Hellmuth Van Berlo · 23ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2009 · pagina 257 - 261
8. Nederlands als tweede taal
Ronde 3
Hellmuth Van Berlo
Taaluniecentrum NVT, Brussel
Contact: hvanberlo@taaluniecentrum-nvt.org
Nvt – Nt2: één pot nat?
-
Inleiding
Is de hele discussie over de vermeende verschillen en/of overeenkomsten tussen Nederlands als tweede taal (Nt2) en Nederlands als vreemde taal (Nvt) niet een academische kwestie? Zijn er wel wezenlijke verschillen aan te wijzen tussen de didactiek van een tweede taal enerzijds en die van een vreemde taal anderzijds? Een Nt2-docent kan in principe toch zonder al te veel moeite lesgeven in een Nvt-situatie? En vice versa? Of ... zijn er misschien toch een paar verschillen aan te wijzen die het onderwijs praktisch beïnvloeden en ervoor zorgen dat men zich aan de respectieve situatie (Nt2 of Nvt) dient aan te passen?
In deze bijdrage probeer ik aan te tonen dat er misschien niet zozeer verschillen op methodisch-didactisch vlak aan te wijzen zijn, maar dat op gebieden die daar aan raken wel degelijk verschillen te identificeren zijn, bijvoorbeeld ‘werkvormen’, ‘materiaal’, ‘toetsing’ e.d. Dus, wat mij betreft: niet één pot nat, maar veeleer twee min of meer op elkaar lijkende potten met een verschillende inhoud. Overigens ga ik het niet hebben over de overeenkomsten. Die zijn er natuurlijk ook, maar die worden door iedereen wel onderkend.
Â
In het verleden ondersteunde de Nederlandse Taalunie in het buitenland voornamelijk het onderwijs Nederlands aan universiteiten en niet dat aan andere onderwijsinstellingen. In het lopende meerjarenbeleidplan wordt ook Nederlands in het primair (basis), secundair (voortgezet) en volwassenenonderwijs ondersteund. De gebieden die grenzen aan het taalgebied hebben daarbij prioriteit. Daar is de kennis van het Nederlands immerse het meest dringend gewenst. Dit grenslandenbeleid is gebaseerd op de uitkomsten van het Colloquium ‘Nederlands in de Wereld’ dat de Taalunie in 2001 organiseerde. Samen met de verantwoordelijke beleidsinstanties ontwikkelt de Taalunie een beleid dat enerzijds is toegespitst op de specifieke situatie per regio en anderzijds op een algemene ondersteuning vanuit het Nederlandse taalgebied. |
8 |
257
DRIEËNTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS
Uit de reacties van en de contacten met het veld dat Nvt vertegenwoordigt, kwam naar voren dat een bundeling van de beleidsuitvoerende en -ondersteunende activiteiten van de Nederlandse Taalunie voor Nvt wenselijk was. Daarnaast zou de integratie van het beleid en het instrumentarium binnen één expertisecentrum tot een beter afgewogen en sterker aanbod leiden.
Om die redenen is door de Nederlandse Taalunie het ‘Taaluniecentrum Nederlands als vreemde taal’ in Brussel opgericht. Het centrum ondersteunt docenten, leerkrachten en leerders van het Nederlands buiten het taalgebied in de vorm van advisering, informatieverstrekking, deskundigheidsbevordering (scholing) en via concrete projecten die gericht zijn op leermiddelen en -materialen, toetsing en certificering, promotie en onderzoek. Op die manier ontstond één loket voor vragen en wensen van de taalgebruikers Nvt, zowel universitair alsook niet-universitair.
3. Nederlands als vreemde taal – waar, door en voor wie?
Naast de gestage groei van de universitaire neerlandistiek extra muros (“buiten de muren” – in het buitenland) kan men vaststellen dat ook het niet-universitaire onderwijs Nederlands zich verder ontwikkelt en dat buiten het Nederlandse taalgebied – met name in de aangrenzende taalgebieden – eveneens sprake is van een grote belangstelling voor het Nederlands. Die aangrenzende taalgebieden zijn de Franse departementen Nord-Pas de Calais, Franstalig België en de Duitse deelstaten Nedersaksen en Noord-Rijnland-Westfalen.
Enkele cijfers ter illustratie:
-
wereldwijd studeren ongeveer 15 000 studenten Nederlands aan buitenlandse universiteiten, verspreid over 40 landen;
-
meer dan 350 000 scholieren van alle schoolvormen krijgen van ongeveer 5 000 docenten onderwijs Nederlands op scholen in het buitenland (de hoogste concentratie is in de aangrenzende taalgebieden).
