hun lief, hun walkman, hun kapsel, hun baggy broek en hun favoriete voetbalteam, om maar wat te noemen. En wie kan hen dat kwalijk nemen?

Lezen is een bepaald solitaire bezigheid. Sommigen haasten zich om ze ook asociaal te noemen. Wie in die boosheid wil volharden, kan bij Gerrit Komrij bevestiging vinden. Komrij vindt dat literatuur net als muziek of schilderkunst een zo grote functie heeft dat hij zonder die dingen niet zou kunnen leven. "Maar," voegt hij er op de bekende ironische wijze aan toe, "het is een toch niet geringe schrik wanneer je merkt dat het grootste deel van de mensen, 99 punt 99 procent, wèl heel goed zonder dat de weg naar het graf kan vinden. De meeste mensen slaan zich knap door het leven heen zonder ooit èèn regel te hebben gelezen, laat staan dat ze van het bestaan afweten van het hogere boekentuintje dat literatuur heet. Voor mij," zegt Komrij, "is de vraag naar de functie, louter gevoelsmatig, een belediging op zich. Maar het tweede antwoord luidt dat de mensheid nu eenmaal andere prioriteiten heeft. Een beetje seks, een beetje moorden. Schoeisel ook, maar

Ervarend lezen, leeservaring, leesplezier - Gie Bogaert 163

toch vooral seks en doodslag." Het ergste is dat ik denk dat het allemaal klopt. En erg bemoedigend is dat niet. (Je zou voor minder beginnen drinken.) Maar er is nog hoop. Ik kan dat weten. Want ik ben een lezer en een schrijver geworden, hoewel ik zowat alle omstandigheden tegen had.

Wij hadden vroeger maar twee boeken thuis. Het ene was een hardcover van Barbara Cartland. Het was bij ons binnengewaaid nadat mijn vader de verkeerde bon naar Lekturama aan de Parklaan in Turnhout had gestuurd. Het boek kwam èèn keer in het jaar uit de kast. Om er gevallen blaren in te drogen. Het andere boek hadden mijn ouders toen ze trouwden van de pastoor cadeau gekregen.

Het was een soort voorlichtingsboek voor jonggehuwden, dat mijn vader angstvallig voor mij verborgen had gelegd achterin de derde la van de kast waar de radio op stond. Er stond in dat de beste tijd voor de geslachtsgemeenschap was: des avonds voor het slapengaan. Omdat er een deugddoende en noodzakelijke rust op volgde. (Ik heb dat altijd onthouden.)

Ook mijn leraren Nederlands in het secundair onderwijs hebben me niet echt aan het lezen gebracht. Ik herinner me hen vooral om dingen die weinig met lezen te maken hadden. Over èèn leraar weet ik nog dat hij op zaterdagochtend steevast een uur te laat kwam opdagen omdat hij de vorige avond te lang in de kroeg had gezeten. Van een andere leraar Nederlands herinner ik me slechts zijn fysieke handicap en het feit dat hij leren handschoenen droeg wanneer hij autoreed, maar ik denk wel dat hij verder een aardige man was. En van mijn laatste leraar weet ik alleen nog dat hij een slome, sloffende en zuchtende man was die met een dikke leren boekentas zeulde die nooit openging, en ook dat hij een keer verschrikkelijk tekeerging toen hij het over Karel van de Woestijne wilde gaan hebben en de jongen die naast me zat die aankondiging begroette met "Aha, de Sjarel." Verder weet ik nauwelijks nog wat over mijn leraren Nederlands. Ik geloof niet dat zij me hebben leren schrijven. Ik kan het me in ieder geval niet herinneren. Ik weet wel zeker dat ze er niet voor gezorgd hebben dat ik een lezer ben geworden.

