Studenten helpen zwakke lezers

Martinette Strik, Conny Boendermaker & Evelien Kört  ·  23ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  2009  ·  pagina 114 - 117

Download artikel

DRIEËNTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

Ronde 1

Martinette Strik, Conny Boendermaker & Evelien Kört Pabo Almere

Contact: m.e.m.strik@pabo-almere.nl

c. boendermaker@pabo-almere. nl

Studenten helpen zwakke lezers

Elke Pabo vindt het ongetwijfeld belangrijk er zorg voor te dragen dat studenten in de opleiding voldoende leren over lezen, leesproblemen en dyslexie. Elke Pabo heeft colleges en opdrachten in het curriculum opgenomen over die onderwerpen. Ook worden hierover bepaalde boeken en artikelen voorgeschreven of aangeraden.

Uiteraard heeft Pabo Almere die onderdelen ook in het curriculum. Toch blijken dat niet de onderdelen die in leeropbrengst het meest effectief zijn. De stage ‘Lezen gaat voor’ bleek onverwacht succesvol in het perspectief van het aanleren van kennis en vaardigheden rondom lezen en leesproblemen1. Wat kunnen we hieruit leren voor onze opleidingsdidactiek?

In Almere ging in 2004 het project ‘Lezen gaat voor’ van start. Initiatiefneemster Els Hurkens van de stichting SBDIJ (schoolbegeleidingsdienst) raakte geïnspireerd door het proefschrift van Chris Struiksma en wist een werkgroep bijeen te roepen met vele mogelijk betrokken partijen in Almere. Daarbij dacht ze ook aan Pabo Almere. Uiteindelijk resulteerde dat in een aanpak van leesachterstanden die werd uitgevoerd door SBDIJ, Pabo Almere, de samenwerkingsverbanden Stichting 1 en de stichting Openbaar Primair Onderwijs Almelo (OPOA) en de scholen voor speciaal basisonderwijs.

Het project werd ‘Lezen gaat voor’ gedoopt, naar de titel van het proefschrift van Chris Struiksma. Het was vanaf het begin een Almeerse aanpassing van de aanpak die Struiksma ontwikkeld had; een bewerking die paste in de Almeerse situatie. Een van de belangrijke uitgangspunten van het Almeerse project was om zo veel mogelijk gebruik te maken van methodes en werkwijzen waarvan de werkzaamheid was onderzocht en aangetoond. Bij voorkeur ‘evidence-based’ en waar dat niet mogelijk was minstens ‘good-practice-based’. Ook werd aangesloten op het ‘Protocol Leesproblemen en dyslexie’ dat kort daarvoor verschenen was om het basisonderwijs richtlijnen te geven voor de aanpak van leesproblemen.

In de werkgroep werd bedacht dat het een win-win-situatie zou kunnen zijn als studenten de scholen zouden kunnen helpen bij het geven van leestrainingen aan zwakke lezers. Binnen de Pabo werd de mogelijkheid gecreëerd om een speciale ‘Lezen gaat

114

4. Lerarenopleiding Basisonderwijs

voor’-stage te doen. Vanaf 2004 tot nu wordt die stage onverminderd hoog gewaardeerd door studenten. Wel is er meer concurrentie van vergelijkbare stages, aangezien de Pabo meer dergelijke specifieke stages is gaan vormgeven. Zo bestaat er inmiddels naast ‘Lezen gaat voor’ en ‘Lezen gaat door’ ook ‘Rekenen gaat voor’ en een speciale, op techniek gerichte stage in het kader van het project VTB-pro.

Studenten bleken de ‘Lezen gaat voor’-stage niet alleen heel fijn en zinvol te vinden, ze bleken er ook enorm veel vakdidactische kennis en vaardigheden aan over te houden, zoals bleek uit de periodetoetsen, de ‘domeinportfolio’s’ en de afstudeerscripties en zoals we hoorden uit de evaluaties en uit de praktijk.

Natuurlijk hebben we geprobeerd greep te krijgen op de succesfactoren van de stage ‘Lezen gaat voor’. Hierbij zagen we een aantal factoren uit de opleidingsdidactiek terugkomen bij de evaluaties met de studenten.

De volgende factoren lijken een rol te spelen:

  • Authentieke stage

In de opleidingsdidactiek is er de laatste jaren veel aandacht voor leren in ‘authentieke situaties’. De stage ‘Lezen gaat voor’ is een dergelijke authentieke situatie. Concreet gaat de student 2 keer per week aan de slag met een zwakke lezer. Hij/zij werkt vanuit een protocol, waardoor hij/zij mogelijkheden tot zinvol handelen heeft. In die specifieke situatie wordt de student geconfronteerd met allerlei vragen, zoals blijkt uit de bijbehorende cursus en begeleiding. Vragen zoals: waarom leert dit kind nu bij mij zo snel lezen en in de groep niet? Of juist: waarom leert de leerling, ondanks alle individuele extra hulp, nog steeds niet goed lezen? Waarom is gekozen voor die werkvormen in het protocol? En ook andere vragen, zoals: hoe kan ik omgaan met weerstand tegen lezen? Hoe hou ik de leerling gemotiveerd? De student wil die vragen zelf graag beantwoord hebben en vanuit die behoefte aan kennis en vaardigheden wordt literatuur bestudeerd, wordt de cursus gevolgd en wordt met ervaren leesbegeleiders gesproken. De kennis landt met andere woorden op vruchtbare grond. Bovendien kan de student de opgedane kennis meteen in praktijk omzetten.

