Petra Moolenaar · 24ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2010 · pagina 109 - 112
4. Lerarenopleiding Basisonderwijs
Graft, M. & P. Kemmers (2007). Onderzoekend en ontwerpend leren bij Natuur en Techniek. Enschede: SLO.
Janssen-Vos, F. (2006). Spel en ontwikkeling Spelen en leren in de onderbouw. Assen: Van Gorcum.
011iphant, J. (1991). Total physical fun. Los Gatos, USA: Sky Oaks Productions.
Paus, H., R. Rymenans & K. Van Gorp (2006). Dertien doelen in een dozijn. Een referentiekader voor taalcompetenties van leraren in Nederland en Vlaanderen. Den Haag: Nederlandse Taalunie.
Van den Nulft, D. & M. Verhallen (2009). Met woorden in de weer. Bussum: Co utinho.
Verhallen, M. & S. Verhallen (1994). Woorden leren, woorden onderwijzen. Hoevelaken: CPS.
Wood, E. & J. Attfield (2006). Play, Learning and the Early Childhood Curriculum. Londen: Paul Chapman Publishing.
Noten
1 woord begrijpen, d.w.z. woord is op te roepen uit de <passieve' woordvoorraad.
2 woord gebruiken, d.w.z. woord is op te roepen uit de <actieve' woordvoorraad.
3 (hand- of stok) <pop'.
Ronde 7
Petra Moolenaar
Fontys Pabo, Eindhoven/Veghel Contact: p.moolenaar@fontys.n1
Taalbeleid in tegenspraak met de huidige visies op taal binnen het basisonderwijs
Teunissen (1992) heeft de meest beknopte definiëring gegeven van het begrip <taalbeleid': `Taalbeleid is een structurele en systematische wijze van reageren op de taalsituatie in de eigen school" (z.p.). Folkert Kuiken (2004) voegt er in zijn openbaar college Taalbeleid als uitdaging' aan toe dat "taalbeleid het geheel aan maatregelen betreft
109
VIERENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS
dat een school treft om de schoolloopbaan en de leerresultaten van alle leerlingen te verbeteren".
De afgelopen jaren zijn er verschillende handboeken verschenen met als onderwerp `taalbeleid en basisonderwijs'. Elke, zichzelf respecterende basisschool werkt aan taalbeleid: één lijn als het gaat om taal bij andere vakken en één gezamenlijke opvatting over de taaldidactiek en de taalleerlijn. Taalbeleid op school moet dan ook plaatsvinden op drie niveaus (Van den Branden 2010: 12):
-
op leerlingniveatt: wat willen we concreet bereiken op het vlak van de taalontwikkeling van leerlingen?
-
op klasniveau: wat willen we concreet bereiken op het vlak van de interactie van de individuele leerkracht met de leerlingen in de klas?
-
op schoolniveau: wat willen we bereiken met het hele schoolteam (en met betrekking tot de werking van onze school)?
Inspecties pakken basisscholen hard aan als ze onder de maat scoren. Toetsresultaten worden steeds belangrijker en taal en rekenen zijn de pijlers van het onderwijs. Vooral de kennis en vaardigheden van kinderen op het gebied van taal en rekenen worden getoetst. Daarnaast geeft het Rijk basisscholen per kind ? 1500 geoormerkt geld, waarmee scholen op het gebied van taal en rekenonderwijs een verbeterslag kunnen maken. Lectoren op Pabo's doen, samen met het werkveld en studenten, onderzoek naar de verbetering van didactiek en methodiek. De nieuwe slagzin op de basisscholen is dan ook: (opbrengstgericht onderwijs'.
Maar wat garandeert dat de nieuwe aanpak ook meer taalopbrengst oplevert? Taal heeft drie functies:
-
een communicatieve functie;
-
een conceptualiserende functie;
-
een expressieve, creatieve functie.
Kinderen moeten die functies ontdekken en moeten vaardigheden ontwikkelen om taal ook communicatief, expressief en conceptueel te kunnen gebruiken.
Scholen hebben zich de laatste twintig jaar in hun didactiek toegelegd op het aanleren van strategieën. Strategie was het toverwoord: als we kinderen maar technieken leren om te leren lezen, om leesteksten te ontrafelen en om teksten te schrijven, komen ze er wel. Intussen is uit onderzoek gebleken dat, naast het aanleren van taalstrategieën, taal moet worden aangeboden in een functionele, betekenisvolle context. Kinderen op een structurele manier technisch leren lezen, maakt ze immers nog steeds geen lezers. Kinderen planmatig leren schrijven, maakt ze nog geen schrijvers. Kinderen moeten
110
4. Lerarenopleiding Basisonderwijs
ervaren wat er zoal te lezen valt en waar en wanneer er zoal gelezen wordt in deze wereld. Ze moeten zien wat er zoal geschreven wordt in de maatschappij en welke functie teksten hebben. Kinderen moeten met andere woorden functionele lezers en schrijvers worden. Strategieën voor spreekonderwijs vinden we in het huidige lessysteem niet of onvoldoende terug. Nochtans weten we dat praten aan schrijven en lezen voorafgaat.
