Luisteren als studievaardigheid

Simone Walraven & Ben Weiss  ·  3de Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  1988  ·  pagina 250 - 254

- 250 -

Simone Walvisch, Ben Weiss

LUISTEREN ALS STUDIEVAARDIGHEID

VANUIT DE SCHOOLBANKEN GAAN DE MEESTE ATHENEUMLEERLINGEN NAAR HET HOGER ONDERWIJS. DAAR KOMEN ZE IN DE COLLEGEBANKEN TERECHT: MASSALE HOORCOLLEGES STELLEN HOGE EISEN AAN DE STUDIEVAARDIGHEDEN VAN DE BEGINNENDE STUDENT. DAAROM HEBBEN WE IN HET PROGRAMMA VAN 6VWO GEKOZEN VOOR EEN LESSENSERIE LUISTEREN ALS STUDIEVAARDIGHEID.(1) DE LESSEN WORDEN AFGESLOTEN MET EEN LUISTERTOETS IN HET KADER VAN HET SCHOOLONDERZOEK.²>

  1. Het leerdoel.

Evenals bij het tekstverklaren staat bij het 'traditionele' luisteronderwijs de tekst (mèt vragen) centraal. Leerlingen krijgen zo weliswaar inzicht in de geoefende teksten, maar we betwijfelen of ze ook inzicht verwerven in hun luistervaardigheid. Dit luisteronderwijs stimuleert een schoolse luisterhouding: gaan zitten met een blanco vrwachtingspatroon en die informatie selecteren, waarvan men vermoedt dat de docent die zal navragen.

Het doel van studievaardigheidsonderwijs zou echter moeten zijn dat studenten in staat zijn tot een bewuste en actieve aanpak van de studie en zelf hun studiestrategie kunnen kiezen. Onze doelstelling van luisteronderwijs als studievaardigheidsonderwijs is dat leerlingen een zodanige vaardigheid in het luisteren ontwikkelen, dat zij maximaal profijt kunnen behalen uit een luisterles of hoorcollege. Het gaat dan om effectief en efficiënt studeren. De nadruk in de lessen komt te liggen op de reflectie op de vaardigheid en minder op de tekst zelf.

  1.  Het luisterproces.

Om een antwoord te krijgen op de vraag waarin een goede luisteraar zich onderscheidt van een zwakke luisteraar, richten we ons op de waarnemingspsychologie.(3)

Luisteren is meer dan alleen het registreren van signalen; het is net als lezen een vorm van waarnemen. Waarnemen is een manier van informatie verwerken en is net als bijvoorbeeld analyseren, vergelijken en herinneren een mentale activiteit. Nieuwe informatie kan pas verwerkt worden als die kan worden geïdentificeerd: de nieuwe kennis moet aansluiten bij of overlappen met de kennis die al in het geheugen was opgeslagen. Belangrijk voor het onderwijs is de vraag hoe je al aanwezige kennis zo kunt activeren, dat nieuwe informatie optimaal kan worden opgenomen.

De waarnemingspsychologie heeft nagegaan welke factoren van invloed zijn op de waarneming. Het waarnemen blijkt beïnvloed te worden door de ervaring.

- 251 -

Een onderzoek onder studenten-proefpersonen bijvoorbeeld wees uit dat ervaring helpt bij het maken van relevante onderscheidingen: toen in een kaartspel rode schoppen 4 werd ingevoerd, werden deze ofwel als harten 4 ofwel als schoppen 4 aangemerkt. Voor sommigen bleek de kleur, voor anderen de vorm het onderscheidingspunt.4) Een andere factor die van invloed is op het waarnemen, is de instelling of het verwachtingspatroon van iemand.

Daardoor slaagt bijvoorbeeld het kindermopje: stel je bent buschauffeur en bij de eerste halte stappen vijf mensen in, bij de tweede halte stappen 3 mensen uit en 14 mensen in, bij de derde halte ... enzovoorts. Welke kleur sokken heeft de buschauffeur

aan?

De invloed van de instelling op de waarneming wordt onder andere in het verkeer positief aangewend: door een voorsignaal te geven dat weldra een snelle reactie noodzakelijk kan zijn, kunnen weggebruikers zich instellen op de actie die ze moeten verrichten.

In het luisteronderwijs kunnen we ook gebruik maken van de positieve invloed die kennis, ervaringen en instelling kunnen hebben. Westhoff heeft al aangetoond dat een goede lezer zich onderscheidt van een zwakke in de mate waarin hij gebruik maakt van al aanwezige kennis om het verloop van de tekst te voorspellen. Voor een luisteraar is de vaardigheid in het voorspellend luisteren nog noodzakelijker, omdat een luisteraar de tekst 'volgt'.

