De krant in het schrijfonderwijs: een lessenserie

Vera Kerremans  ·  5de Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  1991  ·  pagina 176 - 182

Vera Kerremans

DE KRANT IN HET SCHRIJFONDERWIJS: EEN LESSENSERIE

Ik wil beginnen met u een vraag voor te leggen: welke overeenkomst ziet u tussen de twee volgende rijtjes, genomen uit registers van didactische handleidingen:

Korswagen   klassikale instructie

Kreeft   kort verhaal

kritisch lezen   kritisch lezen

Inderdaad, kritisch lezen komt in alle twee voor. Maar er is nog een overeenkomst, er ontbreekt in beide rijtjes iets. Dat wordt u duidelijk als ik deze twee sets laat zien:

kernthema's   klassegesprek

kortheid   kleuren

kranten, omgaan met   krant

In de eerste twee ontbrak het begrip omgaan met kranten, terwijl het toch gangbare didactiekboeken zijn, te weten Moedertaaldidactiek en Zeggenschap. De twee laatste rijtjes kwamen overigens uit Wegwijzer voor het mto en Instrumentaal. Als we hieruit nu de conclusie trekken dat de krant in het mto niet zo'n grote rol speelt, zou dat wel een heel snelle gevolgtrekking zijn, een jumping to conclusions, oftewel de drogreden van de overhaaste generalisatie -secundum quid. Wie wil betogen dat alle witte katten doof zijn, kan niet volstaan met een verwijzing naar de poezen die hij toevallig kent.

Zonder nu de schrijvers van didactische handboeken en methoden te willen vergelijken met witte katten, die ook nog eens doof zijn, zou ik u in het eerste deel van mijn lezing willen bepalen bij de kerndoelen basisvorming Nederlands en de invulling daarvan in methoden, op het gebied werken en omgaan met de krant. Daarna laat ik u zien dat niet alle witte katten doof zijn en dat er behoorlijk wat materiaal is waar u mee uit de voeten kunt. Eén van die materialen, het project Nieuwsschrijven van SLO en Volkskrant, behandel ik dan apart, m.n. de onderdelen leerlingen-boek en videoband.

In 1.993 wordt de basisvorming ingevoerd. In 1990 is het Advies Kerndoelen voor de basisvorming verschenen, waaraan ik de volgende beschrijving van enkele kerndoelen van het vak Nederlands ontleen:

176

Kerndoel 16

De leerlingen hebben inzicht in de maatschappelijke rol die de media spelen in de communicatie.

Als we speuren naar de bedoeling van dit kerndoel, dan lijken drie componenten van belang: maatschappelijke rol, media en communicatie.

'Maatschappelijke rol' kan op verschillende manieren worden geïnterpreteerd: in de eerste plaats sociologisch; media zijn een bestanddeel van ons dagelijks leven. Ze voorzien ons van informatie en vormen een bedrijf dat informatie produceert en distribueert. Informatie vatten we hier op als een complex van feitelijke, overtuigende, diverterende en activerende elementen.

In de tweede plaats kunnen we de maatschappelijke rol meer op de persoon gericht interpreteren. Als consument onderkennen we dat de media een rol spelen bij het vormen van een mening, dat onze kijk op de wereld grotendeels bepaald wordt door de manieren waarop de media ons de werkelijkheid voorschotelen. Als we ons zouden beperken tot uitsluitend deze interpretatie van dit kerndoel dan kunnen we gebruik maken van de lesbrieven maatschappijleer die de Stichting Krant in de Klas uitgeeft, gebaseerd op de kerndoelen maatschappijleer, thema Kranten en tijdschriften. Raadpleging van deze kerndoelen kan u overigens wel op goede ideeën brengen voor de 'invulling van een serie lessen gewijd aan de krant.

