Lezen: een doorlopende leerlijn mét de leerling

Bert de Vos  ·  24ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  2010  ·  pagina 51 - 54

Download artikel

2.Competentieleren

Schram, D. (2007). Lezen in het VMBO. Onderzoek — interventie — praktijk. Delft: Eburon.2

Van Acker, T. e.a. (2005). Voorlezen kan iedereen! Handboek met tips, interviews, voorbeelden, klassiekers. Leidschendam: Biblion.

Ronde 6

Bert de Vos

APS, Utrecht

Contact: b.devos@aps.n I

Lezen: een doorlopende leerlijn mét de leerling

1. Inhoud van de lessen

Op het Cals College in IJsselstein volgen alle leerlingen in de brugklas een leesprogramma, waarbij de betrokkenheid van de leerling hoog is en gevarieerde lesvormen en manieren van beoordelen worden ingezet. Het programma is gericht op het verbeteren van de leesvaardigheid door gerichte oefening van deelvaardigheden te geven, door leesstrategieën aan te leren, door veel rijke leesopdrachten bij Nederlands en bij andere vakken te geven en door herhaaldelijk te reflecteren op de eigen leesvaardigheid.

Aan het begin van het programma is er een externe toets (de Dialangtoets), bedoeld om het leesniveau van de leerlingen te bepalen. De toets wordt zo vroeg mogelijk in het schooljaar afgenomen. De toets vormt de basis voor gesprekken met leerlingen en geeft de leerkrachten informatie over het leesniveau van hun leerlingen. Tussendoor maken de leerlingen de leestoetsen uit de methode. Deze methodetoetsen worden, behalve als stand van zaken, ook bij het toekennen van een cijfer gebruikt.

Vanaf het begin van het schooljaar is er een intensief programma leesvaardigheid, waarin de leerlingen leesstrategieën en specifieke deelvaardigheden, zoals hoofd- en bijzaken onderscheiden en feiten en meningen herkennen, aanleren. De lessen vinden plaats in mentorlessen en bij het vak Nederlands. Het zijn lessen buiten de lesmethode die toewerken naar het gebruik van 4 leesposters die in alle klassen zichtbaar aan de muur hangen. Het programma is intensief: 2 lessen per week (een mentorles en een les Nederlands) worden er aan besteed. Na 10 weken is het volledige programma doorlopen. Alle vakleerkrachten weten van deze werkwijze af en kunnen leesteksten met leerlingen bespreken met behulp van de posters. Na het programma onderhouden de

51

VIERENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

leerlingen de aangeleerde vaardigheden door te blijven oefenen in de lessen Nederlands.

In het begin van het schooljaar is er in de lessen Nederlands expliciete aandacht voor de criteria van leesvaardigheid en de leeshouding van de leerling. De leerlingen bespreken met elkaar wat de kenmerken zijn van een goede lezer en van een beginnende lezer en ze plaatsen zichzelf op de lijn van 'beginner' tot 'expert'. Ook maken ze kennis met de officiële referentieniveaus voor leesvaardigheid en schatten ze in op welk niveau ze zitten. Deze reflectie op hun eigen kunnen herhalen ze halverwege en aan het eind van het schooljaar.

Gedurende het schooljaar leggen leerlingen een tekstendossier aan, waarin ze laten zien wat ze op het gebied van begrijpend lezen kunnen. Ze maken hun voortgang inzichtelijk door teksten te verzamelen en er een verantwoording bij te schrijven. Zo bepaalt een leerling zelf of hij het 2F-niveau van de referentieniveaus gehaald heeft. Het dossier bevat de volgende zaken:

  • scores: uitslag begintoets, tussentijdse methodetoetsen en eindtoets;

  • niveattbepahng ingevulde leerlijnen, inschalingen op referentieniveau;

  • opdrachten: ca. 6 verwerkingsopdrachten bij een tekst naar keuze, waarmee de leerling kan laten zien wat hij kan;

  • teksten: de leerling zoekt 2 teksten die hij makkelijk te begrijpen vindt, 2 teksten die hij te moeilijk vindt en 2 teksten die hij nog net kan begrijpen en relateert de moeilijkheidsgraad aan de referentieniveaus. Die zijn voor dit doel in 'leerlingen-taal' herschreven.

Voor de verwerkingsopdrachten kunnen de leerlingen kiezen uit een set opdrachten en een set teksten. Zowel de opdrachten als de teksten lopen op in moeilijkheidsgraad: van het basisniveau tot het streefniveau. De leerlingen weten bij welk niveau een tekst of een opdracht hoort. De verwerkingsopdrachten zijn tekstonafhankelijk en gevarieerd en kunnen bij alle teksten uitgevoerd worden.

De leerlingen vullen zelf het dossier in. Gemiddeld om de twee weken kunnen ze tijdens de les aan het dossier werken en indien nodig werken ze er in hun eigen tijd aan. Tijdens de lessen voert de docent individuele gesprekken en biedt hij hulp waar nodig. Halverwege het schooljaar vindt er een klassikale les plaats waarin de leerlingen reflecteren op hun voortgang. Ze vullen opnieuw de leerlijn in en bepalen aan de hand van hun dossier op welke niveau ze zitten. Aan het eind van het schooljaar herhalen ze dat.