Ik ben aan het lezen gebracht door een sportleraar. We noemden de man Flurk, naar de schurk uit 'De Kapoentjes'. Er werd over hem verteld dat hij als parachutist in de Congo op zijn kogels was gevallen en de littekens als roze herinnerigen op een rijtje op zijn dij had. Maar dat hebben we nooit gezien. Overdag was hij in een zwart trainingspak onze turnleraar, die ons netbal leerde en ons over de plint en de bok deed springen of aan het wandrek liet sterven, maar 's avonds en op woensdagnamiddag kleedde hij zich in een grijs pak en werd hij de meest aimabele man, die met zijn ogen dicht het meest verloren gewaande boek uit de rekken wist te halen en er nog een hele boel kon over vertellen ook. `s Ochtends had hij me nog verrot gescholden omdat ik niet had kunnen wachten om de volleybal een lel te geven en het enige raam in de sportzaal onder zijn ogen aan stukken viel, maar 's avonds in de bibliotheek - die toen nog zo veel mooier boekerij heette - noemde hij me Bogaert-ventje. Daar hield ik van. Hij weet het wellicht niet, maar ik ben Flurk nog altijd bijzonder dankbaar. Want hij heeft me aan het lezen gebracht. Door zijn onuitputtelijk enthousiasme. Door zijn indrukwekkende kennis en zijn nooit aflatende aanmoediging. Door wat tegenwoordig zijn voorbeeldfunctie heet. Het werkte zeer aanstekelijk.

64 I Ervarend lezen, leeservaring, leesplezier - Gie Bogaert

Ik vraag leerlingen graag naar hun leesgewoonten. Soms mogen ze die opschrijven, omdat ik heb geleerd dat ze dan oprechter durven bekennen waar het op staat. Ik verbaas me al lang niet meer over de schrale oogst die zoiets oplevert, maar het raakt me nog altijd wanneer zo'n jongen van achttien schrijft: ik HAAT lezen - in kapitalen! - en er tussen haakjes aan toevoegt (wellicht uit medelijden omdat hij een aardige jongen is) dat hij af en toe toch nog wel eens een artikel wil lezen in 'Beet' . Dat is, verduidelijkt hij vriendelijk, een tijdschrift voor hengelaars. Ik weet dat het niet erg sympathiek is en deontologisch ook helemaal fout, maar er is een tijd geweest dat ik dacht: Stik! Ga dan vissen! Maar wat moet een mens? Of beter: wat moet een leraar? Het is wel duidelijk dat je zo'n jongen helemaal geen plezier kunt doen met een Max Havelaar' of met 'De aanslag . Je moet in die dingen nogal voorzichtig zijn.

Het onderwijsblad 'Reflector' had een paar jaar geleden nog een boekenrubriek. Wie van de jonge lezers een abonnement nam op het blad en graag las en in een brief wilde vertellen waarom hij of zij graag een bespreking maakte, die kreeg een boek toegestuurd dat "hem of haar zou liggen". Ene Jorina De Brauwere kreeg zo Asbestemming' van A.F.Th. Van der Heijden in de bus. Dat satellietboek van De tandeloze tijd is, zoals bekend, een bijzonder requiem van Van der Heijden, waarin hij de liefde-haarverhouding tot zijn vader literair subliem gestalte geeft. Jorina De Brauwere las en besprak het boek. Ze schreef een beetje boos dat Van der Heijden zonder een greintje liefde het aftakelingsproces van zijn vader beschrijft en dat ze het erg vond wanneer men de dood van zijn vader gebruikt in een poging om zelf literair succes te oogsten. "Ik kan dit boek aan niemand aanbevelen," besloot ze.

Ik wil best geloven dat Jorina De Brauwere een lieve meid is, want ze leest graag, en ze vindt het prettig om besprekingen van boeken te maken. En ze zal ook wel blij zijn geweest dat haar tekst in een tijdschrift werd gepubliceerd. Ik gun haar die blijdschap ook. En ik vergeef haar het jonge onbegrip. Veel minder te vergeven vind ik de mijnheren en mevrouwen die de boeken van Salman Rushdie, Markies de Sade, Dostojevski, èn Adri Van der Heijden ter beoordeling naar adolescenten sturen en in de besprekingen van die jongens en meisjes niet lezen dat zij daar verschrikkelijk veel moeite mee hebben, gewoon omdat dat soort boeken bij zulke mensen beter nog een jaar of tien op de plank zou blijven staan. En helemaal onvergeeflijk is het dat die mevrouwen en mijnheren zich laten bijstaan door een Raad van Advies waarin zetelen een aantal professoren, hoogleraren, docenten en inspecteurs, èn een ere-secretaris-generaal van een pedagogisch bureau - en dat ook daar niemand onraad ruikt. Of gaslucht. Want met boeken moet voorzichtig worden omgesprongen, anders ontploffen ze, en dan is de schade niet te overzien, zoals blijkt uit de bespreking van Jorina De Brauwere.

