Mariet van Goch · 11de Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 1997 · pagina 102 - 107
Wat is er aan de hand met Nederlands?
Over accenten, accentverschuiving en accent verleggen in het (middelbaar beroeps)onderwijs Nederlands
MARIET VAN GOCH
Inleiding
Woensdag na de middag terwijl de lucht al rode slierten vertoont, komt Theo binnenlopen. Hij schikt wat spullen in zijn tas en leunt met de ellebogen op het bureau tegenover me. Hij begint over de voetbalwedstrijd van vanavond. Hij veronderstelt dat de sport mij - enige vrouwelijke leraar in de hele locatie techniek - geen bal interesseert. Hij kijkt ervan op als ik hem vertel het best graag te volgen. 'Maar vanavond kijk ik niet, want ik bereid een lezing voor voor HSN.' Met gepaste trots vertel ik over de plek die MBO in de loop der jaren verworven heeft; dit jaar wederom een tweedaags programma. Theo: 'Volgens mij is er weer meer aandacht voor talen.' Terwijl hij een vegend gebaar over de tafel maakt, zegt hij: 'Een paar jaar geleden was het niks°, en vervolgt: 'nu lijkt de belangstelling weer toe te nemen, evenals voor sociale vaardigheden,' een van de onderwerpen waarover hij onderwijst.
Het toeval wil dat ik dezelfde ochtend in mijn postvak de groot-formaat-aankondiging vind van het Tweede Nationaal Taal Congres. Ik zie het kale hoofd van Philip Freriks, zijn oplichtende ogen en zijn mondhoekbrede-aaneengesloten lippen-glimlach. En jawel, ik maak de verwachte gedachtesprong naar het nationaal spellingdebat. Dan ook zie ik het gele kleef-briefje: Mariet, voor wie?
Mijn directeur vraagt voor wie. Zo vlak voor de HSN-conferentie is dat veel gevraagd. HSN is het internationaal platform voor de taal. Voor wie? Voor collega's talen die van huis uit Duits en Engels geven en sinds kort ook bekwaam geacht worden het onderwijs Nederlands te verzorgen voor vierjarige technische opleidingen?
Wat is er aan de hand met Nederlands in het BVE-veld (Beroepsonderwijs en VolwassenenEducatie)? Bij wijze van inleiding op presentaties onder de noemer 'MBO' verhaal ik een passage uit mijn geschiedenis in het beroepsonderwijs. Ik stip vervolgens ontwikkelingen en accenten aan die in dat onderwijs van vandaag opgeld doen. Ze zijn opvallend genoeg om er als betrokkene bij het algemeen vormend onderwijs kennis van te nemen.
Titels
Opbouw (voor de bovenbouw), Indringend lezen, Over en Weer voor HAVO 4 en 5, Tussen de regels, Collage. Het zijn de titels van de methoden waar ik als groene leraar op een blauwe maandag mee te maken krijg. Opbouw geeft een vertrouwd gevoel: herkenning. Van de middelbare school herinner ik me vooral de woordenschatoefeningen aan het begin van elk nieuw lesje. Hoe verder ik vorder hoe meer Latijnse uitdrukkingen ik eruit leer. Af en toe heb ik er nog wat aan, alleen al om ons nieuwe lid van het college van het bestuur te pareren.
Over en weer komt als vervolg op Opbouw. Later volgt ook nog even Tussen de regels. Collage mag ik gebruiken voor de leerlingen van de vormingsklas die een uurtje in de week Nederlands hebben. De sectie maakt zelf een reader over literatuur: Kijk op verhalen en wat later een reader
102
over taalbeschouwing met daarin de eerste aanzet voor een communicatieve benadering van het moedertaalondwerwij s.
Als gevolg van fusie en wijziging in taaktoedeling verandert de samenstelling van de vakgroep. Eén lid gaat naar het VHBO, een ander treedt uit dienst. De adjunct stopt met zijn lessen Nederlands. Een vierde verhuist naar een dislocatie. De overgebleven leden krijgen taken en lessen gekoppeld aan een specifieke opleiding. Geen AVO-overleg meer dat opleidingsoverstijgend is; achteraf bezien verdwijnt in heel korte tijd een min of meer vaststaand programma Nederlands. Geen algemene vorming meer door moedertaalonderwijs. Het accent komt te liggen op de voorbereiding op het beroep en wel van de doelgroep van die opleiding waarvoor elke leraar Nederlands werkt.
