Lieve De Wachter · 22ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2008 · pagina 105 - 110
4. Hoger onderwijs
Ronde 3
Lieve De Wachter
Instituut voor Levende Talen, Leuven Contact: lieve.dewachter@ilt.kuleuven.be
Een begeleidingsinitiatief ‘Academisch Nederlands’ voor eerstejaarsstudenten aan de K.U. Leuven
-
Achtergrond
Een steeds groter wordende groep eerstejaarsstudenten heeft moeite om academische syllabi, cursussen en wetenschappelijke papers te doorgronden, notitie te nemen bij hoorcolleges of op een consistente en ‘academische’ manier schriftelijke antwoorden te formuleren op examenvragen. Wetenschappelijke papers schrijven is zo mogelijk een nog moeilijkere opgave voor veel eerstejaars.
Voor een deel hebben deze problemen te maken met de democratisering van het universitair onderwijs. De instroom van allochtone studenten of studenten uit het TSO of BSO was vroeger eerder een uitzondering, maar is nu heel reëel. Een aantal van deze studenten blijkt wel over de nodige intellectuele capaciteiten te beschikken om universitaire studies aan te vatten, maar is onvoldoende getraind op het vlak van de ‘academische vaardigheden’ om de stap naar het universitair onderwijs probleemloos te kunnen nemen. Enerzijds is er de kloof tussen middelbaar en hoger onderwijs en anderzijds is er niet zelden ook een kloof tussen de schooltaal en de thuistaal. Dat wordt vaak al duidelijk tijdens de middelbare schoolperiode, maar het uit zich nog meer in het hoger onderwijs. Taalzwakke(re) studenten hebben dan moeite om de instructietaal van het hoger onderwijs, het meer ‘academische’ Nederlands, adequaat te begrijpen omdat deze taalvariant abstracter en cognitief veeleisender is. Bovendien is het register dat gehanteerd wordt van een heel andere orde dan wat een gemiddelde scholier gewoon is. Veel eerstejaarsstudenten lopen dan ook verloren in deze meer abstracte taal (zie daarover ook: Bokhoven 2007). Het Onderwijsgericht Ontwikkelings Project (OOP) ‘Academisch Nederlands’ tracht studenten op verschillende manieren bij die problemen te begeleiden.
-
Doelstellingen en onderwijsvisie
Het OOP-project ‘Academisch Nederlands’ heeft als belangrijkste doelstelling om eerstejaarsstudenten die daar nood aan hebben (en dat willen), beter te begeleiden bij de academische deelvaardigheden ‘luisteren’, ‘lezen’ en ‘schrijven’. Een subdoelstelling is
4
105
TWEEËNTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS
het ontwikkelen en het aanbieden van taalondersteunend materiaal via een nieuw gecreëerde open leeromgeving.
Het OOP-project ‘Academisch Nederlands’ sluit naadloos aan bij de doelstellingen van het Meerjarenplan onderwijsvernieuwing en onderwijsverbetering van de Associatie K.U. Leuven, omdat het de doorstroom van kansengroepen, met name van taalzwakkere studenten, wil verbeteren. Met de ontwikkeling van een open leeromgeving en van taalondersteunend materiaal moet bovendien de overgang tussen het secundair en het hoger onderwijs vergemakkelijkt worden en moet de kloof tussen thuis- en instructietaal meer gedicht worden. Dit past perfect in de 2008-2013 doelstellingen van de Associatie K.U. Leuven waarin onder meer een systeem van studietrajectbegeleiding, bijzondere aandacht voor de begeleiding van eerste bachelorstudenten, aandacht voor kansengroepen en kwaliteitzorg van de begeleiding van studenten in het hoger onderwijs aan bod komen. Vooral de bijzondere aandacht voor de begeleiding van studenten uit eerste bachelor en de aandacht voor kansengroepen, vraagt om initiatieven zoals dit OOP-project.
