Jef Pepermans · 1ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 1986 · pagina 189 - 204
27
September
1986
een
CONFERENTIE
verslag
—van
Het Schoolvak
NEDERLANDS
189
DE TRAPSGEWIJZE
en de werkwoordspelling
1 De werkwoordspelling: fouten door gokken
De vakgroep Nederlandse didactiek aan de UIA (Universitaire Instelling Antwerpen), waarvan ik deel uitmaak, is zeker geen clubje spellingfreaks.
We weten best dat er in het moedertaalonderwijs belangrijker dingen zijn dan spelling (Zie Daems e.a. 1982). Maar we kunnen er anderzijds ook niet omheen, dat de werkwoordspelling voor problemen blijft zorgen: een tragedie zonder einde blijkbaar, waarvan de korte recensie luidt: teveel tijd, te weinig rendement.
Ik weet dat ik tegenover dit gehoor niet meer hoef te bewijzen, dat fouten tegen de werkwoordspelling courant voorkomen, zowel binnen als buiten het onderwijs. Toch geef ik u enkele voorbeelden.
1 ...(ondergetekende) betaald ... (uit:inschrijfformulier VAN-Taaltornooi 1983). Deze fout betreft zogenaamde concurrerende vormen. Ze is mogelijk te verklaren vanuit de frequentie van werkwoordsvormen. Op een bestand van 600.00 woorden blijkt betaald met een 'd' (voltooid deelwoord) inderdaad 32 maal voor te komen, terwijl de vorm betaalt met een 't' 'slechts' 8x voorkomt (zie Uit den Boogaart 1975).
Jef Pepermans
procedure
Het Schoolvak
NEDERLANDS
190
2 ... luid toegejuichd...
Deze vorm staat te lezen in de overbekende roman van G.Garcia Márquez Honderd jaar eenzaamheid. Van concurrentie is hier geen sprake: deze vorm is onbestaande. Ik vraag mij hierbij af, hoeveel aanwezigen in deze zaal die het boek gelezen hebben, de fout hebben opgemerkt.
3 Nu enkele vormen uit het onderwijs (uit werk van leerlingen).
...geopereert..
.,.werdt...
...jachthondt...
...zelf behoudt...
De vorm geopereert is weer een onbestaande vorm; toch zou men van semi-concurrentie kunnen spreken, omdat de vorm opereert wel bestaat. Maar de werdt-vorm is helemaal onmogelijk (eventuele semi-concurrentie met wordt yind ik vrij. vergezocht). De vormen jachthondt en zelfbehoudt tenslotte wijzen op het olie-vlek-effect van het spellingonderwijs, waarbij leerlingen schijnen te redeneren als volgt: 'd' en 't' achteraan een woord zorgen voor ingewikkelde toestanden, dus zal ik zo'n vorm maar ingewikkeld schrijven.
4 Met de laatste fout van vandaag stappen we terug uit het onderwijs: "Een met redenen omkleedde afwijzing" (uit: Solliciteren en selecteren,
Onze Taal, nov. 1982). Dit is een klassiek voorbeeld waarbij reële concurrenten -omkleedde als persoonsvorm van de verleden tijd en omklede als verbogen vorm van het voltooid deelwoord- voor verwarring zorgen. Maar de context van dit stuk zorgt hier toch wel voor een bepaald effect.
Let wel: het is niet uit leedvermaak dat ik deze fouten toon -uitgezonderd wat de laatste betreft. Ik wil maar aantonen dat een 100% correcte werkwoordspelling niet zo vaak te lezen is. Nog een merkwaardige vaststelling terzijde.
r Het is zo goed als zeker dat de fouten uit het onderwijs (zie rubriek 3) aan de betreffende leerling aangerekend werden; of iets gelijkwaardigs gebeurde met de fouten 1,2 en 4, daar heb ik zo mijn twijfels bij.
