Ides Callebaut · 14de Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2000 · pagina 343 - 347
INDUCTIEF WERKEN: NIETS IS INTERESSANTER DAN DE WERKELIJKHEID
Ides Callebaut
Inleiding
Wanneer we nadenken over taalonderwijs, moeten we natuurlijk vooral aan de leerlingen denken. Wat hebben zij nodig, waarmee kunnen we hen het meest helpen, wat kan hen het meest gelukkig maken? Volgens mij leren kinderen heel veel wanneer zij zelf de werkelijkheid kunnen verkennen, informatie verzamelen en ordenen en daar besluiten uit trekken. Volgens mij vinden ze dat meestal ook leuk.
Wat mij altijd treurig gemaakt heeft, is dat zo weinig leerkrachten op die manier willen werken. Ik begrijp wel dat ze soms bang zijn van de onvoorspelbaarheden van die werkwijze. Daarom wil ik in dit artikel met een aantal voorbeelden uit de praktijk aantonen dat die onvoorspelbaarheden juist zo interessant, boeiend en leuk kunnen zijn.
1 Trappen van vergelijking
Je kunt natuurlijk van de voorbeelden van het schoolboek uitgaan of van voorspelbare activiteiten zoals drie leerlingen naast elkaar zetten en vragen wie de grootste is enz. Maar we kunnen het ook anders aanpakken: we kunnen bij voorbeeld onderzoeken hoe we in onze taal drie dingen met elkaar kunnen vergelijken. We zoeken dan zaken die de leerlingen aanspreken en die ze normaal vergelijken, bijvoorbeeld frieten, ijs en chocolade Callebaut. (Een ander merk is ook bruikbaar, maar niet zo lekker...) Je krijgt dan uiteraard normale trappen van vergelijking zoals
lekker 1 lekkerder I lekkerst
maar ook de klassieke uitzonderingen waaraan ook het schoolboek denkt en waarmee we dus geen moeite hebben, zoals
maar dan komen ook onverwachte dingen zoals
lekker I heerlijk verrukkelijk
Dan kunnen we daarop ingaan en vragen wat het voordeel is van werken met –er en –st tegenover drie verschillende woorden moeten zoeken. En dan kun je, zoals ik, een onver-
best
beter
goed
Inductief werken: niets is interessanter dan de werkelijkheid - Ides Callebaut 343
wacht antwoord krijgen dat ik nog nooit in een schoolboek gevonden had: 'Je kunt niet zeggen "ijs is heerlijk dan frieten"!' Daar had ik nooit aan gedacht.
Je kunt dan ook andere leuke trappen krijgen zoals:
niet lekker lekker lekkerst
het minst lekker minder lekker lekker
minst lekker lekker lekkerst
Taalkundig geestig is dat lekker hier niet als een vergrotende trap bedoeld is, maar er toch zo uitziet. Dubbel geestig is dat die vorm in het schema ook nog op de plaats van de vergrotende trap staat. Maar ik kan best begrijpen dat u daar niet echt hard om moet lachen.
2 Verwijswoorden
We vertrekken van echte zinnen in een context. We duiden de verwijswoorden aan en dan vragen we die zinnen om te zetten in een tekst zonder die woorden. Wanneer je dat zo aanpakt in plaats van te vertrekken vanuit voorgeselecteerde zinnen van een schoolboek, krijgen de leerlingen een veel echter beeld van het verschil tussen teksten met en zonder verwijswoorden.
Wat leren de leerlingen daar bijvoorbeeld uit? O.a. enkele voorspelbare dingen zoals:
verwijswoorden maken de tekst korter, aangenamer, minder nodeloos ingewikkeld;
-
we voorkomen herhalingen; maar ook dingen waar het schoolboek niet altijd aan denkt:
-
zonder verwijswoorden was het wel duidelijker, specifieker, zijn geen misverstanden mogelijk;
-
met verwijswoorden leggen we meer verbanden.
En dan krijg je van die interessante vragen zoals: 'Waarom is 'vandaag' een verwijswoord en 'dinsdag' niet?'
3 Zinnen en geen zinnen
Ik kwam in een zesde klas en hoorde de volgende dialoog:
Sanne: "Zijn het mooie?"
