Leescultuur bij de middelbare scholier

Freddy De Schutter  ·  6de Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  1992  ·  pagina 258 - 261

Freddy De Schutter

LEESCULTUUR BIJ DE MIDDELBARE SCHOLIER1

Onderzoek naar de leesgewoonten van de middelbare scholier geeft volgend beeld te zien:   - tien procent volgt de literatuur op de voet;

tien procent leest regelmatig;

een kleine twintig procent neemt af en toe een boek ter hand; dat betekent dus dat zestig procent zelden of nooit leest.

Hierbij passen toch enige overwegingen. Ik moet er eerst en vooral op wijzen dat de situatie er vergeleken met 'vroeger' hoegenaamd niet op achteruit is gegaan. Werd er destijds meer gelezen dan nu? Het antwoord is een luid en ondubbelzinnig nee. Wanneer ik terugdenk aan mijn collegejaren, dan staat mij nog één ding ondubbelzinnig voor de geest: ik was een zonderling, want ik las. Er waren nog meer zonderlingen, die ook lazen. Samen vormden wij zo'n tien procent. Diezelfde tien procent, die de lezer bij het begin van deze bijdrage kan aantreffen: tien procent volgt de literatuur op de voet. Is er in een kwart eeuw (ondergetekende verwierf in 1966 zijn humanioradiploma) veel veranderd? Ja, natuurlijk, er is heel veel veranderd: jongeren doen globaal genomen meer aan sport dan vroeger, er is kleurentelevisie, zowat iedere jongere beschikt over een eigen stereo-installatie plus walk-man, iedereen heeft avond na avond een pleiade van ongeveer vijfentwintig TV stations te zijner beschikking, de kleinste uithoek van Vlaanderen is tegenwoordig voorzien van een videotheek, maar het leesgedrag van de jongeren is eigenlijk nauwelijks veranderd.

Een nog pikantere vraag: hoe zit het met de kwaliteit van onze lectuur? Ik neem opnieuw 1966 als uitgangspunt. Toen ik uit de humaniora kwam, had ik volgende auteurs gelezen (sommige alleen met aandacht, andere met aandacht en met liefde): Timmermans, Streuvels, Ruyslinck, Lampo, Daisne, Rosseels, De Pillecijn, Van Schendel, Berkhof, Michiels, Elsschot, Walschap. Ik zal er zeker een paar vergeten hebben. Belangrijker is natuurlijk welke auteurs ik niet had gelezen: Vestdijk, Wolkers, Boon, Mulisch. Gehoord had ik nog nooit van Gerard Komelis van het Reve (Reve had zijn naam nog niet veranderd) en W.F. Hermans. Ik liep nochtans school in een gerenommeerd college waar bepaald niet minachtend werd gedaan over cultuur en literatuur. Er studeren tegenwoordig heel wat jongeren af die niet alleen gehoord hebben over Mulisch en Hermans, maar hun werken ook nog intensief hebben gelezen en bestudeerd.

Moraal van het verhaal: niet de beeldcultuur, maar wel de secularisering heeft in Vlaanderen het leesgedrag van de middelbare scholier ingrijpend veranderd. Wordt er

258

door schooldirecties en pedagogische begeleiders nog repressief opgetreden? Een korte blik op de handboeken literatuur die momenteel in het vrij onderwijs circuleren, volstaat. Het antwoord is duidelijk: nee. Maar er is meer. In de commissie die het nieuwe leerplan moet opstellen en waarvan ik incidenteel de vergaderingen wel eens bijwoon, heb ik nooit één repressief geluid gehoord of zelfs maar een suggestie in die richting mogen opvangen. Het is en blijft een feit dat zestig procent van onze leerlingen uit zichzelf nooit naar een boek grijpt. Als docenten iets aan die zestig procent willen doen, dan zullen ze de moed moeten opbrengen om eisen te stellen. De ervaring leert dat leerlingen, wanneer ze ertoe gedwongen worden, best bereid en in staat zijn om literatuur van velerlei soort te verwerken.