Aan de hand van deze voorbeelden wil ik uw aandacht vestigen op het spellinggedrag van taalgebruikers. Dat vertoont mijns inziens vaak veel overeenkomst
met gokken. Kenmerkend voor gokken is het werken (of spelen) 'op goed geluk af', in de wetenschap dat er geen systeem of strategie bestaat dat/die met grote of absolute zekerheid tot een juiste oplossing leidt. Sommige gokkers nemen hun toevlucht tot wat ik 'pseudo-systemen' zou willen noemen: ze vullen dan bijvoorbeeld hun lotto-formulier in met cijfers van telefoonnummers, geboorte-
Jef Pepermans
191
data en leeftijden, huisnummers en dergelijke van familieleden en vrienden. Heel wat taalgebruikers gaan mijns inziens op een gelijkaardige manier te werk wanneer ze werkwoordvormen spellen: ze gebruiken fragmenten van spellingregels (bijvoorbeeld 't kofschip, of de verlengingsregel) als pseudo-systemen, wat onvermijdelijk tot fouten leidt, zie de voorbeelden hierboven. En zij gaan op die manier te werk, omdat ze blijkbaar niet weten of niet geloven dat er een sluitend oplossingsysteem bestaat. Bij klassikale correctie van een spellingproef uiten leerlingen soms heel duidelijk die gokinstelling door bijvoorbeeld luid gejuich als ze een bepaalde vorm juist schreven, alsof ze inderdaad 'gewonnen' hebben door geluk (de anderen hadden dus pech en kijken sip). Eenzelfde ongeloof bleek ook uit de reactie van zesdeklassers toen ik hun vertelde (na een spellingproef waarin ze nogal wat fouten maakten), dat ik hun een systeem zou leren waarmee ze alle werkwoordvormen juist zouden kunnen schrijven: dat leek voor hen onmogelijk. Dat systeem was onze algoritmische methode Eigenwijzer, waarover zo dadelijk meer.
In dit gokgedrag ligt mijns inziens het knelpunt van het onderwijs van de werkwoordspelling: wat ontbreekt is een sluitende oplossingsprocedure die de leerling in staat stelt om op eigen houtje werkwoordvormen foutloos te schrijven.
2 Eigenwijzer: een leergang spelling
Wij hebben •de werkwoordspelling dan ook van die kant 'getackled'- dat is nog eens ën werkwoordvorm om ergens in een dictee of toets te stoppen! We wilden een waterdichte methode ontwerpen, een methode die de leerling gemakkelijk zou kunnen hanteren en die hem zelfstandig en zelfzeker zou maken. Dat resulteerde in een nieuwe leergang, die we de veelbetekenende naam Eigenwijzer meegaven.
Deze leergang ziet eruit als volgt. In een eerste deel leert de leerling een aantal grammaticale begrippen die hij nodig heeft voor de spelling yan werk-woordvormen: werkwoord, voltooid deelwoord, infinitief, persoonsvorm, tegenwoordige en verleden tijd, enkelvoud en meervoud enz. Het aantal begrippen is, zoals reeds gezegd, beperkt gehouden tot wat nodig is voor de werkwoord-spelling. Anderzijds bleek het soms nodig een niet strikt noodzakelijk begrip aan te leren om een ander, wel noodzakelijk begrip duidelijker af te bakenen. Zo wordt bijvoorbeeld eerst de categorie 'zelfstandig naamwoord' aangeleerd en daarna de categorie 'werkwoord'.
Het Schoolvak
NEDERLANDS
192
Die grammaticale noties worden aangebracht op ën laag abstractieniveau: in Eigenwijzer doen wij heel sterk een beroep op de impliciete, naïeve of prototypische kennis van het taalsysteem waarover de leerling beschikt. Ik wil dat even illustreren met voorbeelden in verband met de categorie persoonsvorm en de relatie onderwerp-persoonsvorm.
Uit 'Kuifje en de zonnetempel' Hergé.
1 De leerling krijgt een bladzijde uit Kuifje (De Zonnetempel) te lezen met de
daarbij behorende opdrachten:
a Spreekt iedereen in het verhaal Nederlands zoals het hoort? Wie niet?
b Waarom denk je dat Hergé (de man die de strips van Kuifje gemaakt heeft)
die persoon zo laat spreken?
c Kan je ook zeggen wat er precies misloopt in dat 'gebrekkige' Nederlands?
d Zet de 'gebrekkige' Nederlandse zinnen uit het stripverhaal om in 'gewoon'
of 'behoorlijk' Nederlands.
e Wat heb je precies gedaan om deze opdracht uit te voeren?
