Van reclame naar sprookjes: integratie van vaardigheden

Hendrik Degroote  ·  22ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  2008  ·  pagina 187 - 190

Download artikel

Recognized HTML document

5. Literatuur

Schmidt, S.J. (1980). Grundiss der Empirischen Literaturwissenschaft. Band 1. Der gesellschaftliche Handlungsbereich Literatur. Bruanshweig/Wiesbaden: Friedrich Vieweg und Sohn.

Soetaert, R. (2006). De Cultuur van het Lezen. Den Haag: Nederlandse Taalunie.

Soetaert, R. (2007). De zin van verhalen. Een boekhouding. Amsterdam: Amsterdam University Press.

Swenson, J. (2006). “On technology and English Education”. Contemporary Issues in Technology and Teacher Education. (http://www.citejournal.org/vol16/iss2/languagearts/article 1. cfm) .

Ronde 6

Ed Olijkan

CED-Groep, Rotterdam

Contact: e.olijkan@cedgroep.nl

Kennismaken met Bazar: lezen voor je plezier

In deze workshop maakt u kennis met het leesbevorderingsprogramma Bazar. Bazar is ontwikkeld voor het Nederlandse vmbo (lijkt op het Belgische bso). Het programma wordt kort geïntroduceerd en we geven een schets van de implementatie van het programma. Vervolgens laten we u ‘proeven’ van enkele uiteenlopende projecten die in Bazar zijn opgenomen.

Ronde 7

Hendrik Degroote

Don Bosco Haacht TSO/BSO

Contact: Hendrik.degroote@telenet.be

Van reclame naar sprookjes: integratie van vaardigheden.

In het onderwijskundige plan of leerplan vinden leerkrachten Nederlands in Vlaanderen de visie terug op modern moedertaalonderwijs. Het leerplan verlangt van leerkrachten dat zij de volgende leerroute volgen: van ervaring tot kennis en inzicht. Goed onderwijs Nederlands is dus altijd taakgericht. Taaltaken staan centraal. Dit

5

187

Recognized HTML document

TWEEËNTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

ervaringsgerichte en taakgerichte taalonderwijs zal ervoor zorgen dat leerlingen hun denkcapaciteiten moeten aanspreken (meer dan leerlingen die passief uitleg moeten ondergaan). Het vak Nederlands kan zoals vele andere vakken op school een substantiële bijdrage leveren tot leren denken.

Integratie en transfer spelen een belangrijke rol bij de uitvoering van wat in het leerplan staat. Integratie betekent dat men verschillende doelstellingen en leerinhouden binnen één leersituatie betrekt. In plaats van afzonderlijke spreek-, luister-, lees- en schrijflessen ontwerpt men dan (geïntegreerde) ‘taalklassen’, waarin doelen op het gebied van de vier taalvaardigheidaspecten nagestreefd en gerealiseerd worden. Transfer houdt de overdracht van het leerresultaat van de ene leersituatie naar de andere in. Om echt zinvol te zijn, moeten de leersituaties aansluiten bij het reële leven van de leerlingen in en buiten de school. Het leerplan onderscheidt twee belangrijke componenten: taal en literatuur. Steeds gebruik je als leerkracht tekst als toegang.

Het vertrekpunt is de leerling en zijn leefwereld. Op die manier kan een leerroute ontwikkeld worden. Een groot struikelblok hierbij is dat de leefwereld van de leraar niet altijd even gemakkelijk aansluiting vindt bij die van de leerling. Wat geletterdheid betreft, is de afgelopen decennia een verschuiving gebeurd van een literaire naar een multimediale geletterdheid. De leerkracht groeide op in tijden waarin literaire geletterdheid (boeken) van groot belang was en staat tegenover leerlingen die opgroeien in een gedigitaliseerde wereld (computers, internet...) en multimediaal geletterd zijn. Tussen leerkrachten en leerlingen dreigt dus mogelijk een “digitale” kloof. Daarnaast is de afgelopen jaren een totaal ander klasbeeld ontstaan. Klassen zijn niet langer homogeen samengesteld, maar bestaan meer en meer uit leerlingen met een verschillende raciale en etnische achtergrond en met heel eigen noden en behoeften. Daarnaast is het van belang dat het onderwijs (conform de maatschappelijke evoluties) openstaat voor multimediale en digitale alfabetisering; net zoals het vroeger ook openstond voor de literaire alfabetisering. Bovendien scoorden leerkrachten tijdens hun eigen opleiding vooral omdat de reproductiegerichte leerstijl sterk werd benadrukt.

Het vergt heel wat denkwerk om niet alleen oog te hebben voor een andere leerstijl als beginsituatie, maar ook voor een anders opgegroeide leerling.

In deze werkwinkel probeer ik handreikingen te bieden om aansluiting te vinden bij de leefwereld van de leerlingen door over aangepast lesmateriaal te spreken.

