Martine Verhelst · 22ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2008 · pagina 254 - 258
TWEEËNTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS
-
Waarom is het een probleem? (= wat zijn de negatieve gevolgen van het probleem? Wat zijn de gevolgen van de beperking?)
-
Wat zijn de oorzaken van het probleem?
-
Hoe kan het probleem opgelost/aangepakt worden?
Als je het over een onderzoek hebben dan kun je de onderzoeksstructuur gebruiken:
-
Wat werd er precies onderzocht?
-
Waarom werd het onderzocht?
-
Hoe werd het onderzocht? (wie, wat, waar, verschillende stappen in het onderzoek)
-
Wat waren de resultaten van het onderzoek?
-
Wat zijn de conclusies uit het onderzoek?
Ronde 6
Martine Verhelst
O.-L.-V.-Hemelvaartinstituut, Waregem Contact: martine.verhelst@skynet.be
Wordt u ook pro bso-contractwerk?
1. Inleiding
Wat is contractwerk eigenlijk? Hoe past contractwerk binnen Begeleid Zelfstandig Leren? Hoe is het inzetbaar in onze bso-afdelingen? Wat is de rol van de leraar? Hoe ga je om met opdrachten? Hoe ga je om met evaluaties?
Bovenstaande vragen worden regelmatig gesteld. Dit toont enerzijds aan dat veel leraren meer willen weten over ‘contractwerk’. Anderzijds getuigen die vragen van een tekort aan zelfvertrouwen en van een onderschatting van de capaciteiten van leerlingen.
Zowel leraren als leerlingen zijn flexibele wezens. Het enige wat men in het achterhoofd dient te houden, is dat er een mogelijkheid bestaat om na het vallen ook terug op te staan. Wie iets uitprobeert, loopt immers het risico om te falen. Opdrachten kunnen echter bijgestuurd worden zodat uiteindelijk iedereen er uiteindelijk goed bij vaart. Maar eigenlijk lopen we nu al op de zaken vooruit.
254
7. Nederlands en vakoverschrijdende projecten
-
Verandering?
Laat ons heel kort Begeleid Zelfstandig Leren – kortweg: BZL – onder de loep nemen. Bij het horen van deze woorden ontstaat vaak de neiging om te denken aan een uitdaging die enkel voor de durvende leraar is weggelegd. Niets is minder waar. Wat wel waar is, is dat BZL momenteel onderhevig is aan een gedaanteverwisseling. Waar vroeger de klemtoon veeleer op ‘zelfstandig’ lag, zien we nu een verschuiving naar ‘begeleid’. De oorzaak hiervan kunnen we toeschrijven aan het feit dat (vooral bso-) leerlingen vaak hun motivatie verliezen nadat ze een aantal taken individueel voorbereid en/of opgelost hebben. In principe hebben veel van die leerlingen met faalangst te maken. Zelfs als de leraar op zijn hoede is en de intentie heeft om zijn leerlingen te helpen, slaagt hij er niet altijd in om die gevoelens te keren. De klemtoon valt anno 2008 gelukkig steeds vaker op het begeleiden van leerlingen in de ruime zin van het woord. Dat biedt de leraar heel wat meer kansen om zijn leerlingen te motiveren.
Het omvat vooral individuele begeleiding of begeleiding van een beperkte groep. Terwijl een aantal leerlingen zelfstandig aan de slag gaan, ontstaat er ruimte om individueel bij te sturen waar nodig. Contractwerk is een handig middel om de leemtes die ontstaan zijn op te sporen. Wie nood heeft aan hulp, ondersteuning of bemoediging, wordt sneller opgemerkt en kan door de leraar op een rustige manier benaderd worden.
|
|
Idealiter vinden deze contractwerken plaats in een rustige, grote ruimte waar plaats is voor een ‘bewegende’ leraar. Ook is het van belang dat de leerling het gevoel krijgt dat hij zich vrijelijk in de ruimte kan bewegen, wanneer hij daar behoefte aan heeft. Zo is het goed als leerlingen bijvoorbeeld geen toestemming moeten vragen om het internet te raadplegen of om een woordenboek uit het rek te halen. Doordat iedereen zich vrij beweegt, neemt niemand er aanstoot aan. Integendeel, want de leerlingen worden minder gestoord dan wanneer een leerling voortdurend vragen stelt. Soms vinden leerlingen het aangenaam dat de leraar – wanneer hij geen ‘blusoperaties’ moet uitvoeren – een vaste stek heeft in de klas. Die vaste stek is de consultatieruimte. Een leerling mag zich daar ten allen tijde aanmelden om om het even welke vraag te stellen. Er gelden natuurlijk een paar regels die het werkritme bepalen, namelijk:
Wanneer de leraar niet op de voorziene plaats is, kan de leerling door zijn hand op te steken, aangeven dat hij hulp verwacht. De vraag van de leerling wordt pas gesteld |
7 |
255
TWEEËNTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS
wanneer de leraar ter plaatse is.