Leerlingen einde basisschool kunnen vrijwel moeiteloos deze opdrachten uitvoeren precies op grond van hun intuïtieve kennis van de taalsystematiek. Uit de vragen c en e blijkt ook dat het ons niet zozeer te doen is om linguïstische accurate definities. Het belangrijkste is dat de leerling operationele definities verwerft, dat wil zeggen definities die hem in staatr stellen een bepaalde werkwoordvorm te identificeren als bijvoorbeeld een persoonsvorm I of II, een voltooid deelwoord enz.
2 Een gelijkaardige opdracht is de volgende. De leerling krijgt een fragment uit De GVR (Roald Dahl) te lezen met de daarbijhorende opdrachten. Ook hier gaan we ervan uit dat vijfde en zesdeklassers voldoende taalgevoel hebben en over voldoende taalsystematische kennis beschikken om deze opdrachten uit te voeren (zij kunnen ook zelf dergelijke 'foutieve' teksten schrijven - precies omdat ze weten hoe het wel moet).
Jef Pepermans
193
"Ik heeft honger!", donderde de reus. Hij grijnsde zijn massieve vierkante tanden bloot.
"Alst... t... Tublieft, eet me niet op," stotterde Sofie. De reus bulderde van het lachen. "Alleen omdat ik een reus is, denkt jij dat ik een mensepeuzelende kanibal is!" schreeuwde hij. "Daar heeft jij wel een beetje gelijkr aan. Reuzen is kaniballig en moorddadelijk! En zij peuzelt echt mensbaksels op! Wij is hier in Reuzenland! Er is hier overal reuzen! Daar buiten heeft ons de beruchte Bottekraker reus. Bottekraker reus kraakt elke avond twee hupse flupsige mensbaksels voor zijn avondeten! Lawaai is oorverbastend!
Lawaai van krakende botten gaat knars-knars kilometers ver door berg en meent!"
Uit: DE GVR van Roald Dahl
-
Kan je enkele voorbeelden geven van wat de GVR zoal 'verkeerd' zegt?
-
Onderstreep de 'verkeerde' pv.'s.
-
Schrijf de 'juiste' pv.'s in de marge.
Ik denk dat we er in Eigenwijzer in geslaagd zijn om alle nodige grammaticale begrippen op een dergelijke manier aan te brengen - en eerlijk gezegd zijn we daar een beetje trots op. Die grammaticale begrippen moet de leerling kennen om vlot te kunnen werken met het algoritme dat hij in het tweede deel van de leergang aangeboden krijgt. In feite gaat het om 2 algoritmen, die we Eigenwijzerr 1 en Eigenwijzer 2 genoemd hebben: ze staan afgedrukt op een kaart die de leerling altijd bij de hand heeft. De bedoeling van dit tweede deel is dat de leerling
de Eigenwijzers leert gebruiken en dat hij ze na verloop van tijd internaliseert.
J
EIGENWIJZER 1
N
EIGENWIJZER 2
Nu volgt ën korte beschrijving van het algoritme. In eerste instantie moet de leerling uitmaken welke uitgang hij hoort bij de werkwoordvorm die hij wil schrijven: ofwel 't', ofwel 't', ofwel 'tu(n)' of 'du(n)'. Afhankelijk van zijn antwoord op die vraag gaat hij naar Eigenwijzer 1 of naar Eigenwijzer 2. Een voorbeeld ter illustratie:
Je raadt er maar op los. rJe hoort 't', dus naar Eigenwijzer 1.
- Hij vermoedde niet wat hem te wachten stond. Je hoort 'du' dus naar Eigenwijzer 2.
Het Schoolvak
NEDERLANDS
194
Volledigheidshalve zou er ook nog een derde weg moeten zijn, namelijk voor die vormen waarbij je noch 't', noch 'tu(n) of 'du(n)' hoort: dan moet je
namelijk gewoon schrijven wat je hoort. Maar we gaan ervan uit dat de Eigenwijzers enkel gebruikt worden bij werkwoordvormen waarin achteraan 't' of 'd' in een of andere vorm hoorbaar is. Ik denk niet dat leerlingen zogenaamde 'dt-fouten' gaan schrijven in vormen als 'ik spring, wij zwemmen, hij loog' enz.