In onze lessenserie komen twee kennisgebieden aan de orde, die de luisteraar benut:

  1. kennis van de wereld,

  2. kennis van logische structuren.(5)

III. Het leerproces.

Onze opvatting is dat leerlingen de meeste profijt uit hun studie halen, als zij op een bewuste manier studeren. Bewust studeren betekent dat zij zelf hun leerstrategie bepalen aan de hand van het leerdoel. Inzicht in het eigen leerproces, in de handelingen die verricht moeten worden, leidt dan tot efficiënter studeren en tot een beter leerresultaat.

De consequentie van deze opvatting van leren is dat inzicht in het luisterproces zou leiden tot beter luisteren. Bovendien is bewust luisteren een voorwaarde voor transfer van luistervaardigheid naar studievaardigheid.

Het doel van onze serie luisterlessen is dat de leerling inzicht heeft in de mentale handeling die luisteren is en in de factoren die het luisteren beïnvloeden. Dit betekent dat hij aan het eind van de lessenserie in staat is optimaal gebruik te maken van al

aanwezige kennis en die aanwijzingen op textueel nivo te herkennen die voorspellende waarde hebben over de rest van de tekst. In de opbouw van de lessenserie en van de lessen afzonderlijk is steeds plaats voor een oriëntatiefase (de leerling oriënteert zich op de te verrichten handeling), praktische oefeningen en reflectie op het leerproces.

- 252 -

IV. Lesonderwerpen.

De lesonderwerpen die we hierna bespreken, vormen de stappen die door de leerlingen gezet moeten worden.

1. Verschillende manieren van luisteren.

Deze les is oriënterend. De leerlingen krijgen de instructie het belangrijkste uit een luistertekst op te schrijven. Daarna de opdracht bij een nieuwe luistertekst: stel, je wilt het antwoord te weten komen op de volgende vraag ... De oefeningen worden nabesproken op de vraag, of ze verschil in luisterhouding gemerkt hebben. De nabespreking leidt tot het onderscheid representatief en selecterend luisteren. De overige lessen gaan over representatief luisteren.(6)

  1.  Het gebruiken van 'kennis van de wereld' bij het verwerken van informatie.

De leerlingen beluisteren een oud, gedateerd programmafragment van Freek de Jonge. Ze noteren daarbij welke kennis van de wereld verondersteld wordt, waar ze een grap al dan niet begrijpen, omdat gerefereerd wordt aan gebeurtenissen die toen actueel waren.

Hierna dezelfde oefening met een actuele band.

Bij de nabespreking komt aan de orde of ze hebben ervaren dat ze onbewust steeds gebruik maken van al aanwezige kennis.

  1.  Het gebruiken van 'kennis van de wereld' voor het voorspellen van de mogelijke inhoud van een tekst.

Voordat de leerlingen een radioprogramma te horen krijgen, een VPRO-reportage over de sfeer in de VS aan de vooravond van de presidentsverkiezingen, noteren ze wie de journalist opgezocht zal hebben en wat hij aan de geïnterviewden gevraagd zal

hebben.

Na het beluisteren van de band wordt niet alleen het 'uitkomen' van de voorspellingen besproken, maar ook de waar schijnlijkheid van de voorspellingen. Tevens komt aan de orde of het luisteren vergemakkelijkt wordt als de aanwezige kennis over het onderwerp gemobiliseerd wordt. De leerlingen krijgen de suggestie topische vragen te stellen als werkwijze voor het mobiliseren van hun kennis.

  1. Het gebruiken van 'kennis van extra-linguïstische informatie' Hier gaat het niet om de kennis over het onderwerp van een tekst, maar om het benutten van kennis over andersoortige informatie-elementen: bijvoorbeeld de toon van een nieuwslezer, de activerende klanken van reclamespots, de wijze van praten van een EO- of VPRO-omroeper.

De oefening is het herkennen van informatie van een bandje met verschillende soorten programma's in een vreemde taal.

  1.  Het gebruiken van kennis van tekststructuren.

Op grond van kennis van het onderscheid tussen beschrijvingsstructuur en probleemstructuur herkennen de leerlingen de tekststructuur van twee teksten: een NCRV-radioprogramma over de verschillende benaderingen van sprookjes en een lezing van Karel van het Reve over Multatuli.

 

,

- 253 -

  1. Het gebruiken van kennis van. structuurmarkeerders.

Het doel is het herkennen van de functie van tekstdelen (inleiding, kernpunten, voorbeelden, terzijdes, herhalingen, samenvattingen).

Bij het opnieuw beluisteren van de lezing van Van het Reve geven de leerlingen aan, welke tekstdelen zij herkend hebben. Bij het nabespreken komt de voorspellende waarde van structuurmarkeerders (signaalwoorden) naar voren.