Het gaat dus eigenlijk om simpele regeltjes en afspraken. Het is dan ook goed om er aan het begin van een schooljaar voldoende uitgebreid bij stil te staan. Er moet echt veel tijd uitgetrokken worden om zowel het verloop van een contract als de spelregels uit te leggen. Dit hoeft niet als tijdverlies ervaren te worden, want uiteindelijk loont het echt de moeite. Leerlingen voelen zich veel zekerder en de leraar hoeft niet kijvend op te treden. Een simpele verwijzing naar de afspraken is dan meestal genoeg.
-
Variatie?
Het toverwoord ‘variatie’ krijgt meer kans om in de vorm van een contract te zegevieren. Niet enkel de individuele opdracht, maar ook de duowerkjes, de kringgesprekken en de begeleide, afgebakende groepswerken krijgen opeens hun plaats. Door de variatie in werkvormen wordt de leerling gestimuleerd en kijkt hij zelfs uit naar de diverse mogelijkheden die contractwerk hem bieden. Ook wordt steeds vaker de stap naar een variatie in de vaardigheden gezet. Het wordt dus mogelijk om spreek-, luister-, lees-, kijk- en schrijfopdrachten met elkaar te combineren.
Het contractwerk biedt de oplossing om deze verschillende werkvormen en vaardigheden te combineren, omdat er in contractwerk een duidelijke planning is meegegeven. Het kan enkel maar leuker worden wanneer een leraar verschillende thema’s aan bod laat komen, variatie brengt in het soort opdrachten en vragen, aandacht heeft voor verschillende verbetermogelijkheden en investeert in een stijgende moeilijkheidsgraad van de opdrachten.
-
Inhoud?
Een contract omvat een aantal opdrachten die de leerlingen binnen een bepaalde tijd dienen af te werken. Daarin zit ook al de verbetertijd en soms de remedieertijd inbegrepen. Dit betekent dat ook rekening gehouden moet worden met de zwakkere leerlingen. De tijd die een contract beslaat is dan ook de tijd die de zwakste leerling nodig heeft om die taken uit te voeren, aangevuld met een marge voor onvoorziene omstandigheden.
-
Uitzicht?
Een contract moet voor de leerlingen een structureel, overzichtelijk geheel van opdrachten bevatten. Daarom worden best fiches opgemaakt met een overzicht van die opdrachten die de leerling in staat stellen de gemaakte opdrachten af te punten en te evalueren.
256
7. Nederlands en vakoverschrijdende projecten
Ook de opdrachten krijgen best een vaste structuur. Zo kan een structuur er als volgt uitzien:
-
doelstellingen (handig overzicht voor leraar en leerling);
-
benodigdheden;
-
planning (benodigde tijd);
-
leerstof (indien relevant) en/of tips;
-
opdracht (in deelopdrachten opgedeeld);
-
evaluatie (proces- en/of productevaluatie) door leerling en leraar.
7. Wanneer?
Een contract wordt verschillende keren per jaar aangeboden, afhankelijk van de inzetbaarheid in meerdere vakken. Soms is het heel boeiend om een contract op te stellen waar verschillende leraren aan (mee)werken, zodat de leerlingen telkens een andere coach met een eigen accent ontmoeten. Het biedt een grotere waaier aan mogelijke opdrachten, zodat thematisch werken mogelijk wordt. Vooral de vakken ‘pav’, ‘mavo’, ‘Nederlands’, ‘zakelijke communicatie’ en ‘plastische opvoeding’ sluiten veelal dicht bij elkaar aan.
Een contract wordt bij voorkeur in de klas afgewerkt. Contractwerk wordt in principe niet mee naar huis genomen. Zo heeft de leraar een beter zicht op de individuele prestaties en kan hij de leerlingen zelf motiveren om binnen een tijdschema taken af te werken. Zo ondervindt de leraar immers wie nood heeft aan remediëring.
De leerling maakt gebruik van verbeterfiches, maar soms treedt de leraar zelf als verbeteraar op, zodat er ruimte is voor extra feedback en voor eventuele remediëring. Het vergt een flexibele houding van de leraar en de lessen vereisen een grote zin voor tijdmanagement.
Contracten opmaken is een beetje denken als een leerling, maar vooral bedenken welke taken de leerling graag zou maken. Contracten in samenwerking met collega’s |
7 |
257