EIGENWIJZER 1
Eigenwijzer 1 bestaat uit een reeks van 5 vragen.. De leerling doorloopt deze reeks ten behoeve van de concrete werkwoordvorm die hij wil schrijven, totdat hij via een nee-antwoord de precieze uitgang aangeboden krijgt (bij de vragen 4 en 5 komt hij ook via ja-antwoorden tot een werkwoorduitgang). Bij elke exit heb ik enkele vormen geplaatst die daar thuishoren qua schrijfwijze, waardoor het hele toepassingsveld van het algoritme duidelijk wordt.
Ter illustratie nemen we even het voorbeeld van hiervoor: 'Je raadt er maar op los'.
Vraag 1: Hoor je DE(N) bij verlenging? Het antwoord is Ja. Over naai- vraag 2:
Is het een persoonsvorm in de tegenwoordige tijd? Het antwoord is JA. Over naar vraag 3: Hoor je DEN in de infinitief? Het antwoord is weer JA. Over naar vraag 4: Is het onderwerp IK? Het antwoord is NEE. Over naar vraag 5: Staat er je/jij als onderwerp achter de persoonsvorm? Het antwoord is NEE: schrijf dus
Jef Pepermans
195
EIGENWIJZER 2
Eigenwijzer 2 is op een gelijkaardige manier opgebouwd. Het is met zijn 3 vragen in feite zeer eenvoudig. Ook hier staan bij de verschillende exits enkele voorbeeldvormen. Met de zin van daarnet: 'Hij vermoedde niet wat hem te wachten stond', gaat het als volgt.
Vraag l: Is het ën persoonsvorm in de verleden tijd? Het antwoord is JA. Over naar vraag 2: Hoor je TEN of DEN in de infinitief? Het antwoord is JA. Over naar vraag 3: Is het een klankvast werkwoord? Het antwoord is JA: de pijl wijst. naar de schrijfwijze met dubbele d.
Dit algoritme is een verkorte en gewijzigde versie van een algoritme datr oorspronkelijk ontworpen werd door G.de Schutter (1984), hoogleraar aan de UTA.
Het algoritme Eigenwijzer heeft onzes inziens de volgende verdiensten:
1 Het voorspelt in principe alle mogelijke werkwoordvormen. Ook niet-werkwoord-vormen op -d of -t (bijvoeglijke en zelfstandige naamwoorden) worden correct yoorspeld.; zelfs foutief vervoegde werkwoorden komen er grammaticaal juist uit (bijvoorbeeld zoekte in plaats van zocht, fluitte in plaats van floot). Toch zijn er bewust een paar gevallen weggelaten, die helemaal niet problematisch zijn en die het algoritme nodeloos ingewikkeld zouden maken indien ze er ook door verantwoord.zouden moeten worden: bijvoorbeeld: wij wedden (persoonsvorm in de tegenwoordige tijd), zetten (infinitief), de geredde man . Hier hebben we hét oorspronkelijke algoritme bewust verkort; als er hier iets misloopt, dan heeft dat niets te maken met de regels van de werkwoordspelling, maar wel met een veel algemenere spellingregel. Dit algoritme is dan ook geen authentiek algoritme, maar een quasi-' of leeralgoritme.
Het Schoolvak
NEDERLANDS
196
2 Het algoritme doet een beroep op inzicht (ik verwijs naar de grammaticale begrippen); het is dus niet ad hoc opgesteld, maar het reflecteert de systematiek van de werkwoordspelling.
3 De vragen van het algoritme zijn zodanig geordend, dat de minst problematische vormen het eerst komen, wat dus ook het kleinste aantal stappen vergt. De mër ingewikkelde gevallen vergen meerstappen. Het algoritme werkt als het ware eliminerend: na elke vraag is er een EXIT die een juiste schrijfwijze genereert.
4 Er is gestreefd naar een zo duidelijk mogelijke vraagstelling. Daarom is de oorspronkelijke vraag 4 van Eigenwijzer 1 gewijzigd. Die luidde: 'Staat de werkwoordvorm bij 'hij, zij of het' of bij een zinsdeel dat door één van die woorden te vervangen is?' Die vervang-toestand leek ons te ingewikkeld, zeker voor basisschoolleerlingen; denk maar even aan onbepaalde voornaamwoorden
als iedereen, niemand, alles, wat, iets, niets enz. Vandaar onze vraagstelling: 'Is het onderwerp IK?'
5 Tenslotte wordt het algoritme in een gestileerde visuele vorm op een kaart gepresenteerd om het memoriseren te vergemakkelijken.