Het Nederlands als vreemde taal wordt momenteel in tal van diverse contexten aangeboden. Zo maken in de aangrenzende taalgebieden waar verschillende talen en culturen met elkaar in aanraking komen, meertaligheid en culturele diversiteit deel uit van de alledaagse praktijk. Het Nederlands in de aangrenzende taalgebieden – en daarmee ook het onderwijs Nederlands als vreemde taal – ontwikkelt en profileert zich in een meertalige en interculturele omgeving. Het Nederlands staat in een sterke onderlinge wisselwerking met de respectieve buurtalen Duits en Frans.
258
8. Nederlands als tweede taal
Hoe groot de diversiteit ook moge zijn, in elk van de contexten staat de rol van de docent centraal. Het zijn immers de kwaliteit van de interactie tussen de docent en de leerder, en de mate waarin de docent optimale leerkansen voor de Nvt-leerder creëert, die het rendement van het onderwijs Nederlands als vreemde taal in grote mate bepalen.
4. Wat maakt Nvt anders dan Nt2?
Dat er, wat mij betreft, verschillen aan te wijzen zijn, zal nu wel duidelijk zijn. Hoe die verschillen er dan precies uitzien, zal ik hierna heel kort proberen te beschrijven, waarbij ik vanuit de volgende 6 gezichtspunten vertrek:
-
lesgevers;
-
leerders;
-
methode/didactiek;
-
materiaal/werkvorm;
-
toetsing/certificering;
-
referentiekader.
Overigens resulteren die beschrijvingen niet uit wetenschappelijk onderzoek, maar zijn ze gebaseerd op ervaringsgegevens van mijzelf en anderen.
4.1 Lesgevers
Zoals al eerder is opgemerkt, vormen kwalitatief goede docenten/leerkrachten de sleutel tot het succes van het leren van het Nederlands. Dat geldt zowel voor Nt1, Nt2 als voor Nvt. In het geval van Nt2 is de docent of leerkracht bijna altijd t1-spreker van het Nederlands. In toenemende mate ziet men dat ook van oorsprong allochtone docenten kiezen voor het beroep van docent Nt2. Ik vind dat een goede ontwikkeling. Bovendien hebben Nt2-docenten steeds vaker een specifieke opleiding voor het lesgeven in Nt2 genoten.
Â
Voor Nvt ziet dat er wat anders uit. In de meeste gevallen zijn de Nvt-lesgevers geen t1-sprekers en hebben ze zelf het Nederlands als vreemde taal geleerd. De meesten hebben een specifieke lerarenopleiding voor het Nederlands als vreemde taal gevolgd, ten minste voor het voortgezet onderwijs en de universiteit.
+ Het taalvaardigheidniveau van de Nvt-lesgever varieert van B 1 tot en met C 1 van het Europees Refentiekader. Het zou overigens interessant zijn om te onderzoeken op welke schalen het taalvaardigheidniveau van de Nt2-lesgever zich beweegt. |
8 |
259
DRIEËNTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS
4.2 Leerders
Nt2-leerders beschikken vaak over meerdere verschillende talige en culturele achtergronden. Nt2-groepen zijn, wat taal en cultuur betreft, zeer zeker niet homogeen. De leerders hebben meestal een andere talige en culturele achtergrond dan de lesgever. De Nt2-lesgever is vaak niet vertrouwd met – en dat kan ook bijna niet – alle talen en culturen die in zijn/haar groep vertegenwoordigd zijn. En hetzelfde geldt min of meer voor de leerders ten aanzien van de doeltaal en -cultuur. In dit geval het Nederlands. Die verscheidenheid aan talen en culturen binnen de groepen kan tot misverstanden leiden.
Voor Nvt geldt dat de leerders meestal dezelfde talige en culturele achtergrond hebben. De Nvt-lesgever is uiteraard vertrouwd met de taal en cultuur van zijn/haar groep. Misverstanden naar aanleiding van talige en culturele achtergronden komen dan ook niet voor.