  1. Het maken van aantekeningen van een luisterles.

De leerlingen krijgen praktische aanwijzingen voor het maken van aantekeningen. Bijvoorbeeld: een ruime bladindeling, vaste afkortingen, het aangeven van de functies van tekstdelen op zó'n manier dat de tekststructuur in de lay-out van de aantekeningen zichtbaar wordt.

De leerlingen beluisteren een interview met J.Bernlef over het geheugen en het schrijverschap.

De opdracht is in hun aantekeningen de tekststructuur zichtbaar te maken. Vantevoren dient de docent de leerlingen de gelegenheid te geven hun beschikbare kennis over het onderwerp te mobiliseren.

  1.  Het gebruiken van kennis van structuurmarkeerders met betrekking tot de argumentatie-opbouw van een tekst.

Op grond van hun kennis van alineaverbanden en de bijbehorende signaalwoorden noteren de leerlingen de stellingen en argumenten, inclusief de signaalwoorden, uit een radioprogramma over psychologische tests. Deze les wordt nabesproken op de vraag of dit 'gerichte' luisteren sneller inzicht geeft in de tekststructuur.

  1.  De aard van de toetsvragen.

Voordat de leerlingen een band te horen krijgen, worden ze in de gelegenheid gesteld zich te oriënteren op het onderwerp door de kennis die ze over het onderwerp hebben, voor zichzelf op te schrijven.

Daarna maken de leerlingen aantekeningen tijdens het beluisteren van de band, waarna ze vragen over de tekst beantwoorden.

De nabespreking gaat niet alleen over de goede antwoorden op de vragen, maar ook over de vraag of de lessen tot nu toe leidden tot een bewuster luisterhouding en of de aantekeningen aansloten bij de toetsvragen. Ook worden de doelstellingen en nivo's van de vragen aangegeven.

  1. De luistertoets.

* De leerlingen oriënteren zich eerst op het onderwerp van de luistertoets door ter plekke hun kennis over het onderwerp te noteren.

* Ze maken aantekeningen tijdens het luisteren. Omdat aantekeningen maken op zichzelf een belangrijke vaardigheid is, wordt in de beoordeling van de luistertoets ook betrokken, of in de aantekeningen de structuur van de tekst zichtbaar is.

- 254 -

* Ze beantwoorden de vragen. De vragen zijn deels 'tekstonafhankelijk' (bijvoorbeeld de vraag naar de hoofdgedachte, naar de soort tekststructuur), deels 'tekstafhankelijk' (vragen naar functies van tekstdelen, naar argumentaties).

Wij zijn van mening dat deze toetsing, gezien de stapsgewijze voorbereiding in de lessen en de voorbereiding op de toets zelf, voldoet aan de eisen die aan verantwoord toetsen gesteld worden.²)

V. Tot slot.

We hebben dit programma voor luisteronderwijs beschreven, opdat meer aankomende studenten beter toegerust de concurrentieslag in het Hoger Onderwijs aan kunnen gaan.

Bovendien hopen we dat deze presentatie het effect heeft dat het kwijnende bestaan van mondeling taalvaardigheidsonderwijs een impuls krijgt.

NOTEN.

  1. Wij zijn docenten aan Atheneum Hageveld in Heemstede.

  2. Wij willen dat deze toetsing voldoet aan de vier eisen die aan toetsing gesteld worden: functionaliteit, validiteit, transparantie, betrouwbaarheid. De Commissie Modernisering Moedertaalonderwijs heeft deze eisen geformuleerd in zijn Advies over het eindexamen Nederlands in het VWO, HAVO en het MAVO (1977).

  3. Op het idee gebracht door Westhoff, G.J., Voorspellend lezen, 1981.

  4. Dit experiment is beschreven door Duijker, H.C.J. en A.C.Dudink, Leerboek der Psychologie, 1970.

  5. Westhoff (1981) noemt naast deze twee kennisgebieden nog drie andere: kennis over de waarschijnlijkheid van betekeniscombinaties, kennis over hoe zinnen plegen te verlopen, kennis over de waarschijnlijkheid van lettercombinaties.

  6. In deze oriëntatie hebben we niet het 'kritisch luisteren' opgenomen, omdat dat de oefening nodeloos ingewikkeld gemaakt zou hebben. Wèl zijn we van mening dat kritisch luisteren (o.a. het beoordelen van argumentaties) een eigen lessenserie verdient.

I!

Labels

doelgroep
NT1-leerlingen
domein
mondelinge taalvaardigheid
luisteren
land
Nederland
onderwijstype
voortgezet/secundair onderwijs

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

3de Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 1988