Volledigheidshalve wil ik hier nog vermelden dat in de cursus Eigenwijzer in hoge mate rekening werd gehouden met de frequentie van werkwoordvormen; dat gebeurde op basis van een uitgebreid frequentie-onderzoek van geschreven taal van vijfde en zesdeklassers basisschool. De tijd ontbreekt mij om op dat aspect van Eigenwijzer in te gaan. We hopen binnen afzienbare tijd de (zeer interessante) gegevens van dat onderzoek te publiceren.
3 Eigenwijzer als courseware
De leergang Eigenwijzer is opgesteld als een werkboek om in de klas te gebruiken (einde basisschool, begin voortgezet onderwijs), of voor zelfstudle (als het kan met een beetje supervisie). Er wordt dan gewerkt met de klassieke middelen: papier en potlood, bord, eventueel overheadprojector). Wij hebben bij of naast deze cursus ook een oefenprogramma op de computer gemaakt, omdat de computer een aantal mogelijkheden biedt die de klassieke middelen niet hebben. De leerling die met het computerprogramma wil werken, kan kiezen tussen twee modi: een uitvoerige modus of een beperkte modus.
De uitvoerige modus verloopt als volgt. Op het scherm verschijnen één voor één een aantal willekeurig gekozen zinnen, waarvan de leerling de werkwoordvorm moet aanvullen. Voor elke werkwoordvorm doorloopt hij het algoritme, dat vraag
Jef Pepermans
197
na vraag op het scherm verschijnt. Wanneer hij alle vragen juist beantwoord heeft, krijgt de leerling de juiste schrijfwijze op het scherm te zien en moet hij die nog slechts intikken. Er is in een aantal hulpvertakkingen voorzien die de leerling zelf kan oproepen vooralër hij antwoord geeft of bij een foutief antwoord. In die hulpvertakkingen krijgt de leerling in beknopte vorm de identificatie-algoritmen voor ogen die hij in het eerste deel van de leergang geleerd heeft. Het is duidelijk dat deze uitvoerige modus bedoeld is om de leerling met het algoritme te leren werken en om hem te helpen bij het memoriseren van het algoritme.
De beperkte modus is bedoeld voor oefenen of toetsen. Ook hier krijgt de leerling een aantal willekeurig gekozen zinnen aangeboden, maar nu zonder de ergen van Eigenwijzer. Van hem wordt alleen gevraagd de werkwoordvorm aan te vullen: hij moet met andere woorden het algoritme vanuit zijn geheugen gebruiken (eventueel vanaf de kaart). Tikt hij de werkwoordvorm foutief in, dan wordt dit als fout aangerekend. Maakt hij ën typefout die geen verband houdt met de werkwoordspelling, dan krijgt hij een nieuwe kans. Het programma slaat de gemaakte spellingfouten in het geheugen op met het oog op foutenanalyse. Bij elke fout krijgt de leerling de gelegenheid om met behulp van Eigenwijzer zijn fout te herstellen; op het scherm verschijnen dan, net als hij de uitvoerige modus, de vragen van Eigenwijzer één voor één op het scherm. Op die manier komt de leerling te weten waar precies hij een verkeerde denkstap gemaakt heeft. Hij krijgt dus feedback bij zijn fouten, niet in termen van juist/verkeerd of in termen van grammatische categorieën, maar wel in
termen van de denkstappen die nodig zijn in de oplossingsprocedure. Op die manier komt de leerling precies te weten waar hij fouten maaktr. Dat biedt hem de reële mogelijkheid van zijn fouten te leren.
De courseware Eigenwijzer is dan ook quasi-intelligent te, noemen: in plaats van een algemene, kant-en-klare foutenanalyse te geven die voor de individuele leerling slechts sporadisch ter zake is, begeleidt dit programma de leerling in zijn oplossingsprocedure.Het programma wil op de eerste plaats dat de lërling de juiste denkstappen zet om tot een correcte spelling te komen. Wanneer de leerling een fout maakt, krijgt hij als volgende opgave een zin met hetzelfde type van werkwoordvorm: op die manier past het programma zich aan aan de eigen behoeften van de leerling. Om dat alles mogelijk te maken hebben we in totaal een vijftigtal verschillende types van werkwoordvormen onderscheiden. We hebben die onderscheidingen gebaseerd op de stappen van het
Het Schoolvak
NEDERLANDS
198
algoritme, op de vraag of er verwarring met een concurrerende of semiconcurrerende vorm mogelijk is, op specifieke werkwoordkenmerken (bijyoorbeeld al dan niet klinkerverdubbeling) enz. De onderscheidingen zijn met andere woorden gebaseerd op foutenanalyses.
