Jan Uyttendaele · 22ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2008 · pagina 260 - 264
TWEEËNTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS
Ronde 1
Jan Uyttendaele
Katholieke Hogeschool Kempen, Departement Lerarenopleiding, Turnhout Contact: jan. uyttendaele@khk.be
Spelling op de helling
Volgens Van Dale wordt van zaken die dringend aan herziening toe zijn, gezegd dat ze ‘op de helling moeten’. Dat geldt ook voor ons spellingonderwijs.
De laatste jaren is er nogal wat onderzoek gedaan naar de strategieën die de speller hanteert bij het spellen en bij het leren spellen. De jongste spellingherziening heeft geprobeerd daar zoveel mogelijk rekening mee te houden en beter in te spelen op de meest gebruikte spellingstrategieën. Maar dat onderzoek heeft ook belangrijke consequenties voor de praktijk van het spellingonderwijs. In deze sessie doen we een aantal voorstellen voor de concrete lespraktijk, die radicaal afwijken van de manier waarop we nu vaak met spelling in de klas omgaan.
De belangrijkste conclusies van het wetenschappelijk onderzoek zijn:
-
spellen leer je in de eerste plaats door te schrijven en het woordbeeld in je geheugen op te slaan;
-
spellingvaardigheid is in veel gevallen geen kwestie van inzicht en intelligentie, maar vooral van geheugenkennis;
-
de juiste attitude en de motivatie spelen een belangrijke rol.
Op grond van dit onderzoek geven we de volgende ‘vuistregels’ – i.e. aanbevelingen voor de spellingpraktijk – voor het spellingonderwijs in het secundair of voortgezet onderwijs.
1. Wees voorzichtig met de regels uit de leidraad van het Groene Boekje
-
de regels zijn niet bedoeld als strategieën voor het spellen of voor didactische doeleinden.
-
de regels zijn opgesteld ten behoeve van de samenstellers van het Groene Boekje en van de Nederlandse woordenboeken.
-
de regels bevatten de technische criteria die moeten leiden tot meer consistentie in de woordenlijst.
260
8. Taalbeschouwing
2. Wees spaarzaam met spellingregels
-
de taalgebruiker gebruikt die regels niet als spellingstrategie, maar doet vooral een beroep op zijn geheugen en gaat analogisch te werk.
-
doe uitsluitend een beroep op regels in die gevallen waarvoor duidelijke regels te geven zijn. (Zo zijn er bijvoorbeeld geen duidelijke regels te geven voor de spelling van ei/ij, ou/au en voor de spelling van de bastaardwoorden).
3. Vermijd uitzonderingsregels
-
laat regels die betrekking hebben op enkele woorden achterwege en geef gewoon de woorden waar het om gaat.
-
bijvoorbeeld: regel 15.C: ‘Als het grondwoord eindigt op een ‘u’ (uitgesproken als /oe/) of een ‘y’ (na een medeklinker en uitgesproken als /ie/), dan gebruiken we een apostrof in het verkleinwoord.’ (Groene Boekje: 92.) Voorbeelden: haiku’tje, tiramisu’tje, baby’tje.
-
bijvoorbeeld: ‘We schrijven doorgaans c in de uitheemse elementen cata-, cate, etc., bv. catastrofe, categorisch, etc. (Groene Boekje: 26) Wat met katalysator, katapult, katalyse, etc.?
-
bijvoorbeeld: ‘Een woord waarin we het uitheemse voorvoegsel niet los kunnen
-
bijvoorbeeld: sociaaleconomisch en sociaal-cultureel, Eskimo’s en indianen,
-
veel van de nieuwe regels zijn, zoals ze in het Groene Boekje worden geformuleerd, volstrekt onverteerbaar voor scholieren.
-
probeer de spellingregels overzichtelijker te ordenen en om te zetten in eenvoudige vuistregels (zie: Uyttendaele 2006).
-
bijvoorbeeld: schrijf ‘e’ als het eerste deel een woord is dat eindigt op ‘e’ (seconde, ziekte, dus: secondewijzer, ziekteverlof).