We kunnen evenwel nog op een andere manier het kerndoel beschouwen vanuit het perspectief van de ontvanger en dan komen we op het terrein van het schoolvak Nederlands. Weliswaar moet ook dan de ontvanger elementaire kennis hebben van het verschijnsel 'media', ook bij Nederlands dus, maar hij moet er actief mee om kunnen gaan. Dat 'actief omgaan met' werken we nu wat verder uit, waarbij we voor vandaag van het hele begrip 'massamedia' (gesproken, verbeelde en geschreven media, dus radio, televisie en kranten en tijdschriften) alleen de laatste categorie, de geschreven pers, en daarvan weer alleen de krant, in de beschouwing betrekken. Het lijkt wel kwartetten. Mag ik van jou van de massamedia, en dan van de geschreven pers, de krant? Daartoe reken ik dag- en nieuwsbladen, maar ook huis-aan-huisbladen. In die bladen treffen we verschillende tekstsoorten aan: nieuwsartikelen, achtergrond-artikelen, ingezonden brieven, strips, columns, foto's en foto-onderschriften, interviews en advertenties.

De bedoeling van een schrijver valt heel goed af te leiden uit de soort tekst die leerlingen in kranten tegenkomen. Dat die heel verschillende teksten ook verschillend aangepakt moeten worden, m.a.w. dat de lezer leesstrategieën paraat moet hebben, kan met behulp van de krant goed duidelijk gemaakt worden. Ook bij het schrijfonderwijs kan de krant een rol spelen. Een betogende tekst hoeft nu niet direct de vorm van een hoofdredactioneel commentaar te krijgen, maar een ingezonden brief, waaruit een duidelijke mening spreekt, is misschien haalbaar. Ook de centrale begrippen uit het schrijfonderwijs - plannen, formuleren en reviseren -worden 'echter' als bij de planning rekening gehouden moet worden met bijvoor-

177

beeld de maximale lengte of met wat de lezers al van het onderwerp weten. Als de schrijver niet genoeg van zijn onderwerp afweet, dan zal hij op informatie uit moeten en nu eens niet op de geijkte manier, via het raadplegen van bibliotheken, maar door opbellen, vragen stellen. Bij het tegenovergestelde, het selecteren, heeft de leerling weer te maken met de strenge eis van het maximale aantal woorden. Bij het plannen speelt ook de aan te brengen structuur een rol. Die is bij kranteberichten, althans bij nieuwsberichten, vrij gemakkelijk te herkennen. Bij het formuleren gelden andere eisen: duidelijk en begrijpelijk taalgebruik, aandachttrekkende koppen. Reviseren wordt vanzelfsprekender als men ontdekt dat een 'echte journalist' ook niet zijn eerste proeve gelijk afgedrukt ziet, maar dat daar in geschrapt en gestreept moet worden.

Met het opsommen van deze vaardigheden en mogelijkheden, als uitwerking van het 'actief omgaan met' zijn we eigenlijk al beland bij de derde component van dit kerndoel, het woord, het containerbegrip mogen we het wel noemen, 'communicatie'. Dat veronderstelt kennis: van zender en ontvanger, van het proces van verwerven, verwerken en verstrekken van informatie, van selectieprocessen bij zenders en ontvangers, bij schrijvers en lezers. Belangrijker nog zijn de vaardigheden, waarvan ik er zojuist een aantal de revue heb laten passeren, zowel receptieve als produktieve, zowel lezen als schrijven, zowel luisteren als spreken. Uiteraard vindt u die in andere kerndoelen ook terug, maar in onze interpretatie van dit kerndoel kunnen we twee vliegen in één klap slaan: met behulp van een massamedium als de krant, dat in dit kerndoel expliciet genoemd wordt, kunnen verschillende begrippen uit communicatief taalonderwijs als doel-- en publiekgerichtheid heel normaal en vanzelfsprekend in het curriculum opgenomen worden.

In kerndoel 10, 17 en 18 wordt verder ingegaan op de genoemde vaardigheden, soms gerelateerd aan de krant, soms niet. Toch is het ook in dat laatste geval mogelijk de krant erbij te gebruiken, nu meer als middel.