52

2.Competentieleren

2. Toelichting van de werkwijze

Het Cals College in IJsselstein heeft een visie op lezen: begrijpend lezen is meer dan het goed beantwoorden van vragen bij een toets; het gaat over een houding dat lezen belangrijk is in je leven en het gaat om het rijk verwerken van diverse soorten teksten. Vanuit die visie is het leesprogramma ontworpen. Daarin komen natuurlijk teksten met vragen voor en die worden ook getoetst. Maar daarnaast zijn er tal van activiteiten die gericht zijn op formatieve beoordeling, op het vergroten van leerling-betrokkenheid en op het verkrijgen van intrinsieke motivatie. De school werkt met een keur aan authentieke teksten: de krant komt de klas in, leerlingen nemen zelf teksten mee, internetteksten... Met die teksten worden ook veel andersoortige opdrachten gemaakt dan de traditionele vragen. De school heeft een viertal soorten opdrachten gemaakt om de teksten te verwerken: `doe'-opdrachten, groepsopdrachten, schrijfopdrachten en spreekopdrachten. Het doel hiervan is om leerlingen veel, gewoon en natuurlijk te laten lezen. Want daarin zit de kern: als lezen normaal is en iedereen het doet en als alle leerkrachten gevarieerde teksten gebruiken om het leren te ondersteunen, ontwikkelen leerlingen makkelijker de houding dat lezen er gewoon bij hoort en dat het nuttig is om dat goed te kunnen.

De school heeft ook een visie op toetsen en evalueren. De traditionele leestoets (de tekst met een set vragen) alleen past niet bij de visie op hoe leerlingen hun leesniveau kunnen verhogen. Daarom werkt de school met andere vormen van beoordelen en evalueren. Ook daarin hebben leerlingen zelf een grote rol. Ze maken met elkaar de criteria van de leerlijn, waardoor leerlingen weten aan welke criteria ze moeten voldoen. Ze hebben ook inzicht in het einddoel van begrijpend lezen, want de referentieniveaus zijn op leerling-niveau uitgewerkt en leerlingen hebben in de lessen geleerd naar teksten te kijken aan de hand daarvan. De rol van leerlingen wordt nog vergroot, omdat ze inzicht hebben in de resultaten van de instaptoets lezen van Diataal. De uitslagen daarvan zijn met de leerlingen besproken en naast de vorderingen op de leerlijn gezet. Leerlingen leggen ook nog een eigen tekstendossier aan, waarin ze aantonen in hoeverre ze het 2F-niveau gehaald hebben. Ze bewijzen dat door teksten te lezen, door er keuzeopdrachten bij te maken en door de teksten in te schatten op niveau. De rol van leerlingen is buitengewoon groot en leidt tot hoge betrokkenheid.

De beoordelingsvormen van de school zijn zowel formatief (om van te leren) als summatief (om te meten en beoordelen). Het summatieve deel van het toetsen zit in de deelvaardigheidstoetsen die bij de methode horen. Die worden beoordeeld met een cijfer en tellen mee voor het rapport. De opvatting van de school is dat door de andere – formatieve – aspecten van de beoordeling de leerling-participatie zo groot is, dat leerlingen een grotere motivatie hebben om aan hun eigen leesontwikkeling te werken en dat de effecten daarvan zichtbaar worden in de summatieve hoofdstuktoets. Een summatieve beoordeling is er ook door de leerling zelf. De leerling bepaalt namelijk in

53

VIERENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

hoge mate zelf of hij het referentieniveau 2F heeft gehaald. De formatieve beoordeling is ruim aanwezig: leerlingen hebben gesprekken met de leerkracht en elkaar over de vorderingen op de leerlijn lezen'. Hierbij wordt Diataal gebruikt als diagnose voor het leesvaardigheidsniveau.

In alle fasen van het proces sluiten evalueren/beoordelen, toetsen en opvattingen over het ontwikkelen van leesvaardigheid op elkaar aan.

Referenties

De Vos, B. (2009). Lezen. Utrecht: APS.

Expertgroep Doorlopende Leerlijnen (2008). Over de drempels met taal. De niveaus voor de taalvaardigheid. Enschede.

Moes, G. (s.d.). Instrument om leesniveaus te bepalen. Cals College IJsselste n: eigen uitgave.

Moes, G. e.a. (s.d.). Opdrachten bij teksten. Utrecht: APS.

Van den Berg, L., H. Kroon & B. de Vos (2010). Leren en beoordelen in samenhang. Utrecht: APS.

54

Labels

domein
leesonderwijs
land
Nederland
onderwijstype
basisonderwijs
voortgezet/secundair onderwijs
thema
doelstellingen
leerlijn
onderwijsleeractiviteiten

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

24ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2010