Mariet Raedts · 21ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2007 · pagina 122
EENENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS
viseerd? Waar zaten er schrijfblokkades? Hoe zijn die opgelost? Hoe lineair is de tekst opgebouwd? Hoe pakken experts een vergelijkbare schrijfopdracht aan?
In de presentatie geven we suggesties hoe we via een gerichte observatie meer inzicht kunnen verwerven in ons eigen schrijfproces en dat van anderen. In enkele korte demonstraties geven we concrete voorbeelden van de didactische aanpak.
Ronde 7
Is observerend Ieren van andere schrijvers doeltreffender dan zelf oefeningen maken?
Mariet Raedts
Hogeschool voor Wetenschap en Kunst, Brussel mariet.raedts@vlekho.wen k. be
Samenvattingen schrijven van verschillende bronteksten is niet langer een exclusieve schrijftaak voor universiteitsstudenten. Ook in de laatste jaren van het secundair onderwijs moeten leerlingen werkstukken maken waarvoor zij verschillende teksten moeten raadplegen. Vaak overstijgen die 'syntheses' het beschrijvende niveau niet: de samenvattingen zijn niet meer dan knip-&-plak teksten waarin de informatie uit de verschillende bronnen achter elkaar gerapporteerd wordt. Daardoor bevatten de teksten veel herhalingen, niets ter zake doende details en soms zelfs tegenstrijdige gegevens.
In deze interactieve presentatie krijgt u twee observatieopdrachten te zien uit een digitale videocursus van 120 minuten. Die cursus leert wat een schrijver moet doen met tegenstrijdige en overeenkomstige informatie uit bronteksten, waarom hij de inhoud en opbouw van zijn samenvatting moet plannen, hoe hij een citaat of parafrase invoegt en waarop hij moet letten bij het nalezen van de tekst. In de filmpjes zijn telkens twee schrijvers te zien die hardop denkend hun tekst schrijven. De ene pakt de schrijftaak beter aan dan de andere. De observanten moeten na elke observatieopdracht uitmaken wie de goede en wie de minder schrijver is. Nadien kiezen zij een schrijver van wie zij de schrijfaanpak en de tekst uitgebreid bespreken. Aan het einde van de presentatie wordt ingegaan op de vraag voor wie de observatiecursus heeft meest doeltreffend is: zwakke schrijvers of goede schrijvers.
122