3. Inhoud
3.1 Zelfkennistest
Het OOP-project ‘Academisch Nederlands’ bevat eerst en vooral een zelfkennistoets die online raadpleegbaar is via http://ilt.kuleuven.be/an/test/. Aankomende studenten kunnen zichzelf testen op hun academische vaardigheden door 20 meerkeuzevragen te beantwoorden. De test bevat algemene vragen over de academische ingesteldheid, de achtergrond (thuistaal, leesgedrag), de vertrouwdheid met academisch jargon en de inzicht in tekststructuren. Op basis van het resultaat van de test wordt een student geadviseerd om al dan niet extra begeleidingssessies ‘academische vaardigheden’ te volgen. Het advies is vrijblijvend.
3.2 Crash course
In de maand september worden twee ‘crash courses’ academisch Nederlands (20 uur / cursus) georganiseerd. Tijdens deze cursussen worden een aantal academische vaardigheden ingeoefend: luisteren naar hoorcolleges en notities nemen of samenvatten; leesstrategieën ontwikkelen voor het lezen van complexe academische teksten; de academische woordenschat verrijken; inzicht krijgen in wetenschappelijk schrijven. Bij al deze onderdelen speelt het academische register een belangrijke rol. Deelname aan deze cursus is gratis zolang het project loopt.
3.3 Begeleidingssessies tijdens het academiejaar
Om tegemoet te komen aan de vragen die leden van verschillende monitoraten, van
106
4. Hoger onderwijs
de Permanente Onderwijscommissies (POC’s) en van de Dienst Studieadvies regelmatig stellen, worden tijdens het academiejaar extra begeleidingssessies voor studenten voorzien. Enerzijds is het de bedoeling om studenten die de ‘crash course’ gevolgd hebben, verder op te volgen tijdens hun eerste jaar. Anderzijds kunnen ook monitoraten, POC-leden en vertegenwoordigers van de Dienst Studieadvies studenten doorsturen met problemen die samenhangen met academisch taalgebruik. In samenspraak met de betrokkenen kan de student dan begeleid worden rond die bepaalde problematiek.
3.4 Ontwikkeling open leeromgeving
Een nadeel van het succesrijke leerplatform ‘Blackboard’ dat binnen de K.U. Leuven en een deel van de Associatie gebruikt wordt, is dat al het aanwezige materiaal ‘gecompartimenteerd’ is per opleiding of vak. Dit heeft tot gevolg dat overkoepelende informatie, zoals de informatie in verband met academische vaardigheden, slechts versnipperd terug te vinden is. De open leeromgeving rond het OOP-project ‘Academisch Nederlands’ wil dit euvel verhelpen door vakoverschrijvend ondersteuningsmateriaal en oefeningen aan te bieden. Er wordt aandacht besteed aan de academische vaardigheden ‘lezen’, ‘luisteren’ en ‘schrijven’. De website is tegelijk een materiaalverzameling en een oefeningensite. Studenten selecteren de voor hen relevante oefeningen en kunnen de relevantie van de oefeningen ook quoteren. Docenten, assistenten of onderwijsondersteuners kunnen op elk moment zelf materialen toevoegen via een gebruiksvriendelijke interface.
4
Fig.1: Lay-out van de open leeromgeving zoals studenten die te zien zullen krijgen.
107
TWEEËNTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS
4. Testing en evaluatie
Om na te gaan of het project de vooropgestelde doelen bereikt, zullen de verschillende onderdelen op regelmatige basis geëvalueerd worden, in samenspraak met de Dienst Universitair Onderwijs (DUO). Zo zullen de studenten die de ‘crash course’ hebben gevolgd, verder opgevolgd worden en zullen er statistieken worden bijgehouden voor de open leeromgeving, zowel voor het aantal bezoekers als voor de gemaakte oefeningen:
Fig. 2: Overzicht van het aantal bezoekers van de open leeromgeving per dag / per maand.
108
4. Hoger onderwijs
Fig.3: Overzicht van de soorten gemaakte oefeningen en het percentage correctheid.
Op die manier wordt ervoor gezorgd dat de relevantie van de verschillende projectdoelen gecontroleerd wordt en dat het project zijn doel niet voorbijschiet.