De SVM (Sectorvorming en Vernieuwing van het MBO) komt eraan. Ik vraag beoordelingsexemplaren aan: Combo, Modulair Nederlands voor het MBO, Nederlands op niveau, Neon (voor economisch onderwijs), Combo voor het DGO, Nederlands voor de Techniek, TaalTotaal, Totaal voor de DGO-sector, Totaal voor de opleidingen UV en MK, Taaltechniek.
Links en rechts gebruik ik wat voor de lessen aan leerlingen van de DGO-opleiding Mode en Kleding. Ik begin de leerlingen op pad te sturen, naar de bieb, naar een bedrijf. Ik laat ze schrijven naar Postbus 51. Met andere woorden: interviewen, gericht schrijven, presenteren krijgen naast corresponderen en solliciteren bij mij een plaats. Ik bied hen dunne readers met instructie, beoordelingscriteria en aanwijzingen voor een werkwijze. Ik zet ze meer zelf aan het werk. Van lieverlede verleer ik het met een methode te werken. Ik begin mijn eigen syllabi te maken.
Begin jaren negentig verschijnen onder invloed van de WEB (Wet Educatie en Beroepsonderwijs) onder meer: Communicatie in beroep en bedrijf voor de leergebieden Nederlands, Engels... voor de diverse opleidingen in bijna alle sectoren in het MBO. En in 1996 komt uit Nederlands voor het beroepsonderwijs met behulp van Word Perfect. Wat valt op aan die titels? Het is iets te boud om te beweren dat ik aan de titel van de gehanteerde methode de mate van vernieuwingsdrang kan aflezen van een leraar Nederlands in het MBO die de methode hanteert. Maar toch: opvallend is dat tot medio tachtig ook in het MBO de leerboeken Nederlands HAVO-VWO op de boekenlijst staan. Het accent lijkt te liggen op schrijf- en leesvaardigheid: toetsen tekstbegrip, correspondentie en een gericht schrijfopdracht. In het begin neem ik nog voorleesbeurten af, waarmee ik voldoe aan de geldende spreekvaardigheidseisen.
Pas eind tachtig ontwaar ik in de naam van het handboek een doelgroep uit het MBO, eerst voor een hele sector, dan ook voor opleidingen of clusters van opleidingen. Niet langer uitsluitend een gerichtheid op algemene - talige - vorming; een nadrukkelijke voorbereiding voor een beroepsrichting wordt in de titelkeuze uitgedrukt.
Nieuwe wetten
Eind tachtig. De voorbereidingen voor de SVM - zijn in volle gang. Ineens gebeurt er veel. Nogmaals: ik spreek over 'vernieuwd' MBO in het kader van de SVM-wet die de Sectorvorming en Vernieuwing van het MBO per 1 augustus 1993 regelt. De aandacht gaat vooral uit naar de sectorvorming, de organisatie: van klein naar groot wat schoolomvang betreft, clustering van
103
sectoren en opleidingsaanbod, een andere bekostiging, gedecentraliseerde verantwoordelijkheden. En de vernieuwing? Het bedrijfsleven krijgt een grote plaats in de overlegstructuur. De uitkomsten van het overleg van werkgevers, werknemers en onderwijs leveren een eerste en tweede generatie eindtermen op. De voorbereiding voor beroepsuitoefening in de praktijk maakt een groot aandeel uit van de opleiding: de stagetijd verdubbelt. Centrale examens worden afgeschaft; inhouden gemoduleerd en voor talen vermindert het aantal roosteruren.
Literatuur verdwijnt als een van de eerste leerinhouden; wat hebben leerlingen van mode en kleding eraan in hun werk? Wat blijkt: het huidige aanbod past ook in de nieuwe eindtermen: dat biedt mogelijkheden tot behoud. Na wringen en duwen wordt er toch gekozen voor een zogenaamde nieuwe methode: in plaats van hoofdstukken bevat die modulen...
De inventarisatie van de vele problemen en het handjevol praktijkoplossingen uit het onderzoeksrapport Talenonderwijs in het vernieuwde MBO (Van Gelderen en Oostdam, 1996) geeft een scala aan opgaven voor de leraar Nederlands in dat vernieuwde MBO. Als belangrijkste belemmerende factoren voor verandering komen naar voren:
. verschillen in taalbeheersing bij de leerlingen
. kwaliteit van lesmateriaal/leermiddelen
. kwaliteit van toetsen om leerbevorderingen vast te stellen
. aantal contacturen
. grootte van de klassen
En nu, nog maar vier jaar later, een cohort SVM-leerlingen later, geldt de WEB, de Wet Educatie en Beroepsonderwijs voor het wederom vernieuwde 'Secundair' Beroepsonderwijs.