  • Persoonlijke betrokkenheid bij kinderen

Pabo-studenten ervaren al snel een grote persoonlijke betrokkenheid bij kinderen. Dat geldt nog sterker in een situatie waarin ze de kans krijgen om enige tijd een leerling individueel te begeleiden. Het gaat bovendien om leerlingen die een probleem hebben en waarbij de studenten een bijdrage in de oplossing kunnen hebben. Studenten beschouwen de stage als ’zinvol’. Ze hebben ervaren dat ze echt iets hebben kunnen betekenen voor een aantal kinderen. Dat geldt in het bijzonder als de leerling goed vooruit is gegaan, maar zelfs als dat niet het geval is, hebben de studenten over het algemeen de ervaring een positieve bijdrage aan de ontwikkeling van de leerling te hebben gegeven. De persoonlijke betrokkenheid werkt voor de studenten stimulerend

4

115

DRIEËNTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

in de kennisverwerving. Ze weten immers waarvoor ze het doen. Niet voor een tentamen of voor ‘ooit later’, maar voor die specifieke kinderen die ze verder willen helpen.

  • Geprotocolleerde behandeling

Door het beschreven en aangeleerde geprotocolleerde handelingskader hebben de studenten meteen iets in handen om te kunnen handelen. Het protocol biedt een aantal effectieve werkwijzen die ook uitgevoerd kunnen worden zonder veel achtergrondkennis van het leren lezen. Hierdoor kan de student ook echt iets betekenen voor de kinderen en de school.

  • Inbedding in basisschool

In de basisscholen zijn directies, interne begeleiders en leerkrachten bezig zich (verder) te bekwamen in hetzelfde als waar de student mee bezig is: hoe kunnen we zwakke lezers verder helpen? En ook: hoe kunnen we voorkomen dat lezers uitvallen en daarmee zwakke lezers worden? Samen leren geeft een gelijkwaardigheid die in andere stages meestal minder aanwezig is. De begeleiders op school hebben weliswaar veel meer ervaring, maar de student brengt een effectieve werkwijze mee, gebaseerd op de nieuwste inzichten. Daarnaast: de scholen weten uit ervaring dat extra individuele begeleidingstijd voor zwakke lezers helpt. Ze weten ook dat de mogelijkheden van een school om dat te realiseren beperkt zijn. En dan is daar ineens 2 keer in de week die student, die de begeleidingstijd van de school verdubbelt. De student wordt daardoor een gewaardeerd lid van het team. En naarmate de kinderen vooruitgang boeken, komen er steeds vaker leerkrachten vragen hoe de student die leesproblemen eigenlijk aanpakt.

  • Inbedding in de opleiding (prestaties, onderzoek, colleges)

De studenten krijgen in de cursus de nodige achtergrondkennis aangereikt. Die cursus ervaren ze anders dan de colleges die ze volgen op de Pabo. In de cursus leren ze iets wat ze de volgende dag kunnen gebruiken. Bovendien biedt de cursus hen een gelegenheid om de vragen waar ze de vorige dag mee worstelden, te stellen en worden de studenten, samen met de begeleiders van de scholen, geïnformeerd en begeleid. Ze worden serieus genomen als onderwijskrachten en gedragen zich daar ook naar! Ook moeten alle studenten die de stage ‘Lezen gaat voor/Lezen gaat door’ doen een prestatie (een grote opdracht) of onderzoek kiezen die betrekking heeft op leren lezen of leesproblemen in de groep. Dit, om te zorgen voor een transfer van de opgedane ervaring met leesproblemen naar een klassituatie.

  • Voldoende begeleiding

De student kan met vragen steeds terecht bij iemand van de school en iemand van Pabo Almere. Ook krijgt de student begeleiding in de cursus en een ‘coaching on the job’ om de student te helpen het protocol goed uit te voeren. Hierdoor is het handelen van de student ook werkelijk effectief en doelgericht en ervaart de student veel succes. Voldoende begeleiding is noodzakelijk, omdat de student ook veel verantwoorde-

116

4. Lerarenopleiding Basisonderwijs

lijkheid draagt in het project. De student moet zich voldoende ondersteund weten om die verantwoordelijkheid te kunnen dragen.

Door de stages ‘Lezen gaat voor’ en ‘Lezen gaat door’ is de belangstelling voor lezen, leesproblemen en dyslexie in de opleiding op Pabo Almere – en breder nog – op veel scholen in Almere, toegenomen. Een groep studenten is werkelijk competent op dat gebied: ze zijn op de hoogte van de nieuwste uitgangspunten, van effectieve aanpakken, van relevante literatuur (zoals de Protocollen Leesproblemen en dyslexie) en hebben bovendien ervaring in het handelen. Door presentaties in de tutorgroepen worden die kennis en ervaringen bovendien gedeeld met de andere studenten. Het enthousiasme tijdens die presentaties is groot en blijkt aanstekelijk en stimulerend: andere studenten willen ook met lezen aan de slag!

Referenties

Bolhuis, S (2004). Leerstrategieën, leren en verantwoordelijkheid. Tilburg: Fontys Hogescholen.

Korthagen, F, K. Melief & A. Tigchelaar (2002). De didactiek van praktijkrelevant opleiden(2002). HBO-raad.

Noten

1 Zie de bijdrage van Van de Lagemaat, Strik en Boendermaker: “Lezen blijft voor- »

gaan .

Ronde 2

Werner Schrauwen

Nascholingscentrum Brussels Hoofdstedelijk Gewest Contact: werner.schrauwen1@telenet.be

Taalbeleid in de lerarenopleiding: meer dan dertien doelen

1. Inleiding

“Ik ben ziek jongens, kan nu geen les geven. Schrijf me een verhandeling over de mythologische contaminatie in de presocratische filosofie. Tot in de eeuwigheid”.

4

117

Labels

doelgroep
NT1-leerlingen
domein
leesonderwijs
land
Nederland
onderwijstype
basisonderwijs
lerarenopleiding
thema
onderwijsleeractiviteiten

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

23ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2009