-
Kritische bedenkingen en toekomstperspectieven
Hoewel het project beantwoordt aan een reële nood, rijzen toch enkele vragen en bedenkingen. Zo leert de ervaring dat het traditioneel niet de studenten zijn die er het meest nood aan hebben, die dergelijke extra begeleidingssessies spontaan volgen. Pas wanneer ze worden doorverwezen door de Dienst Studieadvies of door verantwoordelijken bij de monitoraatsdiensten, vinden zij de weg naar de extra begeleiding. Dat gebeurt dan meestal pas in de loop van of na het eerste jaar, waardoor kostbare tijd verloren gaat. Het zou daarom aangeraden zijn om alle middelbare scholen op dit initiatief attent te maken, niet enkel via sid-ins, maar ook via rechtstreekse contacten met klastitularissen van de laatstejaars. Op die manier kunnen de betrokken leraren leerlingen doorverwijzen van wie ze menen dat zij er baat bij kunnen hebben.
Bovendien is het ontzettend belangrijk dat relevante informatie en oefeningen daadwerkelijk op de open leeromgeving gepubliceerd worden. Daarvoor zal een aanhoudende bewustmaking van docenten en begeleiders noodzakelijk zijn via informatiesessies, studiedagen en workshops.
-
Samenwerking
Om ervoor te zorgen dat het project niet ‘op zich’ staat en dat het ook op lange termijn bruikbaar/relevant is, wordt met verschillende instanties binnen en buiten de universiteit samengewerkt. Binnen de universiteit wordt samengewerkt met de monitoraten en studentenbegeleiders van alle faculteiten, met de dienst Studieadvies, de dienst Onderwijscoördinatie en de dienst Communicatie en met de POC’s van alle
4
109
TWEEËNTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS
faculteiten. Buiten de universiteit wordt in de eerste plaats samengewerkt met het OOF-project ‘Taalvaardig in het hoger onderwijs: doorstroom en taalbeleid’ met als coördinator Elke Peters (Lessius). Binnen dat laatste project worden taalondersteunende materialen en methodologieën ontwikkeld voor opleidingen uit vier studiegebieden van het hoger onderwijs. De materialen en de oefeningen die in dat project worden ontwikkeld, zullen eveneens op de open leeromgeving van het OOP-project gepubliceerd worden.
Referenties
Associatie K.U. Leuven. Meerjarenplan voor Onderwijsvernieuwing en Onderwijsverbetering (2008-2013). (https://associatie.kuleuven.be/wg/groepen/intranet/ 0_meerjarenplan_onderwijs_2008-2013.pdf)
Bokhoven, M. (2007). “Verbeteren van de doorstroom van allochtone studenten. Welke rol kunnen de opleiders spelen?” In: Les, nr. 146, p. 3-5.
Ronde 4
Priscilla Heynderickx & Sylvain Dieltjens Lessius/K. U.Leuven
Contact: priscilla.heynderickx@lessius.eu syl vain. dieltjens@lessius. eu
E-mail: nettiquette en leesbaarheid
1. Inleiding
Het lezen, het beantwoorden en het verwerken van e-mail vereist steeds meer tijd, zowel tijdens als buiten de kantooruren. Talrijke studies hebben e-mail vanuit verschillende invalshoeken grondig doorgelicht (bijv. Ducheneaut & Watts 2005). Zo werd heel wat onderzoek verricht naar cognitieve aspecten (bijvoorbeeld in het kader van artificiële intelligentie en interactiemodellen), organisatorische aspecten (bijvoorbeeld om de ‘workflow’ te optimaliseren) en zakelijke aspecten (bijvoorbeeld e-mail als informatiesysteem in bedrijven en organisaties). Er werden in de loop van de jaren dan ook al verschillende softwarematige en structurele hulpmiddelen ontwikkeld om de communicatie via e-mail vlotter, i.c. minder tijdrovend, te laten verlopen. Er is tot nog toe echter weinig taalkundig onderzoek naar e-mail verricht en er zijn weinig of geen specifiek nationale of internationale normen voor e-mailverkeer gedefinieerd en goedgekeurd. Heel wat taalkundige aspecten kunnen nochtans de leesbaarheid en de aan-
110