1. Een overzicht van hoe leerlingen de Nederlandse literatuur ervaren

Bovenaan staat onbetwistbaar Willem Elsschot. Dit is al jaren het geval, zonder dat er ook maar enig spoortje van verlauwing in belangstelling of appreciatie te constateren valt. Elsschot valt bij iedereen goed, zowel bij de literatuurfanaten als bij die leerlingen, die alleen op commando een boek willen openslaan. Alleen over de titels bestaat discussie. Villa des Roses scoort het hoogst, op de voet gevolgd door Een ontgoocheling, De verlossing, Het dwaallicht, Lijmen, Het been. Tsjip spreekt veel minder aan. Pensioen en Kaas worden als vervelend en oninteressant ervaren.

Hoog in de gunst ligt ook De aanslag van Harry Mulisch. Vooral de helderheid en de leesbaarheid van dit boek, waarachter dan toch diepe inhouden schuilgaan, worden sterk geprezen. Twee vrouwen krijgt een matige waardering, Het stenen bruidsbed is voor de gemiddelde lezer uit het middelbaar onderwijs nauwelijks te verteren.

W.F. Hermans ligt goed in de markt. Maar de waardering schommelt nogal van boek tot boek. De donkere kamer van Damocles ligt goed in de markt. De boodschap wordt, na enige begeleiding, perfect begrepen. Uiteraard gaat van het oorlogsromanachtige karakter van dit boek een grote aantrekkingskracht uit. Maar het blijft een prettig en stimulerend feit, dat ook zogenaamd moeilijke boeken leerlingen kunnen boeien en fascineren. De vraag 'of Dorbeck nu al dan niet bestaat', wordt ook buiten de academische kringen gesteld en daar kan eenieder, die het goed voor heeft met de literatuur, zich alleen maar over verheugen.

Claus blijft voor leerlingen van het middelbaar onderwijs een hermetische en lastige auteur. Boeken als De hondsdagen, Omtrent Deedee en De Verwondering wekken weinig geestdrift op. De leerlingen begrijpen nauwelijks waarover het gaat, beklagen zich over de geringe leesbaarheid en brengen weinig waardering op voor wat de kritiek de gelaagde structuur van Claus' teksten noemt.

Ivo Michiels is een dominee voor een kleine kerk, maar de gelovigen zijn van het harde, onverzettelijke type. Leerlingen, die voor Michiels kiezen, behoren meestal tot het bestand van de vroegrijpen, ze hebben een vaag altematieve achtergrond en ze weten wat ze willen.

259

Marga Minco doet het opvallend slecht. Voor leerlingen van het middelbaar onderwijs is Het bittere kruid een saai, nietszeggend boekje. Dat juist die zogenaamde grijsheid de grote kracht ervan uitmaakt, gaat aan de meeste leeerlingen voorbij.

Weinig waardering ook voor Wolkers. Zijn thematiek, zijn mentaliteit lijken passé. Voor de menselijke tragiek, die achter Wolkers' stoerdoenerij zit, bestaat weinig begrip, laat staan waardering.

Met De avonden is het bij de middelbare scholier gesteld als bij de volwassenen: je bent ofwel helemaal pro, ofwel helemaal contra. Wie voor is, behoeft geen enkel woord ter verklaring, wie contra is, kan op geen enkele wijze tot bekering worden overgehaald.

Hoe is het met 'oudere' literatuur gesteld? Couperus en Buysse halen hoge cijfers. Van Couperus wordt vooral De stille kracht gewaardeerd. In mindere mate Van oude mensen de dingen die' voorbijgaan. Eline Vere ligt heel moeilijk: saai en lang, veel te lang. Buysse is een aangename verteller. Tantes, Het recht van de sterkste blijven een vast publiek vinden, hoewel de beschreven wereld sinds mensenheugenis verdwenen is. Een bewijs te meer dat een grote auteur de wereld naar zijn hand zet en niet omgekeerd.

Streuvels is daarentegen een auteur, die je alleen nog met begeleiding kunt brengen. Een leerling onvoorbereid op De vlaschaard loslaten, loopt meestal falikant af. Streuvels kun je alleen nog verkopen, als je eerst een lange en degelijke inleiding geeft. Walschap scoort tamelijk goed. Vooral Houtekiet, omwille van de spectaculaire kanten van het verhaal. Meisjes beleven verrassend genoeg vaak nog veel plezier aan Zuster Virgilia, hoewel de context waarin dit boek speelt, grotendeels achterhaald is.

Conscience is niet meer te verkopen.