4.3 Methode/didactiek
Zowel bij Nt2 als bij Nvt ligt het accent op taalverwerving. In het geval van Nt2 wordt vaak gekozen voor een functionele aanpak en wordt (hopelijk) optimaal gebruikgemaakt van de mogelijkheid tot natuurlijke input. De leerders worden immers ook buiten de formele onderwijssituatie geconfronteerd met de doeltaal (in dit geval het Nederlands) dat de omgevingstaal is. Mede door de talige en culturele verscheidenheid binnen Nt2-groepen is er sprake van interculturele confrontatie (andere culturen – cultuur NL) en bewustzijnsvorming.
Bij Nvt wordt voor de taalverwerving vaak gebruikgemaakt van een contrastieve methode, een aanpak waarbij de doeltaal (NL) wordt vergeleken met de eigen taal (t 1). De Nvt-leerders komen buiten de formele onderwijssituatie niet of nauwelijks in contact met de doeltaal. Er kan dus vrijwel geen gebruik worden gemaakt van natuurlijke input. Het intercultureel onderwijs is vaak ook gericht op een vergelijken van en kennis maken met de doeltaalcultuur (kennis van land en volk) vanuit een min of meer homogene omgevingscultuur.
4.4 Materiaal/werkvorm
Nt2-lesgevers hebben de mogelijkheid om veel gebruik te maken van (semi-)authentieke materialen. Daarbij kan men teruggrijpen op een hele waaier aan (interactieve) werkvormen die in Nederland en Vlaanderen gebruikelijk zijn, maar die in een Nvt-context wel eens minder snel geaccepteerd kunnen worden. Verder hebben Nt2-lesgevers de keuze uit een hele reeks specifieke handboeken en methodes voor het Nt2- onderwijs die al dan niet gebruikmaken van meer- of anderstalige ondersteuning.
260
8. Nederlands als tweede taal
De Nvt-lesgever heeft minder direct toegang tot (semi-)authentieke materialen. Daarnaast bestaan er weinig handboeken en methodes voor het onderwijs in Nvt. Veelal wordt gebruikgemaakt van Nt2-methodes met veel aanvullend (eigen) materiaal. De ondersteuning is vrijwel altijd in de eigen taal. Hierboven werd al gesteld dat werkvormen die in een Nederlandse context heel gangbaar zijn, in een Nvt-situatie wel eens niet zouden kunnen werken. Zo is het bijvoorbeeld moeilijk om een concept als “verkennend leren” binnen het basisonderwijs in Noord-Frankrijk in te voeren.
4.5 Toetsing/certificering
Ook voor Nt2 en Nvt geldt dat toetsing en certificering onontbeerlijke elementen zijn bij taalverwervingsprocessen. Voor de certificering Nt2 wordt vaak het staatsexamen Nt2 gebruikt of een getuigschrift van een Nederlandse onderwijsinstelling. Heel soms kiest men voor het Certificaat Nederlands als Vreemde Taal. Voor Nvt geldt dat, ter ondersteuning van het diploma/getuigschrift van het betreffende buitenland, vaak een van de profielexamens van het Certificaat Nederlands als Vreemde Taal (CNaVT) als extern examen gebruikt wordt.
4.6 Referentiekader
Nt2 wordt in een doeltaalcontext onderwezen. Daar staat tegenover dat de onderwijsgroepen heel heterogeen zijn wat betreft de talige en culturele achtergrond van de deelnemers. De in Nederland heersende onderwijsvisie zou wel eens verkeerd kunnen vallen bij andere taal- en cultuurgroepen. Dat heeft tot gevolg dat de visie op leren, onderwijzen en toetsen binnen een Nt2-groep incoherent is.
Aangezien de taal en cultuur in een Nvt-context homogeen zijn, is de visie op leren, onderwijzen en toetsen coherent. Eventuele verschillen komen veeleer voort uit leeftijdsverschillen en sociologische aspecten.
Het is duidelijk dat de onderwijsvisie van Nt2 respectievelijk Nvt van grote invloed is op de eerste 5 eerder genoemde gezichtspunten.
Â
5. Conclusie
Ik hoop dat ik met mijn korte uiteenzetting een bijdrage heb kunnen leveren aan de discussie over de (eventuele) verschillen tussen Nt2 en Nvt. Zoals ik al eerder heb gezegd, zijn mijn bevindingen niet gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek. Mijns inziens is er nood aan fundamenteel wetenschappelijk onderzoek op het gebied van vakdidactiek Nvt. Rest mij nog te zeggen dat ik in mijn bijdrage alleen de verschillen heb belicht. Er zijn uiteraard ook genoeg overeenkomsten aan te wijzen waar in de Nvt-praktijk al dankbaar gebruik van wordt gemaakt. |
8 |
261