Natuurlijk is zoiets geen pleidooi voor een nieuwe index - God beware! - of voor een verbrusselmansing van de adolescentenlectuur. Wat ik wil zeggen is dat het sommige boeken helemaal geen goed doet dat ze zonder inleiding of duiding aan jonge lezers worden gegeven. En dat zo'n duiding, hoe goed ook, voor sommige boeken niet eens volstaat. Dat er een soort boeken bestaat dat alleen maar kelder nodig heeft - om de lezer te laten rijpen.

Ervarend lezen, leeservaring, leesplezier - Gie Bogaert 165

Ik pleit dus ook voor voorzichtigheid. Want schrijvers maak je dan misschien niet op school, maar lezers wel. Lezers móet je maken, blijf ik maar denken. Let wel, ik ben geen doemdenker. Ik geloof niet dat het boek ooit zal verdwijnen. En ook met de zogenaamde ontlezing valt het, denk ik, allemaal nog wel mee. Al twijfel ik soms. Want probeer de lezers maar een keer te spotten. Het is opvallend hoe weinig er nog gelezen wordt op bus of tram of trein. Niet eens de Flair wordt nog opengeslagen. Ik vraag me ook af wie al die nieuwe mannenbladen koopt. Wie leest die eigenlijk? En wanneer? Recent statistisch onderzoek wees uit dat van twintig landen uit de ontwikkelde wereld op Portugal na Vlaanderen het slechtst scoort op het gebied van leesgedrag: amper vier op tien Vlamingen in de leeftijdscategorie 16 tot 65 jaar leest minstens èèn boek per maand. (Voor wie wil emigreren: in Nieuw-Zeeland wordt het meest gelezen.). En bij Cyrille Offermans hoef je ook al geen troost te zoeken. Hij verkondigt onomwonden dat de eisen die aan het literatuuronderwijs gesteld worden zodanig veranderd zijn, dat het een soort vrijetijdsbesteding is geworden. Leraren worden niet langer verondersteld een zekere kennis of een zeker inzicht over te dragen, maar ze moeten daarentegen luisteren naar de kinderen. Want die moeten zo veel mogelijk aangezet worden te vertellen wat zij overal van vinden. Het literatuuronderwijs is volgens Offermans ten prooi gevallen aan de meningencultuur. Iedereen vindt wat hij vindt en doet wat hij doet, en verder houdt het op. Hij noemt het een Veronicacultuur. Een tijd geleden had die televisiezender een slogan: Veronica komt naar je toe, toe, toe, toe, toe. Het onderwijs is nu ook zo geworden. De leraar komt naar je toe, toe, toe, toe, toe. Naar alles wat die kinderen vinden en met een air van wereldwijsheid verkondigen moet je met een heel serieus gezicht luisteren.

Maar er zijn ook andere signalen. Het succes van de Harry Potter-boeken, de overrompeling op de Boekenbeurs, die straks door acuut plaatsgebrek misschien uit Antwerpen gaat verhuizen, de zaterdagdrukte op de boekenafdeling van FNAC, de jeugdige belangstelling voor initiatieven als De Nachten van de Poëzie, Saint-Amour, de Jonge Gouden Uil, de inspanningen van de CANON-cultuurcel met steeds weer nieuwe leesbevorderingsprojecten. En als het aan de Vlaamse minister van Cultuur ligt komt er nog meer leesbevordering met een Vlaamse Stichting Lezen en zowaar een boekenbon! Enfin, misschien werd er nog nooit zo vèèl gelezen.

Maar derdegraadsleerlingen uit het secundair onderwijs blijven bij al die initiatieven altijd wat in de kou staan. Ze zijn geen gemakkelijk publiek. Zij komen in de literatuurlessen veelal tussen twee stoelen terecht. Ze balen vaak van de vele probleemromans in de adolescentenliteratuur, niet in het minst omdat ze die problemen zijn ontgroeid of ermee hebben leren leven. Anderzijds spreken de thema's van de volwassenenliteratuur hen nauwelijks aan. (Denk maar aan Jorina De Brauwere.) Van hun leerkrachten verwachten die leerlingen dat die hen helpen kiezen. Want gemakkelijk is het allemaal niet. Gelukkig zijn er genoeg mensen die daar verstandige dingen over zeggen. Marita de Sterck is zo iemand. Ik volg haar wel wanneer ze stelt dat het razend moeilijk is om het effect van negatieve ervaringen achteraf recht te breien, en dat er dan maar èèn remedie is: voorlezen. Ik begrijp ook goed haar vraag waarom goede jeugdliteratuur niet geleidelijker en bedachtzamer kan worden gemengd met een overwogen kwaliteitsvolle selectie uit de literatuur voor volwassenen. En ik treed haar bij wanneer ze stelt dat het inderdaad jammer is om jongeren op te zadelen met boeken waar ze nog niet aan toe zijn, maar dat het even jam-