-
systematische spellinglessen zijn vaak tijdverlies.
-
wat voor de klas als geheel geen probleem is, moet niet klassikaal behandeld worden.
4. Vermijd onduidelijke of inconsistente regels
zien van het grondwoord behandelen we als ongeleed. Zo is co-ouderschap wel te herleiden tot co = gezamenlijk + ouderschap, maar coördinatie is niet co + ordinatie. (Groene Boekje: 54) Wat met coöperatie? Betekent dat niet: ‘samen opereren’? Noordpoolexpeditie en noordpoolgebied.
5. Formuleer de regels zo eenvoudig en ondubbelzinnig mogelijk
6. Kom tegemoet aan de concrete behoeften van de leerlingen
|
8 |
261
TWEEËNTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS
-
behandel klassikaal wat klassikaal slecht gedaan wordt. Behandel individueel wat zich tot individuen beperkt.
7. Leer de leerlingen spellen met gebruikmaking van hulpmiddelen
-
volwassenen gebruiken bij het schrijven van belangrijke teksten geregeld hulpmiddelen: Groene Boekje, spellinggids, woordenboek, spellingchecker, etc.
-
als de leerlingen deze hulpmiddelen niet leren gebruiken tijdens hun schooltijd en het gebruik ervan niet als normaal gaan beschouwen, zullen ze er na hun schooltijd ook niet naar grijpen.
-
de leerplannen Nederlands van het VVKSO bevelen het gebruik van een spellinggids sterk aan, als ‘blijvend naslagwerk’ voor de leerlingen.
8. Werk aan een gezonde spellingattitude
-
spelling is een product van weten, kunnen en willen. Het is struisvogeldidactiek om te doen alsof het bij spelling uitsluitend over kennis van technische aspecten gaat.
-
heel wat ellende in het spellingonderwijs is het gevolg van een gebrek aan concentratie en motivatie.
-
het is daarom nodig aan de uitbouw van een gezonde spellingattitude te werken.
9. Vermijd het invullen van letters in oefeningen
-
spelling heeft te maken met woordbeelden.
-
woordbeelden sla je automatisch in het geheugen op door ze te kopiëren en ze juist te schrijven.
-
daarom moeten de leerlingen alle woorden voluit schrijven en niet alleen maar letters invullen.
-
fouten worden verbeterd door opnieuw het hele woord juist te schrijven (zie: Van der Biest & Uyttendaele 2006).
10. Breng de leerlingen niet in verwarring
-
confronteer de leerlingen niet met foutieve woordbeelden (zoals in Tien voor taal).
-
laat de leerlingen geen fouten zoeken in woordenreeksen.
-
werkwoordsoefeningen: laat de leerlingen niet kiezen uit t, d, dt, tt en dd.
-
laat de leerlingen wel in de passende context de juiste vorm van het werkwoord produceren.
262
8. Taalbeschouwing
11. Zorg voor de individuele remediëring van de leerlingen
-
de oefeningen moeten individueel gemaakt worden volgens de noden van elke afzonderlijke leerling.
-
de leerling moet de oefeningen zelf kunnen corrigeren met behulp van een correctiemodel.
-
bij twijfel of vergeten moet de leerling zelfstandig de hulpmiddelen raadplegen.
-
de leerkracht kan daarbij controleren en helpen.
-
de leerkracht laat de verantwoordelijkheid voor de spellingtraining dus aan de leerlingen zelf over.
12. Integreer het spellingonderwijs in het schrijfonderwijs
-
om ongewenste systeemscheiding te voorkomen en de motivatie tot correct spellen bij de leerlingen te verhogen.
-
spelling is maar één aspect van schrijfvaardigheid en schrijven is onnoemelijk veel complexer dan het vermijden van spelfouten.
-
hecht dus geen overdreven belang aan spelfouten en schenk in de eerste plaats aandacht aan meer essentiële aspecten van het schrijven.
Ten slotte willen we nog een lesverloop voor systematische spellinglessen voorstellen.