Felix Timmermans is een geval apart. Soms vragen leerlingen zelf of ze Timmermans. mogen lezen, soms zijn ze na de lectuur van b.v. Boerenpsalm bitter teleurgesteld. Ook hier lijkt het alternatief te zijn: ofwel volledig pro, ofwel volledig contra. Eén ding staat vast: Pallieter gaat er niet meer in. Het boek dat nog het meest aanspreekt, is Adriaan Brouwer.

Van Bordewijk worden nog twee boeken gelezen: Karakter en Bint. Van die twee scoort Karakter het hoogst. Het is weliswaar een moeilijk en soms langdradig boek, maar het heeft bepaalde charmes. Vooral de strijd tussen een vader en zijn zoon spreekt nog altijd tot de verbeelding.

Kan men met goed fatsoen zulk een aartsmoeilijk auteur als Vestdijk nog op de middelbare school loslaten? Het antwoord is ja, maar de docent moet wel met een zekere listigheid te werk gaan. Allereerst moet er open kaart worden gespeeld en dus moet de docent duidelijk zeggen dat de eerste twintig bladzijden bij Vestdijk meestal een bezoeking betekenen. Na die eerste twintig bladzijden gaat het in boeken van Vestdijk met de leesbaarheid altijd in stijgende lijn. We kunnen niet alle zeventig titels die Vestdijk bijeenschreef, overlopen. Terug tot Ina Daman, voor velen Vestdijks meesterwerk, oogst een matige bijval. Hetzelfde geldt voor Ivoren wachters. De nadagen van Pilatus, De koperen tuin en vooral De kellner en de levenden blijven een tamelijk enthousiaste lezerskring vinden.

260

Johan Daisne doet het nog altijd verrassend goed. De trein der traagheid kan rekenen op een stevige waardering. Anderzijds zien vele leerlingen niet op tegen de lectuur van een bepaald niet gemakkelijk boek als De trap van steen en wolken. Naar de motieven hoeven we niet lang te zoeken: in ieder van ons leeft het heimwee of het verlangen naar 'die andere wereld'. Vooral tieners zijn hier extra gevoelig voor.

Kristien Hemmerechts is bij velen een rijzende ster, terwijl Walter Van den Broeck toch wat lijkt te tanen. Bij een bepaald segment - laten we zeggen de hele of halve altematievelingen - ligt Tom Lanoye goed in de markt.

Louis-Paul Boon is een typische auteur voor die tien procent, die de literatuur op de voet volgen. Ooit verklaarde mij een leerling dat hij tijdens de lectuur van De Kapellekensbaan nauwelijks nog tijd of aandacht vond voor andere activiteiten of zelfs gedachten. De gewone leerling heeft het dan weer heel moeilijk met Boons stijl en taalgebruik.

Met Eric De Kuyper heeft de middelbare scholier het knap lastig. Voortdurend klinkt dezelfde vraag: kun je zulk autobiografisch geschrijf nog wel tot de literatuur rekenen? En hoe staat het met Ruyslinck, Lampo en Vandeloo, lange, lange jaren dè auteurs van het Vlaamse schoolpubliek? Ruyslinck en Vandeloo bevinden zich in vrije val, Lampo doet het nog altijd behoorlijk, maar het gouden tijdvak behoort duidelijk tot het verleden.

2. Wat kunnen we doen om de leescultuur van de leerlingen te verhogen?

In de eerste plaats moeten we streven naar individualisering. Elke leerling moet de kans krijgen zijn/haar eigen lectuurpakket samen te stellen.

Persoonlijke begeleiding van de lectuur is nodig. Hiermee wordt bedoeld: leerlingen krijgen zoveel mogelijk informatie over inhoud, thematiek en interessante aandachtspunten van de boeken, die hen worden aangeboden.

Wij hoeven zogenaamd gemakkelijke lectuur (thrillers b.v.) niet te schuwen, zolang de leerlingen maar op een intelligente manier worden begeleid.

De lectuur van de leerlingen mag en moet zelfs worden opengetrokken naar de buitenlandse literatuur toe.

Het spreekt vanzelf dat de docent(e) zelf ook veel leest en de ontwikkelingen in de literatuur op de voet volgt.

Noot

Een uitgebreid artikel over deze kwesties zal binnenkort verschijnen in Ons Erfdeel.

261

Labels

doelgroep
NT1-leerlingen
domein
literatuuronderwijs
land
België
onderwijstype
voortgezet/secundair onderwijs

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

6de Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 1992