Kees Broekhof · 22ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2008 · pagina 164 - 166
TWEEËNTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS
Ronde 3
Kees Broekhof
Sardes, Utrecht
Contact: k.broekhof@sardes.nl
Naschoolse Leesclubs, nu ook in Nederland!
-
Inleiding
Een naschoolse leesclub is een groepje leerlingen dat na schooltijd bijeenkomt om samen te lezen en allerlei activiteiten rond lezen en boeken uit te voeren. Het leesplezier staat in deze bijeenkomsten voorop. Alle leerlingen die graag lezen zijn welkom bij een leesclub. Het doel is er niet om taalachterstanden tegen te gaan – ook al blijkt uit onderzoek dat vrij lezen een sterk positief effect heeft op diverse aspecten van de taalontwikkeling – maar om leesplezier te delen met andere kinderen.
-
Groot-Brittannië
In Groot-Brittannië is al veel ervaring opgedaan met dergelijke naschoolse clubs, die daar Reading Clubs genoemd worden. Neal Hoskins heeft als projectleider een belangrijke rol gespeeld in de organisatie van deze leesclubs. In enkele jaren tijd zijn er ca. 300 Britse leesclubs, gekoppeld aan basisscholen, van de grond gekomen. Uit onderzoek blijkt dat dit niet alleen veel leesplezier oplevert, maar dat bovendien de leesprestaties van de kinderen toenemen. De inhoud van de activiteiten loopt ver uiteen. Iedere school bepaalt zelf, in samenspraak met de leerlingen, wat voor activiteiten aan bod komen. Dat kan variëren van boeken lezen tot kruiswoordpuzzels maken. Geen twee leesclubs zijn dus hetzelfde; keuzevrijheid staat voorop. De ervaringen van de Britse leesclubs zijn vastgelegd in handleidingen en op websites.
-
Vlaanderen
Ook in Vlaanderen is er veel ervaring met naschoolse leesclubs. Al sinds 1981 worden initiatieven opgezet waarbij kinderen de kans krijgen om in groepjes over boeken te praten en om als ‘jury’ op te treden en meningen over boeken te formuleren. Met name in het kader van de Kinder- en Jeugdjury Vlaanderen (KJV), die valt onder de Vlaamse Stichting Lezen, hebben de Vlaamse leesgroepen een grote vlucht genomen. Kinderen in zes leeftijdsgroepen kunnen ieder jaar hun stem uitbrengen op boeken die zij in de leesgroepen gelezen hebben. De boekenlijst staat vast, per leeftijdsgroep. Het
164
5. Literatuur
lezen en de bespreking van de boeken vindt plaats in begeleide leesgroepen en niet-begeleide leesgroepen in de bibliotheek. Kinderen die niet aangesloten zijn bij een leesgroep kunnen hun stem uitbrengen via de Postjury. De organisatie loopt via lokale coördinatoren (in gemeenten) die contact hebben met de landelijke coördinator. De landelijke coördinatie ondersteunt de leesgroepen met een website, een kalender, een handleiding, werkmodellen en promotiematerialen.
In Nederland is nog nauwelijks sprake van naschoolse leesclubs voor basisschoolleerlingen. Er zijn enkele kleine (lokale) initiatieven, zoals de leesclubs in Boxtel, Arnhem en Hilversum, die ´bottom-up´ georganiseerd zijn, met verschillende doelen, werkwijzen en organisatievormen. Er is geen sprake van een overstijgend model of een algemene handleiding voor leesclubs, noch van een landelijke campagne die de organisatie van naschoolse leesclubs ondersteunt.
Tegen deze achtergrond heeft Stichting Lezen Nederland, de landelijke Nederlandse organisatie voor leesbevordering, Sardes de opdracht gegeven om een draaiboek te ontwikkelen voor Nederlandse basisscholen die naschoolse leesclubs willen opzetten. Het project wordt uitgevoerd in de volgende stappen. Ten eerste stelt Sardes, op basis van de internationale en Nederlandse ervaringen, een conceptdraaiboek op. Vervolgens worden twee pilotlocaties geworven, waar een bibliotheek en een basisschool samenwerken om het draaiboek te beproeven. Daar worden een aantal activiteiten met de kinderen uitgevoerd en geëvalueerd. Op basis van de ervaringen wordt het draaiboek eventueel bijgesteld en definitief gemaakt. Het draaiboek wordt in digitale vorm opgeleverd. Naast deze concrete opbrengst is het de bedoeling dat het project voorstellen oplevert voor een mogelijke landelijke campagne om de leesclubs landelijk onder de aandacht van scholen, bibliotheken en andere instellingen te brengen.
In de Nederlandse Naschoolse Leesclubs wordt gestreefd naar een combinatie van de vrijheid van de Britse Reading Clubs, de structuur van de Vlaamse leesgroepen en de eigenheid van de bestaande Nederlandse leesclubs. Dat betekent dat de Nederlandse leesclubs (vooralsnog) ingericht worden volgens de volgende uitgangspunten:
|
5 |
165
TWEEËNTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS
van naschoolse activiteiten op Nederlandse scholen.
-
De Leesclub wordt geleid door een bibliothecaris of door de eigen mediathecaris van de school. De ruime ervaring van bibliothecarissen met landelijke en lokale leesbevorderingsactiviteiten komen zo maximaal ten goede aan de leesclubs.
-
De activiteiten worden mede bepaald door de kinderen zelf en leiden tot een ‘eindproduct’. Uit de ervaringen in Groot-Brittannië en Nederland blijkt dat de eigen inbreng van de kinderen in de activiteiten een sterk motiverende werking heeft. Een eindproduct geeft een algemene richting aan de activiteiten, net zoals het stemmen in de Vlaamse leesgroepen leidt tot een landelijke verkiezing.
-
De Leesclub sluit aan bij landelijke campagnes, met name de Kinderboekenweek en de Kinderjury. De ervaringen in Vlaanderen laten zien dat kinderen veel plezier beleven aan het meedoen aan een landelijke campagne. De Nederlandse Leesclubs zouden daar ook ruimte aan moeten geven. Het pilotproject dient mede om vast te stellen welke vorm daarvoor het meest geschikt is.
In de presentatie op de HSN-conferentie vertelt Kees Broekhof, senior projectleider van Sardes, over het verloop van het project in Nederland en over de opbrengsten tot nu toe.
Ronde 4
Johan van Iseghem
K.U. Leuven
Contact: johan.vaniseghem@arts.kuleuven.be
Van biezenstekkers, rijke luizen en lieden op de dool. 19de-eeuwse teksten in de klas
Literair proza van de 19e eeuw is op school niet bijster populair. De taal is verouderd, vaak gestileerd of ‘te beschrijvend’. De context verschilt en sommige onderwerpen worden niet langer als ‘realistisch’ ervaren. Hoe laten we leerlingen kennismaken met proza van toen?
Binnen de canondiscussie is dit een belangrijke opgave.
Aanleiding is het verschijnen van een cd met verhalen van Vlaamse auteurs: Buysse, Teirlinck, Streuvels, Van de Woestijne, Loveling.
We gaan in op de steeds vaker gestelde vraag hoe leerlingen ‘voorbereid’ moeten worden op studies in de literatuur, goed wetend dat ze niet allemaal die interesse delen...
We werken met ‘Landelijke historie’ (Herman Teirlinck).
166