Henk de Lange · 7de Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 1993 · pagina 152 - 154
Kijk maar je ziet niet wat je ziet
Het tv-journaal in de klas
Henk de Lange
Het is zo langzamerhand een platitude te beweren dat de tv het centrale medium is in onze cultuur. Het is bekend dat er meer gekeken wordt dan gelezen. Voor Wie van cijfers houdt: van de vier uur die per dag aan media besteed worden, komt 66 % vo& rekening van de tv en 11,7% van de dagbladen. Het is duidelijk dat de tv op alle fronten wint. De reacties op de omslag van schrift- naar (overwegend) beeldcultuur zijn wisselend. De aanhangers van de zogenaamde reductie en passiviteitstheorie stellen dat tv-kijken leidt tot afstomping -een overdosis aan leed op het scherm maakt mensen immuun- en concentratievermindering, omdat tv-kijken minder reflectie zou vergen en meer impulsieve reacties losmaakt. Volgens Neil Postman staat bovendien alle informatie op tv gelijk aan amusement: wie ziet nog het verschil tussen een politicus tijdens een journaalinterview en in een spelprogramma? De aanhangers van de stimulatie-theorie stellen daartegenover dat tv veel positieve kanten heeft. Zij wijzen op informatieve school-tv-series en het meningsvormende karakter van praatprogramma's. Tv-programma's over boeken bevorderen het lezen (boekpromotie), het zien van een verfilming van een boek maakt velen nieuwsgierig naar het boek zelf. Positief is ook de sociaal-rituele functie van tv:, waar kerkdienst en gemeenschappelijke maaltijd veelal zijn weggevallen, is er altijd nog het gezamenlijk bekeken tv-journaal! Conclusie: Er is veel onaardigs en heel veel moois over tv te zeggen. Sinds Plato weten we al dat niets goed of slecht is; het hangt ervan af welk gebruik we ervan maken.
We doen er in elk geval goed aan het alomtegenwoordige medium tv niet te negeren. Integendeel. Er is alles voor te zeggen tv te integreren binnen het onderwijs. Bij vakken als geschiedenis en maatschappijleer gebeurt dit al. Tv-programma's vormen daar een deel van de lesinhoud. Bij het vak Nederlands, als communicatievak, zou het specifieke van tv als medium aan de orde kunnen komen. Hoe werkt het zenderboodschap-ontvangermodel bij tv? De docent moedertaalonderwijs heeft als wegwijzer in het taalverkeer ook hier een taak. Van communicatie-via-woorden naar communicatie via-woorden-plus-beelden is slechts een stap. Een mooie opdracht, maar is er ook tijd voor? Het antwoord is ja, als we ons realiseren dat er veel overlap is tussen talige en audiovisuele communicatie. Goede aanknopingspunten biedt het tv-journaal, dat met een kijkdichtheid van vier miljoen een bijna onaantastbaar prestige heeft. Als we bedenken hoe het nieuws verzameld, geselecteerd en gepresenteerd wordt, dan is het duidelijk dat er weinig verschil is tussen krant en tv-journaal. Ook publieksgerichtheid en human interest zijn in beide media sleutelbegrippen. Met andere woorden: vaak kunnen we communicatieve processen evengoed of wellicht beter! demonstreren aan de hand van tv. Door van één dag de journaaluitzendingen van NOS en RTL-4, eventueel aangevuld met het jeugdjournaal, met elkaar te vergelijken kunnen we leerlingen ervan bewust maken dat er uit het nieuwsaanbod altijd keuzes gemaakt worden. Deze zgn. horizontale analyse kan heel onthullend zijn. Interessant is ook de verticale analyse, waarbij volgorde en opbouw van bijvoorbeeld het NOS-
152
journaal bekeken wordt. Met welk nieuwsitem wordt begonnen (de leader)? In welke volgorde worden de overige nieuwsfeiten gepresenteerd, welke gebeurtenissen krijgen veel of weinig accent? Vervolgens kunnen we de resultaten vergelijken met die van RTL-4 (of het BRT-journaal). Van belang is natuurlijk ook de wijze waarop de nieuwsfeiten ingeleid en gepresenteerd worden. Is er één presentator of zijn er twee, die elkaar minzaam de bal toespelen. Hoe is de woordkeus: formeel of (quasi-)gezellig (taalbeschouwelijk interessant materiaal!), hoe wordt de kijker toegesproken ("Dag allemaal!" bij het jeugdjournaal of "Goedenavond" bij het Nos journaal). Is de nieuwslezer afstandelijk of laat hij/zij ook iets van emotie blijken? De rol van de presentator kan nauwelijks overschat worden. Uiterlijk, uitstraling, alles doet mee. Als Pia Dijkstra een ander kapsel heeft, is er een stuk minder aandacht voor wát ze zegt. Het tv-journaal geeft vooral veel te zien. En daarmee komen wij bij wat de tv zoveel invloed geeft: de kracht van het beeld.