Jessie: "Ja!"
Sanne: "Oef? 'k Ga ze krijgen.',
Het was mijn bedoeling les te geven over 'zin of geen zin', maar die dialoog zou natuurlijk ook schitterende taalbeschouwingskansen gegeven hebben in verband met verwijswoorden.
Ik vroeg de leerlingen:
- Is 'Zijn het mooie?' wel een zin?
Een van de reacties op die vraag was dat Jessie stellig beweerde dat Sanne niet gezegd had `Zijn het mooie?', maar wel 'Zijn het mooie boeken?', m.a.w. dat Sanne het woord 'boeken' wel gezegd had.
344 I Inductief werken: niets is interessanter dan de werkelijkheid - Ides Callebaut
Deze opmerking was alleen mogelijk doordat ik van een echte situatie vertrokken was en daardoor kon ik heel concreet uitleggen waarom we zinnen kunnen zeggen waarin niet alles verwoord is.
AN – dialect
Ik hoorde in diezelfde klas Wim tegen Wendy zeggen:
"Wendy, worrom leg je do nietjies in?"
Een paar tellen later zei Wim tegen mij:
"Meneer, waarom staken jullie niet?"
Dat gaf natuurlijk aanleiding tot de discussie die ik in mijn les gepland had: over het gebruik van AN en dialect en tegen wie gebruik je wat en waarom. Maar doordat ik die zinnen op het bord schreef, hadden we ook een verhelderend gesprek over de spelling van dialect.
Daarna kwam een discussie over de eigenaardigheden van het Brugse dialect, wat natuurlijk leidde tot een vergelijking met andere dialecten. Maar weer ging die discussie een kant op die ik niet voorzien had en die heel verrassend interessant was. In alle geval heb ik nog geen schoolboek gezien dat het daarover had:
Ik vroeg:
"Solange, jij bent van Gent. Hoe zeggen ze dat in het Gents?"
Solange: "Ik weet het niet. We spraken thuis Frans."
Wat dan aanleiding gaf tot een vergelijking tussen Frans en Nederlands, maar we hadden het ook over andere dingen kunnen hebben.
Kortom, we hebben in deze les met de leerlingen van een zesde klas gediscussieerd over:
-
spelling voor AN, niet voor dialect;
-
taal pas je aan aan de luisteraar;
-
verschillen dialect-AN, Nederlands-Frans;
is de ene taal beter dan de andere?
-
hebben dialecten een spraakkunst?
-
gelijkenissen tussen talen;
-
het is heerlijk veel talen te kunnen spreken.
3 Pictogrammen
Over pictogrammen kun je ook in een schoolboek leren, maar ook hiervoor is de werkelijkheid veel interessanter en de pictogrammen liggen er voor het grijpen. Wat maak je dan mee wat je met het schoolboek niet meemaakt?
Leerlingen ontdekken dat ze elke dag pictogrammen voorbijlopen zonder erop te letten en dat ze daardoor ook nooit iets beseft hadden, bijv. dat ze een beschermd monument voorbijliepen.
-
Door de pictogrammen in hun context te bekijken, snappen ze waarom pictogrammen gebruikt worden en waarom ze zo opvallend en eenvoudig zijn.
-
Ze snappen waarom sommige pictogrammen minder groot en eenvoudig hoeven te zijn. Pictogrammen voor fietsers en voetgangers bijvoorbeeld.
-
Ze zien dat sommige pictogrammen altijd identiek zijn en sommige niet (bijv. de pictogrammen voor telefoon). Ze kunnen dan nagaan waarom.
Inductief werken: niets is interessanter dan de werkelijkheid - !des Callebaut 345
-
Ze zien het verschil tussen 'officiële' en andere pictogrammen.
-
Ze zien dat 'officiële' soms door particulieren ge-/misbruikt worden en waarom. - Ze leren gewoon beter naar hun omgeving kijken.
4 Schelden
In plaats van uit het schoolboek te vertrekken, liet ik de leerlingen elkaar eens lekker uitschelden. Dat bracht me weer op een verrassende ontdekking: er waren leerlingen die tegen hun vriendin niet wilden/konden schelden.
De leerlingen ervaarden ook tot hun verrassing dat wat zij geen erg scheldwoord vonden, anderen wel erg vonden.