Nieuw is de kwalificatiestructuur: de indeling van het beroepsonderwijs in niveaus, de afstemming van voltijd-beroepsopleidend en deeltijd-beroepsbegeleidend onderwijs volgens min of meer eenduidige criteria; de zwaarte-aanduiding van de opleidingen in termen van studiebelastingsuren en de plaats van de volwasseneneducatie Zo ontstaan nog grotere scholen voor beroepsoderwijs en volwasseneneducatie: de regionale opleidingencentra.
En dan is er ook de steeds grotere dominantie van het bedrijfsleven. In het gestructureerde overleg van landelijke organen en commissies onderwijs en bedrijfsleven maken werkgevers en werknemers met het onderwijs plannen voor de inhoud. De vormgeving is aan de school. De landelijke organen beijveren zich echter om het hardste ook de externe legitimering naar zich toe te trekken evenals de uitwerking van de eindtermen in toetstermen. Ze bieden bovendien landelijke onderwijs- en examenprogramma's aan, die ze voor een belangrijk deel ontlenen aan ervaringen uit het deeltijdonderwijs. Al die activiteiten en documenten raken aan de vormgeving van het onderwijs.
De school krijgt met de WEB een drieledige opdracht: kwalificatie voor een beroep, kwalificatie voor doorstroming naar een vervolgopleiding en kwalificatie voor burgerschap.
En er zijn weer nieuwe eindtermen: de derde generatie. De plaats van Nederlands is zeer diffuuus: soms een aparte onderwijseenheid, dan weer geïntegreerd met andere beroepsgerichte eindtermen. Bij bepaalde kwalificaties wordt gesproken over eindtermen Nederlands; ook onder termen als algemene vorming, algemene vaardigheden en communicatie tref ik onderwerpen voor
104
het onderwijs Nederlands aan. Even goed echter kunnen bepaalde eindtermen in een ander vak aangeboden worden
Vertaalslag
Verspreid in deze conferentiebundel treft U de vertaalslag van ontwikkelingen in het MBO voor het onderwijs Nederlands of communicatie onder invloed van de WEB, ontleend aan de derde generatie eindtermen. De verhalen uit de praktijk beschrijven minder de problemen en meer de uitdagingen voor de leraar Nederlands in het BVE-veld op het gebied van de vakinhoud en de didactiek, ondanks het ontbreken van een eenduidige plaats. Ik wil daarmee betogen dat de drievoudige opgave de leraar Nederlands in het MBO tot de keuze verleidt voor vernieuwing: vernieuwing van inhouden en van didactiek.
Zo is er het verhaal van Ella Bohnenn en Paul Steehouder. Als leerplanontwikkelaars voor het BVE-veld presenteren zij een handreiking voor de leraar Nederlands in welke sector, voor welke opleiding en op welk niveau ook werkzaam: een modulaire leerlijn Nederlands. Afhankelijk van de leerlingengroep maakt de leraar een keuze uit onderwerpen en activiteiten en past die in een jaar-, semester- of weekplanning. Het vernieuwingsaccent ligt op de aanpak, de methodiek met flexibilisering en zelfstandig leren als belangrijkste kenmerken.
Een verhaal uit de dagelijkse praktijk komt van Bertie van de Kandelaar en Antoon Schmitz. Zij beschrijven hun werkwijze tijdens de lessen bedrijfscommunicatie en public relations. Van de Kandelaar en Schmitz behandelen een onderdeel dat in het beroepsonderwijs geldt als leerinhoud Nederlands. Zij hebben het vorm gegeven als apart leergebied voor leerlingen die gaan werken als administrateur, medewerker banken, medewerker openbaar bestuur en andere middenkader-functionarissen in de economische sector. Zij noemen hun lesmateriaal zelfsturend. Zij tonen aan dat zij minder docent en meer begeleider zijn van het leerproces dat de leerlingen doormaken.
Els Kok en Marion Siemonsma belichten het leren leren in het beroepsonderwijs vanuit de NT2- didactiek. Zij beschrijven verschillende strategieën die docenten en leerlingen kunnen toepassen bij zelfstandig leren. Zij leggen daarvoor het accent op functionele vaardigheden.
Jan van der Draai heeft op de conferentie een praktijkverhaal verteld vanuit de sector techniek. Hij laat zien hoe hij een begin heeft gemaakt met wat hij noemt flexibel zelfverantwoordelijk leren in een open leersysteem. Voor het vak Nederlands is de leerstof in modules verdeeld. De leerlingen werken individueel en zelfstandig aan de hand van zelfinstruerende modulewijzers en zij toetsen ook flexibel! Ook bij Jan ligt een sterk accent van vernieuwing op de didactiek.