Laten we nog even ingaan op de ontwikkeling op het gebied van taalbeleidsprogramma's. Door het Rijk worden taalbeleidsprogramma's gefinancierd. Overal rijzen `taalpilots) als paddenstoelen uit de grond. Het gaat hier om ondersteuningsprogramma's voor aanvankelijk technisch lezen, woordenschat en begrijpend lezen. Wie de pilots bekijkt, ziet dat er vooral een verfijning plaatsvindt op het gebied van de strategie. Door zo in te zoomen op een aspect van het taalvaardig maken van kinderen, laten we andere taalbeleidsaanpakken liggen. We gaan voorbij aan de volledige taalvaardige mens: een mens die in alle situaties taal leert. Hoe we op die vaardigheid van de mens kunnen inspelen en daar gebruik van kunnen maken bij het opzetten van een `overall taalbeleid' wil ik laten zien in deze workshop. Verder gaan we voorbij aan wat Johan De Caluwe (2002) `taalvariëteiten) noemt. In Nederland komen veel taalvarianten voor: dialecten, regiolecten, maar ook door de emigratie veel verschillende vormen van meertaligheid. Umberto Eco spreekt hier over de "onvolmaakte meertaligheid" (in: De Caluwe e.a. 2002: 8).
Door het aanbieden van een eenduidige strategie gaan we ervan uit dat elk kind, ongeacht zijn of haar taalvariëteit, die strategie kan toepassen en dat het hem of haar taal-vaardiger maakt. Daarnaast heeft het computertijdperk ervoor gezorgd dat we op een andere manier kijken naar geschreven teksten. Biedt de website stilistische mogelijkheden of is het zo dat de stilistische diversiteit wordt bedreigd door het internet? De psycholoog James Hillman (2009) is van die laatste overweging alvast overtuigd: "kinderen zijn niet meer in staat om Toon Tellegen te lezen" (z.p.). Hillman doet hier een uitspraak over het stilistische vermogen van de taalgebruiker. Het gaat hier om de expressieve functie van taal. Vraag is of we belang hechten aan het expressieve aspect van taalgebruik. In de kerndoelen krijgt het vak `jeugdliteratuur> nauwelijks aandacht en ook in de didactiek van stellen wordt weinig plaats ingeruimd voor de ontwikkeling van persoonlijke schrijfstijlen.
Hoe kunnen we een dergelijke complexe taalsituatie vangen in een beleid? Het voorstel in deze workshop is om uit te gaan van de leerlingen en hun beginsituatie. Kris Van den Branden (2010) heeft op een goede manier verwoord hoe de beginsituatie vastgesteld kan worden. Verder pleit ik in deze workshop voor geïntegreerd taalonderwijs en taalbeleid, zoals wordt voorgesteld door Emmelot e.a. (2006). Taalbeleid moet ertoe leiden dat kinderen talig communicatief, conceptueel, expressief en creatief vaardiger kunnen worden binnen ons basisonderwijs. En met taalleespilots, gericht op deelvaardigheden, komen we er niet.
VIERENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS
Referenties
De Caluwe, J., D. Geeraert, S. Kroon, V. Mamadouh, R. Soetaert, L. Top & T. Vallen (red.) (2002). Taalvariatie en taalbeleid Bijdragen aan het taalbeleid in Nederland en Vlaanderen. Antwerpen: Garant.
Emmelot, Y.W. & E.J. van Schooten (2006). Effectieve maatregelen ter bestrijding van taalachterstanden in het primair onderwijs. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut.
Hillman, J. (2009). Verraad en verlangen. Beelden uit de archetypische psychologie. Rotterdam: Uitgeverij Lemniscaat.
Kuiken, R (2004). "Taalbeleid als uitdaging". Openbaar college, Universiteit van Amsterdam.
Teunissen, E (1992). Werken aan taalbeleid. Den Bosch: KPC.
Van den Branden, K. (2010). Handboek taalbeleid basisonderwijs. Leuven: Acco.
Ronde 8
Anneli Schaufeli
Expertisecentrum Nederlands
Contact: a.schaufeli@taalonderwijs.n1
Met de Kennisbasis Nederlands op weg naar excellent taalonderwijs
1. Maatschappelijke context
In Nederland liggen de lerarenopleidingen voor het primair onderwijs al jaren onder vuur. Aankomende leraren zouden over onvoldoende kennis beschikken. Ze zouden niet goed kunnen rekenen en hun taalvaardigheid zou ver beneden peil zijn. De opleidingen leveren onvoldoende kwaliteit af, was de conclusie. Onder regie van de HBOraad1 zijn de lerarenopleidingen in 2008 gestart met het project Werken aan kwaliteit (WAK). In hoeverre het, wat betreft taal, gaat om het verbeteren van de eigen (professionele) taalvaardigheid van de studenten of over het verhogen van het kennisniveau van het vak `taaldidactiek', blijft een punt van terugkerende onduidelijkheid. Van der Leeuw (2010) legt helder uit dat dat twee heel verschillende zaken zijn, die ieder om een eigen specifieke aanpak vragen. Voor vakgenoten is het een vanzelfsprekende zaak, voor beleidsmakers niet, zo is gebleken.
112