66 I Ervarend lezen, leeservaring, leesplezier - Gie Bogaert

mer is om ze in de literatuurles romans op te leggen die niet genoeg literaire uitdaging bieden of die te zeer gebukt gaan onder onze volwassen verdedigings- en beschermingsmechanismen.

Toch voel ik ook veel - ondanks de cynische kanttekeningen van Cyrille Offermans - voor de nieuwe strategie van het tekstervarend en tekstbestuderend lezen. Dat de leeservaring als uitgangspunt wordt gekozen, lijkt mij een prima aanloop naar meer leesplezier. Want als leerkrachten hun leerlingen aan het lezen willen krijgen - en houden - dan moeten ze die vooral in en naast de canon leesplezier bieden. Het blijft nog steeds de allerbeste leesbevordering. Ook in de derde graad.

Bijzonder veel leerlingen uit die graad beweren dat ze voor hun leesinteresse en -gedrag veel meer rekenen op hun leerkrachten dan op de media. Dat bijna de helft van mijn klas bij het begin van het lopende schooljaar nog nooit van Kristien Hemmerechts had gehoord spreekt boekdelen. Zulke leerlingen zitten te wachten op initiatieven van hun leraren en leraressen en zijn bijzonder gediend met zorgvuldig samengestelde leeslijsten. Wat mij betreft mogen daar best ook thrillers en detectives op prijken. Vaak kunnen die een uitstekende aanzet zijn tot verdere leesontwikkeling. En natuurlijk kunnen goede adolescentenromans ook in de derde graad daarbij helpen. Al pleit ik tegelijk ook hier weer voor voorzichtigheid. Want te vaak nog wordt de literatuur misbruikt om de jongere te confronteren met alle mogelijke problemen die er zijn: verliefdheid, euthanasie, echtscheiding, mishandeling, verslaving, incest, racisme, aids, enzovoort, en zo verder. Soms vragen we leerlingen veel te snel naar hun opinie. We willen dat ze stelling nemen tegen of voor iets. Maar vaak zijn ze nog volop bezig een referentiekader voor die problematiek te ontwikkelen en weten ze nog niet zo goed wat ze erover moeten denken. En toch moeten ze erover praten. Lezen wordt op die manier al gauw sociale vorming en probleemanalyse, en zo komt het leesplezier alweer op de tweede plaats.

Ach, ik wil geen leesbevorderingsspecialist zijn. (Ik probeer alleen maar wat, net zoals zo velen.) Maar ik geloof heel erg dat het erop aankomt te laten zien dat leesplezier belangrijk is. Dat lezen belangrijk is. Belangrijk inderdaad voor de ontwikkeling van de persoonlijkheid. Belangrijk voor het bewustzijn en de eigenheid van iedereen. 'Lezen maakt van iemand een completer mens,' zegt Renate Dorrestein. Dat zijn in dit geval geen holle woorden. Het lezen is in de huidige beeld- en babbelcultuur aan een opwaardering toe. Want lezen doe je niet voor een ander. Ook niet voor de mijnheer of de mevrouw die Nederlands geeft. Lezen doe je in eerste instantie voor jezelf. En ja, een duwtje in de rug daarbij kan geen kwaad. En ook wat enthousiasme is wel goed. En wat voorzichtigheid. Het helpt niet altijd, ik weet het. Maar het is een goede start.

(Deze tekst verscheen eerder in een licht gewijzigde versie in VONK)

Bibliografie

Heynens, Jim (1995), Dansen met de kippen. Amsterdam: Nijgh & Van Ditmar.

Ervarend lezen, leeservaring, leesplezier - Gie Bogaert 167

Labels

doelgroep
NT1-leerlingen
domein
leesonderwijs
leesbevordering
literatuuronderwijs
land
Belgiƫ
onderwijstype
voortgezet/secundair onderwijs
thema
onderwijsleeractiviteiten

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

14de Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2000