4 Het leermodel van Eigenwijzer
Bij het ontwerpen van de cursus en het computerprogramma hebben we ons gebaseerd op de leerpsychologie van Van Parreren, die op zijn beurt nogal wat ontleend heeft aan Russische leerpsychologen als Cal'perin en Vygotskij (zie daarover onder meer Van Parreren 1981 en 1983, Van Parreren en Carpay 1980, Daems 1985 en 1986). Met name de zogenaamde 'trapsgewijze procedure', die van Gal'perin stamt, hebben we bewust trachten in te bouwen in Eigenwijzer. Even een woordje toelichting over dat leermodel.
Om een denkhandelingsstructuur (bijvoorbeeld een spellingalgoritme) te verwerven, moet de lerende volgens Gal'perin vier fasen doorlopen (dit is de 'trapsgewijze procedure):
1 De eerste fase is de oriëntatiefase, waarin de lerende zich een .oriënteringsbasis opbouwt. Die bestaat uit twee soorten kennis: enerzijds kennis van objecten/categorieën ( voor Eigenwijzer betekent dat kennis van grammaticale begrippen), en daarnaast operationele kennis ( voor Eigenwijzer: hoe een werkwoordvorm identificeren en hoe die werkwoordvorm transformeren, dat wil zeggen er de juiste uitgang aan vasthaken). Dit betekent met. andere woorden kennis van het algoritme Eigenwijzer. Vandaar bijvoorbeeld het rbelang van het deel Spraakkunst in de leergang.
2 In de tweede fase, materiele of gematerialiseerde handeling, voert de lerende de handeling uit op materiele of mentale objecten. Voor Eigenwijzer betekentr
dit linguïstische noties die in gematerialiseerde vorm (hèt algoritme op kaart) gepresenteerd worden. In de cursus komt dit duidelijk naar voren: bij het oefenen met het gebruik van Eigenwijzer wordt naast elke zin het schema van Eigenwijzer afgedrukt en moet de leerling met viltstift of iets dergelijks de weg aanduiden die hij doorloopt in het algoritme.•
3 In de verbale fase worden de stappen in het denkproces verbaal geformuleerd en eventueel toegelicht. Hier kan de leerling het computerprogramma gebruiken, eerst in de uitvoerige modus, daarna in de beperkte. Het is dan ook aangeraden om leerlingen met 2 of 3 samen te laten werken aan de computer en ze met elkaar te laten overleggen hoe ze op de vragen zullen antwoorden. In d
Jef Pepermans
199
cursus kan de leerling, met of zonder kaart, het algoritme verwoorden en toepassen op de concrete gevraagde vorm. Ook dit kan in kleine groepjes gebeuren.
4 De laatste fase is die van de mentale handeling. Die fase is bereikt wanneer de leerling het algoritme in zijn geheugen heeft opgeslagen, zodat hij de denkhandelingen kan uitvoeren zonder de steun van de kaart of van de visuele voorstelling op -het scherm van de computer. In deze fase zal hij de oplossingsprocedure geleidelijk inkorten en uiteindelijk de hele denkhandeling automatiseren..
Wat de cursus Eigenwijzer betreft, betekent deze laatste fase dat de leerling
de hele cursus achter zich laat en uitsluitend voortgaat op de verworven kennis. Wat betreft de courseware is de beperkte modus van het programma geschikt om de denkhandelingen te automatiseren.
5 Eigenwijzer en MEOTEST
Tenslotte wil ik nog een oefenmogelijkheid voorstellen, namelijk een combinatie van de Eigenwijzer-algoritme en MEOTEST. MEOTEST is ën zelfevaluatiesysteem met gecodeerde antwoorden op standaardformulieren, dat kan gebruikt worden om zeer uiteenlopende kennisinhouden te toetsen.