Nu is volgens Postman het kenmerkende van tv-beelden dat je er geen specifieke vaardigheden voor nodig hebt om ze te begrijpen, dit in tegenstelling tot lezen. Je hoeft geen alfabet te kennen; jong en oud kunnen naar het zelfde programma kijken. Vandaar het universele succes van tv. Toch is de situatie ingewikkelder dan Postman voorstelt. De werkelijkheid die ons getoond wordt op het tv-scherm is namelijk altijd een geconstrueerde werkelijkheid. Uit het vele beeldmateriaal is een keuze gemaakt, waarna de verschillende shots tot een nieuwe, filmische werkelijkheid gemonteerd zijn. Dat er gemonteerd is, heb je als kijker nauwelijks in de gaten, omdat de sporen van het produktieproces zijn uitgewist. Daarom kan de filmische werkelijkheid gemakkelijk aangezien worden voor de 'echte' werkelijkheid. Het zal duidelijk zijn dat hier kansen liggen voor manipulatie van de kijker. Nu is daarvan bij het naar objectiviteit strevende journaal in de regel geen sprake. Niettemin zal elke montage per definitie onze kijkhouding en interpretatie van de beelden sturen en beïnvloeden. Door middel van een vergelijkende analyse van een nieuwsitem kunnen we leerlingen hiervan bewust maken - bijna altijd een eye opener!
Zo'n kijkoefening kan er als volgt uitzien. Ga het aantal shots na (een shot = één ononderbroken cameraopname) van een item in journaal A en vergelijk dat met het aantal shots van het zelfde item in journaal B. Let vervolgens op de volgorde van de shots; de betekenis van een shot wordt mede bepaald door de voorafgaande en de erop volgende shot. Wat zijn de gevolgen van al deze verschillen voor de interpretatie van de beelden? Belangrijk is ook het commentaar dat bij de beelden gegeven wordt. Aangezien beelden van nature meerduidig zijn en pas door het verbale commentaar eenduidig worden, is het van beslissend belang wat er bij gezegd wordt. Elk commentaar is_ onvermijdelijk een interpretatie. Vergelijking laat vaak zien dat soms verschillende commentaren bij dezelfde beelden worden gegeven. Beelden kun je laten buikspreken.
Door het zichtbaar maken van audio-visuele codes kan de automatische kijkhouding doorbroken worden. Zie je wel wat je ziet?! Uiteindelijk gaat het net als bij lezen altijd om decoderen en interpreteren. Als we het bij lezen wel doen, waarom dan niet bij kijken? Niet zonder reden plaats ik lezen en kijken op één lijn, naast elkaar en dus niet tegenover elkaar. Beide media hebben veel gemeenschappelijks. Beïnvloedings- en manipulatietechnieken zien we ook in kranten en tijdschriften. Het is zinloos een tegenstelling te creëren tussen lees- en beeldcultuur. Zo wordt in Het
153
dagbladbedrijf van C.H. Jansen -overigens een prima uitgave- onnodig stelling genomen tegen het medium televisie. Tv en krant zijn complementair. Waar het om gaat -in termen van onderwijs- is dat leerlingen communicatief weerbaar zijn. Bovendien moeten we ze leren oog te krijgen voor de sterke en zwakke punten van beide media. De televisie als visueel medium kan maximaal appelleren aan onze emoties; daarom zijn beelden van oorlogshandelingen zo indringend en vormen ze vaak de aanzet voor geëngageerd protest. De stelling dat de tv de werkelijkheid maakt, lijkt niet overdreven. Denk aan de oorlog in Vietnam, waarvan de tv-beelden ervoor zorgden dat de publieke opinie in Amerika gemobiliseerd werd. Een ander voordeel is dat tv het nieuws direct in huis brengt, we kunnen oog- en oorgetuige zijn van alles wat er, waar ook, gebeurt. Door de tv is onze wereld een global village geworden. De tv is echter ook een heel vluchtig medium dat niet altijd geschikt is voor reflectie. Voor een zorgvuldig gecomponeerde beschouwingen en argumentatieve betogen kunnen we beter terecht bij het typografisch medium.
Waar het op aankomt is dat leerlingen in beide media hun weg weten te vinden. Daarvoor is nodig een gerichte mediapedagogiek. Het vak Nederlands biedt daarvoor een geschikte bedding!
Literatuur Q
Centravoc (samenst.), In het begin was er ... Dallas. Televisie als onderwerp van vorming. Leuven/Den Haag 1988.
Dietze, A. en S.Klinkenberg (red.), Schermen met de realiteit. Televisie en onderwijs. Amsterdam 1987. Dossier beeldtaal, themanummer van Vonk (tijdschrift van de vereniging voor het onderwijs in het Nederlands), jrg. 19, juni 1990, nr. 6.
Jansen, C.H. Het dagbladbedrijf. 4e dr. Stichting Krant in de Klas. Amsterdam 1992.
Klinkenberg, S., e.a., Massamedia en taalonderwijs. DBN-cahier, nr. 14, Groningen 1984. Postman, N., Het verdwijnende kind. Weesp 1984.
Postman, N., Wij amuseren ons kapot. Houten 1985.
Sterkenburg, P.G.J.van, Taal van het journaal. Een momentopname van het hedendaags Nederlands. 's-Gravenhage 1989.
154