In het eerste deel geef ik een kijk- en luisteropdracht: een stukje Vlaamse kleinkunst met visuele ondersteuning voor de leerlingen. Terwijl de leerlingen het liedje horen, krijgen ze de tekst geprojecteerd op het scherm. De concentratie op de tekst wordt groter, het aanbod is aantrekkelijker en de boodschap van het liedje is duidelijker. De leerkracht heeft zeker meer werk. Hij moet met Windows Movie Maker kunnen werken en moet bovendien kunnen beschikken over de noodzakelijke infrastructuur. Nog belangrijker zijn de opdrachten die hij bij het liedje bedenkt. Hierna een aantal mogelijkheden:

188

Recognized HTML document

5. Literatuur

  • noteer tekstdoel, boodschap, zender, ontvanger en kanaal;

  • noteer kort de verhaallijn van dit lied. Zo vind je de structuur;

  • wat valt je op aan het verhaal? (realiteit? soort humor? verrassend?);

  • taalgebruik: welke zinnen zou je kunnen verbeteren?;

  • schrijven: zakelijke brief naar de groep waarin je de taalfouten bespreekt. (werk hier met een sjabloon voor een zakelijke brief);

  • correctie van elkaars brieven;

  • feedback van de leerkracht verwerken en de brief aanpassen;

  • zoekopdracht op internet: identiteit van de groep, repertoire, verzameling van recensies en op basis van die informatie een eigen oordeel verwoorden (neerschrijven);

  • dramatiseer;

  • bedenk de link met het sprookje.

In het tweede deel beginnen we met reclamefilmpjes. De leerkracht zal in zijn zoektocht zeker ervaren dat niet alle reclameboodschappen geschikt zijn om aansluiting te vinden met het sprookje. Ook hier weer moet hij kunnen beschikken over een opnametoestel zodat hij achteraf de “bruikbare” filmpjes kan kiezen. In deze werkwinkel worden een aantal reclamefilmpjes getoond die illustraties bieden voor heel wat kenmerken van het sprookje. Opnieuw een paar opdrachten:

  • Wat valt je op in deze reclamefilmpjes? personages

taalgebruik

stijlfiguur

karaktertekening

inhoud

structuur

  • Zijn alle kenmerken van het sprookje aan bod gekomen?

In het derde deel stappen we over naar de geschreven vorm. We proberen de sprookjes te vergelijken met de reclameboodschappen. Hier zorgt de docent best voor taalsteun zoals schrijfkaders die duidelijk maken wat nu precies in een vergelijking aan bod moet komen.

In het vierde deel komen een reeks bijkomende opdrachten aan bod. Heel wat vaardigheden kunnen getraind worden. Een aantal mogelijkheden:

  • schrijf een eigentijds sprookje;

  • bedenk een sprookje waarbij je alles op zijn kop zet;

  • breng een stukje jeugdjournaal waarbij je elementen en structuren uit de sprookjeswereld gebruikt. Voorbereidingsplan?;

5

189

Recognized HTML document

TWEEËNTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

  • herschrijf een sprookje vanuit een ander vertelstandpunt;

  • reconstructie van verknipte verhalen;

  • selectie maken uit een reeks sprookjes en je keuze verantwoorden;

  • publiceer je tekst op je eigen weblog.

Uiteraard gebruiken we tekstverwerking, het internet voor publicatie, enz. Door aan deze opdrachten te werken zal je als leerkracht heel wat leerplandoelstellingen bij je leerlingen kunnen realiseren. Bovendien leren we de leerlingen werken volgens de OVUR-methode.

Ik hoop met deze werkwinkel een bijdrage te leveren die leerkrachten laat zien hoe ze vertrekkend van een literair onderwerp kunnen werken aan taal.

Referenties:

Leerplannen Nederlands tweede graad (http://www.vvkso.be/).

Ronde 7

Willemijn van Kreel & Tanja Janssen

Universiteit Utrecht / Universiteit van Amsterdam Contact: W.vanKreel@students.uu.nl

T.M.Janssen@uva.nl

Van belevend naar academisch lezen. Over het beoordelen van leerlingrecensies over gelezen literatuur

Beoordeling en toetsing zijn ‘stiefkind en bottleneck’ in het literatuuronderwijs, zo schreef Wam de Moor 18 jaar geleden (De Moor 1990). Dat geldt eigenlijk nog steeds. Er rijzen onder andere vragen over de betrouwbaarheid van de beoordelingsmethoden die momenteel in het literatuuronderwijs gangbaar zijn. Vaak gaat het om een globale beoordeling van door leerlingen geschreven recensies, leesverslagen en boekverslagen. De beoordeling wordt meestal door één beoordelaar – i.e. de eigen docent – uitgevoerd.

Betrouwbaarheid is een elementaire eis die aan beoordelingen gesteld kan worden. Betrouwbaarheid houdt in dat een methode onder dezelfde omstandigheden bij elke volgende beoordeling hetzelfde resultaat oplevert. Hetzelfde boekverslag of dezelfde leerling-recensie mag dus niet het ene moment met een 8 en het andere moment met een 6 beloond worden. Vergelijkbare verslagen moeten van dezelfde docent een verge-

190

Labels

doelgroep
NT1-leerlingen
domein
onderwijsbeleid
land
België
onderwijstype
voortgezet/secundair onderwijs
thema
onderwijsleeractiviteiten

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

22ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2008