Het Schoolvak
NEDERLANDS
200
Het systeem werkt als volgt: met behulp van een codeformulier (zie het rechtse formulier) worden de antwoorden op een reeks multiple choice-vragen gerelateerd aan een juist/fout evaluatie via symbolen. Op het antwoordformulier dat de leerling in handen krijgt (zie het linkse formulier) zijn deze symbolen met zwart overdrukt en daardoor onleesbaar. De leerling antwoordt door 1 zwart vlekje weg te krassen op de plaats die naar zijn oordeel overeenstemt met het: juiste antwoord. Het vrijgekomen symbool vertelt hem onmiddelijk of zijn antwoord juist .dan wel fout is (zie formulier onderaan).
De bedoeling van MEOTEST is zelfevaluatie door onmiddellijke juist/fout meldjng. Toegepast op de werkwoordspelling kan MEOTEST, net zoals het computerprogramma in 2 modi gebruikt worden: een beperkte modus en een uitvoerige modus. 1 De beperkte modus is aangewezen om te toetsen. De leerling krijgt een reeks
zinnen aangeboden waarvan hij de werkwoordvorm moet aanvullen.Deze werkwijze
vertoont heel veel gelijkenis met de traditionele invuloefening; de meer-
waarde van MEOTEST ligt in de onmiddellijke feedback.
ÃÂ
MEOTEST 1 |
|
|
|
1. Ik denk niet dat hij regelmatig studeer... |
t=C |
d=B |
dt=I |
2. Reisduiven worden per vrachtwagen vervoer... |
t=D |
d=S |
dt=H |
3. Op elke vraag antwoor... je zomaar wat. |
t=D |
d=G |
dt=A |
2 De bedoeling van de uitvoerige modus is de leerling het algoritme van Eigenwijzer te leren hanteren en memoriseren. Om de gevraagde werkwoordvormen aan te vullen, moet de leerling nu het algoritme vraag na vraag doorlopen. Elk antwoord wordt onmiddellijk geëvalueerd; daarvoor is dan wel een groter MEOTEST-formulier nodig.
Het grote voordeel van deze werkwijze is deze directe feedback bij elke denkstap, waardoor de leerling onmiddellijk te weten komt waar precies zijn denkproces fout liep.
Jef Pepermans
201
MEOTEST
-
Hoor je DE(N) bij verlenging? ja=J Neen=B
-
Is een pv. in teg.tijd? ja=K Neen=R
-
Hoor je DEN in de infinitief? ja=P Neen=L
-
Is het onderwerp IK? ja=A Neen=G
-
Staat er JIJ/JE als ond. achter? ja=D Neen=M
Het Schoolvak
NEDERLANDS
202
Door een combinatie van deze twee modi is een soort mini-leergang werkwoord-vorming samen te stellen. Die start met een begintoets van bijvoorbeeld veertig zinnen in de beperkte modus; wie daarop onvoldoende scoort, gaat over naar een oefenprogramma in de uitgebreide modus, dat wil zeggen met vragen van het algoritme. Daarop volgt weer een toets in beperkte modus om de vordering van de leerling te meten. Deze werkwijze is in principe herhaalbaar totdat het leerresultaat voldoende wordt geacht.
Ook in deze combinatie Eigenwijzer-MEOTEST is het daarnet besproken leermodel van de trapsgewijze procedure herkenbaar.
1 Vooraf moet de leerling zich door middel van de cursus Eigenwijzer de nodige grammaticale kennis eigen maken: dat is de oriëntatiefase.
2 Zowel in de beperkte als in de uitvoerige modus kan de leerling de algoritme-kaart gebruiken om de gevraagde vormen aan te vullen; eventueel kan hij de weg doorheen het algoritme telkens aanduiden. Dit is dan de fase van de materiele handeling.
3 De verbale fase komt duidelijk tot uiting in de uitvoerige modus, wanneer de vragen van hetr algoritme telkens afgedrukt staan.
4 De fase van de mentale handeling tenslotte wordt bereikt in de beperkte Modus, wanneer de leerling in het beste geval de hele denkoperatie automatiseert en als het ware in één flits de gevraagde werkwoordvorm juist produceert.