5 Echte zin - echte boom
Ik wilde de leerlingen laten aanvoelen dat we zinnen net als andere dingen kunnen bekijken en dat zinnen, net als andere dingen een structuur hebben. Daarom liet ik hen door het raam naar een boom kijken en vroeg ze wat ze zich bij die boom konden afvragen. Ik noteerde hun vragen, maar zei dan dat ik het in deze les niet over bomen wilde hebben, maar over zinnen. Ik schreef een zin op die een leerling even voordien had gezegd en liet dezelfde vragen als die over de boom over de zin stellen. Dat gaf aanleiding tot de volgende gespreksonderwerpen:
-
Bomen hebben een structuur, een bouw, zinnen ook.
-
Er zijn ook soorten zinnen.
-
Bomen kunnen we gezond en ongezond noemen, zinnen ook, maar wanneer?
Een Nederlandse zin kan uit België komen. (Hebt u het al ooit zo bekeken?) -
Ook zinnen hebben diepe wortels.
Ik heb deze activiteit ook met studenten van de lerarenopleiding uitgeprobeerd en daar kwam de volgende heel boeiende, fundamentele bedenking over taal uit: Ook zinnen doen aan een soort fotosynthese: ze zetten onze ervaringen, gedachten en gevoelens om in dingen die we kunnen zeggen. Had u daar al aan gedacht?
6 Werkwoordschema om de werkwoordspelling te begrijpen
Als je echt inductief te werk gaat, kom je tot vaststellingen die je anders niet zo vlug maakt.
Schema's met werkwoordvormen voor de tegenwoordige tijd zien er vaak zo uit:
ÃÂ
noemvorm |
ik, ... jij, bevel |
jij, hij, zij, u, Piet, de juf, ... |
wij, jullie, zij, de leerlingen |
werken |
werk |
werkt |
werken |
spelen |
speel |
werkt |
spelen |
antwoorden |
antwoord |
antwoordt |
antwoorden |
zitten |
zit |
zit |
zitten |
weggaan |
ga weg |
gaat weg |
gaan weg |
346 I Inductief werken: niets is interessanter dan de werkelijkheid - Ides Callebaut
maar zelden zie je in een schoolboek:
afvragen I afvraag afvraagt I afvragen
Nochtans komen vormen zoals 'afvraag' wel degelijk voor. Als je dus van echte werk-woordvormen vertrekt, neem je die ook in het schema op. Schema's zijn echter vaak al bij voorbaat 'geprepareerd'.
Men leest zo'n schema ook niet altijd onbevangen en precies, maar vanuit de schoolboek-kennis van de regels. Zo ontdekt men vaak niet dat het vijfde principe van de spelling die van het gebruik is. Men neemt als argument: bij 'zit' is er al een t. Wat geen argument is: bij 'zitten' was er ook al een t en toch schrijven we daar altijd een tweede t bij. Waarom dan niet bij 'zit' nog een t? Het antwoord is dat we dat gewoon nooit doen op het einde van een woord twee t's schrijven. Duitsers bijvoorbeeld wel. Wij niet. In dit geval geldt het principe van het gebruik. Ik kom dat niet vaak in schoolboeken tegen. Ik denk dat de meeste schoolboekmakers geen werkwoordschema's opbouwen en die dan met een onbevangen blik bekijken. Ze gaan uit van wat ze al dachten.
7 Besluit
Ik vind inductief werken en daarbij van ongeselecteerd, echt taalmateriaal vertrekken dat voor de leerlingen iets betekent niet alleen heel zinvol voor de leerlingen, maar ook buitengewoon leuk voor mezelf. Ik leer op die manier elk jaar heel wat bij en ik amuseer me er rot bij. Ik wens al mijn collega's hetzelfde toe.
Bibliografie
Callebaut, I., Stevens, M. & S. De Jonckheere (1999), Taalbeschouwing op de basisschool. Basisboek. Leuven-Apeldoorn: Garant.
Stevens, M. & I.Callebaut (2000), Taalbeschouwing op de basisschool. Reisgids. Leuven-Apeldoorn: Garant.
Inductief werken: niets is interessanter dan de werkelijkheid - !des Callebaut 347