Mark Goossens' belichtte daar de ontwikkelingen die hij als leraar Nederlands doormaakt in het beroepsonderwijs. Van traditionele en klassikale "HAVO-"lessen over stijl, grammatica en spelling tot "MBO-gessen over telefoneren en rapporteren, door middel van rollenspelen en diverse groeperingsvormen met voorbeelden uit de beroepspraktijk als leidraad. In zijn onderwijs Nederlands in de sector economie moet hij een uitdrukkelijk accent leggen op mondelinge taalvaardigheid. Het aandeel schrijfvaardigheid, zoals die rechtstreeks uit de nieuwe WEB-eindtermen valt af te lezen, is verminderd tot zo'n 20%.
En tenslotte volgt hieronder een hoofdstuk uit mijn schoolpraktijk. Jarenlang werk ik in de sector DGO; de laatste tien jaar in de opleiding mode en kleding. Twee jaar geleden maak ik een gedwongen overgang naar de sector techniek, met vooral lessen in de afdeling elektrotechniek en lessen voor doorstroomstudenten in werktuigbouwkunde en civiele techniek.
105
- eventuele bijlagen en voorbeelden
Accenten, accentverschuiving en accent verleggen
Uit de voorbeelden uit de praktijk van collega's uit het BVE-veld en uit mijn eigen praktijk en van de leerplanontwikkelaars maak ik tot slot een voorlopige balans op van moedertaalaccenten in het MBO. De voorbereiding op het beroep, de voorbereiding op verdere studie en de voorbereiding op het burgerschap leiden binnen de beschreven contexten tot nadenken over Nederlands en studievaardigheden, Nederlands en bedrijfscommunicatie, Nederlands en andere (beroepsgerichte) vakken, Nederlands en taalbeleid. Het programma Nederlands krijgt andere accenten, accenten verschuiven onder invloed van ontwikkelingen en de MBO-leraar zelf verlegt accenten om de leerling te blijven motiveren en ervoor te zorgen dat de leerling 'er wat aan wil hebben' in zijn (latere) beroep.
Accenten: meer vaardigheden, minder kennisoverdracht; veel meer spreekvaardigheid; spelling vooral via de computer; meer technieken en strategieën
Accentverschuiving: meer inhoudelijke afstemming met collega's van andere vakken; andere noemers: bedrijfscommunicatie, leesmethodiek-leermethodiek; sociale-vaardigheids-training; interactie met het werkveld
Accent verleggen: meer groepswerk, meer begeleiding, meer zelfinstruerend lesmateriaal, meer gebruik van de computer en van computerprogramma's, minder leunen op leerboeken
De verhalen uit de praktijk bieden kansen aan de leraar in het BVE-veld. Immers, zelfinstructie met de nodige terugkoppeling, in groepen werken aan modulen met behulp van de computer, groepspresentaties en zelfverantwoordelijkheid voor onderwerp en uitwerking, een groter accent op toekomstige beroepssituaties motiveren leerlingen, al zitten ze in grote klassen met een verschillende opleidingsachtergrond en krijgen ze weinig contacturen Nederlands.
En wat hebben leerlingen eraan in hun beroep: ze leren meer over het hoe en een beetje over het waarom van de dingen dan over het wat. Misschien leren zo uiteindelijk meer van zichzelf en degenen met wie ze samenwerken dan over beroepsinhouden, worden ze zo meer algemeen gevormd door de aanpak bij Nederlands dan beroepsgericht opgeleid. Het bedrijfsleven bij monde van een hoofd personeelszaken vertelt tijdens een symposium in het najaar van 1997 over wat het beroepsonderwijs kan betekenen voor zijn bedrijf: leer de leerling solliciteren en zich presenteren. De spreekwoordelijke technische punten op de i worden in het bedrijf zelf aangeleerd!
En wat betekent de verschuiving van docent naar begeleider en het accent op andere inhouden voor ons beroep van leraar Nederlands: de verwantschap met de vakinhoudelijke academische discipline zwakt af. De taal- en literatuurwetenschap en het onderwijs Nederlands staat onder meer voor de uitdaging leerstrategieën tot het domein van taalvaardigheden en kennisdomeinen te maken.
Er staat nog heel wat te gebeuren, te doen, te veranderen. Dat zal ik tegen Theo zeggen als hij de volgende keer binnenwandelt.
107