6 Resultaten
Door allerlei omstandigheden kan ik de aangekondigde onderwijsresultaten vandaag niet mededelen. Voor het computerprogramma heeft dat te maken met het feit dat we het programma tot voor kort voortdurend aangepast en verbeterd hebben. Met. een eerste versie van het MEOTEST-programma ervan werden wel duidelijke resultaten geboekt. Een collega uit het secundair onderwijs stelt een merkwaardige verbetering van de werkwoordspelling vast in toetsen: na zes maanden werken met MEOTEST maken vijfdejaars leerlingen geen fouten meer in toetsen. In vrije teksten is de transfer (nog?) niet groot. Uit eigen ervaring wil ik ook vermelden dat een hele zwakke speller uit het P.H.O. op korte tijd merkbare vooruitgang boekte.
De belangrijkste resultaten hadden we verwacht van een groot aantal basisscholen, die gedurende langere tijd met Eigenwijzer gewerkt hebben. Jammer
Jef Pepermans
203
genoeg heeft de controle-groep het laten afweten, zodat we niet over echt vergelijkbare resultaten beschikken. Uit de gegevens waarover we dan wel beschikken, blijkt evenëns een duidelijke terugloop van fouten, vooral in de meest problematische categorieen: enerzijds de 'echte' dt-vormen (persoonsvorm enkelvoud tegenwoordige tijd van werkwoorden met 'd' als stamklinker, bijvoorbeeld 'hij snijdt'),anderzijds de vormen met dubbele 'd' of 't' (persoonsvorm enkelvoud en meervoud verleden tijd van zwakke werkwoorden met 'd' of 't' als stamklinker, bijvoorbeeld 'hij rustte, wij ontmoetten'). Wij hebben alvast het stellige voornemen om over enkele weken opnieuw een uitgebreid onderzoek naar de resultaten van Eigenwijzer op te zetten. U hoort nog van ons.
7 Besluit
De hele opzet van cursus Eigenwijzer plus annexen is duidelijk. Wij vinden de algoritmen een degelijke oplossingsprocedure voor de werkwoordspelling en we hebben daarrond enkele systemen ontworpen om taalgebruikers deze procedure
te leren kennen en vlot te leren hanteren. Op die manier willen we bereiken, dat de leerling zich zelf verantwoordelijk gaat achten voor zijn eigen spelling, precies omdat hij werkelijk over een sluitende methode beschikt om werkwoorden foutloos te schrijven. Met de naam Eigenwijzer doelden we ook daarop: dat hij eigen-wijs kan spellen.
We hopen hiermee dat het einde van een lange 'tragedie' in zicht komt. De
vraag blijft dan wie de protagonist is die in dit schouwspel ten onder zal gaan: ik laat het antwoord graag aan u.
Voor hun welwillende hulp dank ik Frans Daems, Walter Dyck, Hilde Snels, Paul van Herck, Marina de Combe en Nelly Suykerbuyk.
Het computerprogramma Eigenwijzer verschijnt in 1987 bij de Uitgeverij Plantyn te Deurne-Antwerpen in een versie voor IBM/PC-achtige toestellen (MSDOS). Op dit ogenblik draaien experimentele versies op Apple II en op Burroughs. Een aangepaste versie voor de basisschool is in ontwikkeling.
Jef Pepermans
Het Schoolvak
NEDERLANDS
204
Bibliografie
Boogaart, P.C. uit den (red.) (1975). Woordfrequenties in geschreven en gesproken Nederlands. Utrecht, Oosthoek, Scheltema en Holkema.
Daems, F. (1985). De regels van het spel-- het handelingsmodel bij de werkwoord-spelling. In: VVM-Berichten 1/3, p.8-45.
Daems, F. (1986, te verschijnen). The Stage Procedure in Language Learning. International Conference on Courseware Design and Evaluation. Tel Aviv.
Daems, F., J.Pepermans & R.Roger (1982). Leren Leven in Taal: een moedertaal-didactiek. Malle, De Sikkel.
Parreren, C.F.van (1981). Onderwijsproceskunde. Groningen, Wolters-Noordhoff.
Parreren, C.F.van (1983). Leren door handelen. Apeldoorn, Van Walraven.
Parreren, C.F.van .& J.A.M.Carpay (1980). Sovjetpsychologen over onderwijs en cognitieve ontwikkeling.. Groningen, Wolters-Noordhoff.
Pepermans, J. & P.van Herck (1985). Eigenwijzer. Leuven/Amersfoort, Acco.
Schutter, G.de (1984). Het eeuwige ankerspel. In: Vonk 14/1.