Referenties
Bonset, H. (2007). Onderwijs in spelling en interpunctie in de onderbouw. Stand van zaken en mogelijkheden tot verbetering. Enschede: SLO. Daems, F. (2006). “Beter (leren) spellen in 2005?” In: Nova et Vetera, jg. 83, nr. 3, p. 146-163. De Jonghe, H. (1991). “Spelling: anders en toch gewoon”. In: Vonk, jg. 20, nr. 6, p. 30-36. Henneman, K. (1994). Problemen van gevorderde spellers. Signalering, diagnostiek en begeleiding. Bussum: Coutinho. Huizenga, H. (2003). Spelling. Groningen: Wolters-Noordhoff. Lippens, M. (2006). “Spelling 2005 in onze scholen binnenbrengen!?” In: Nova et Vetera, jg. 83, nr. 3, p. 164-177. Rymenans, R. (2006). “Spelling 2005: implicaties voor het onderwijs?” In: Vonk, jg. 35, nr. 4, p. 32-35. Uyttendaele, J. (2006). Nieuwe Spelling Zachte Helling. Mechelen: Wolters Plantyn. |
8 |
263
TWEEËNTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS
Van der Biest, M. & J. Uyttendaele. (2006). Spellingtrainer. Mechelen: Wolters Plantyn.
Van Peer, W. & J. Tielemans (1984). Instrumentaal. Fundamenten en modellen voor moedertaalonderwijs. Deel 1. Fundamenten. Leuven/Amersfoort: Acco.
Van Peer, W. (1987). “Vrijheid en verantwoordelijkheid in de praktijk van het spellingonderwijs”. In: Levende Talen 418, p. 118-122.
Van Peer, W. (1987). “Spelling in stelling. Een didactische visie”. In: Levende Talen 417, p. 23-28.
Venstermans, T. & F. Daems (2004). ‘Spellingonderwijs: spellen om te schrijven en gelezen te worden’. In: F. Daems e.a. (red.). Taal verwerven op school. Leuven/Voorburg: Acco, p. 155-188.
Ronde 2
Joop van der Horst
KULeuven
Contact: joop.vanderhorst@arts.kuleuven.be
De standaardtaal staat onder druk, en dat is geen nieuws. En hetzelfde zien we overal in Europa. Wel nieuw is het inzicht dat dit geen tijdelijke inzinking is, maar een structureel afscheid van de standaardtalen. Ze zijn het product geweest van een taalcultuur die in de Renaissance begon, en einde 20ste eeuw afloopt. Aspecten van die taalcultuur zijn, behalve de Europese staandaardtalen, ook onze spelling, onze taaldidactiek, een manier van lezen en schrijven, het boek als exclusieve drager van informatie, het weren van afkortingen, de positie van het Latijn als belangrijk schoolvak, de alfabetische ordening, en zeer algemeen het primaat van geschreven taal, en ten slotte: een verkavelende visie op taal (als bestaande uit talen). De Renaissance plaatste hekken rondom haar (geschreven) (standaard)talen. Het begin van het einde van deze taalcultuur laat zich aanwijzen in de periode 1860-1900; maar de massale doorbraak vindt plaats vanaf 1970. Het wegvallen van de hekken rondom de standaardtalen, tegen het einde van de 20ste eeuw, creëert een compleet nieuwe situatie. Hiermee is niet gezegd dat het een slechte ontwikkeling is; maar ingrijpend zijn de veranderingen zeker. Maar hoe men er ook over moge denken, het is van belang dat we ons bezinnen op een leven zonder standaardtaal. Varianten staan voortaan op gelijke voet naast elkaar, zonder een algemeen aanvaarde norm als ijkpunt zoals dat in het verleden in het onderwijs heeft gegolden. Dit betreft niet enkel de varianten binnen de taal, maar ook andere “talen”. “Meertaligheid”, en het “dooreenlopen” van talen is niet langer de uitzondering maar bezig de normale situatie te worden. Het taalonderwijs zal zich, in deze nieuwe situa-
264