Kerndoel 10

De leerlingen kunnen in fictionele en niet-fictionele teksten die aansluiten bij hun ervaringswereld en ontwikkelingsniveau en voor hen geschikt taalgebruik bevatten, onderscheid maken tussen de daarin voorkomende:

feiten en meningen

mededelingen en voorbeelden

  •  de volgende relaties herkennen:

middel en doel

oorzaak en gevolg

  •  antwoord geven op vragen over:

het denken en handelen van de personages in de tekst

de beschreven situatie

de relatie tussen tekst en werkelijkheid

de waarde van de tekst voor henzelf en anderen

  •  aangeven welk doel de schrijver nastreeft

  •  en van die teksten een globale samenvatting geven waarin tenminste het hoofdonderwerp en de hoofdgedachte verwoord zijn

178

Hieruit zijn voor ons van belang: onderscheid kunnen maken tussen feiten en meningen, herkennen van het doel dat de schrijver nastreeft, de relatie tussen tekst en werkelijkheid, en het kunnen maken van een samenvatting, bijvoorbeeld bij het schrijven van een lead.

Kerndoel 17

Ten dienste van de toepassing bij het taalgebruik kennen de leerlingen:

  •  ten minste de volgende middelen waarmee de luisteraar of lezer gemanipuleerd kan worden: figuurlijk taalgebruik, clichés, persuasieve en suggestieve elementen

  •  de karakteristieke eigenschappen van ten minste de volgende tekstsoorten: het gedicht, het stripverhaal, het toneelstuk of de televisieserie, het verhaal, het dagboek, de instructietekst, de reclametekst, het kranteartikel

  •  de functie van beeld en opmaak in een tekst,

en hebben zij inzicht hoe een tekst gestructureerd kan worden met behulp van alinea's en door middel van een indeling in inleiding, kernstuk en slot.

Belangrijk in dit kerndoel zijn voor het werken met de krant: karakteristieke eigenschappen van een kranteartikel en de reclametekst, de functie van beeld en opmaak en de overige structurerende elementen als bijv. alinea's. Ook het 'kennen 'van persuasieve en suggestieve elementen kan bereikt worden door het leren herkennen daarvan in kranteteksten en misschien zelfs wel door er produktief mee bezig te zijn en zelf een ingezonden brief met een uitgesproken mening te formuleren of een advertentietekst. In dit kerndoel is de krant dus aanwezig als doel (het nieuwsbericht) en als middel.

Kerndoel 18

De leerlingen kunnen bij het verwerven van informatie gebruik maken van de volgende voor hen geschikte informatiebronnen en -systemen:

vraaggesprekken

  •  audiovisuele media

  •  schriftelijke informatiebronnen

  •  geautomatiseerde gegevensbestanden

Wat is er nu leuker dan een vraaggesprek leren voeren als leerling-journalist?

Samenvattend: in de kerndoelen voor het vak Nederlands in de basisvorming komen er een aantal voor die rechtstreeks verwijzen naar de massamedia, i.c. de krant. Als docent hoop je dan dat daar mooi materiaal voor is, of minstens ontwikkeld wordt. In het vervolg van mijn lezing zal ik laten zien dat dat materiaal er wel is, maar vaak gezocht moet worden buiten veelverkochte schoolmethoden om.

Rechtvaardiging voor het werken met de krant hoeft overigens niet alleen gezocht te worden in de kerndoelen. Twee onderzoeken (van Claire Groenen en Henk Blok) laten zien dat jongeren wel degelijk de krant lezen (3/4 van de jongeren in het v.o. leest regelmatig de krant), dat 53% het belangrijk vindt dat de krant in het onderwijs gebruikt wordt, maar dat slechts 8 % zegt dat dit ook regelmatig gebeurt. Dat is jammer, want uit het onderzoek blijkt ook dat beoordelaars (docenten Ne-

179

derlands, lerarenopleiders, ouders, vertegenwoordigers van schooloverheden en journalisten) vinden dat leerlingen beter de krant zouden moeten kunnen lezen. Een kwart van de jongeren vindt de krant te moeilijk. Zelfs het goed lezen van advertenties bleek problemen op te leveren. Een voldoende voor het CSE tekstbegrip houdt niet automatisch in dat de leerling met de krant weinig moeite meer zal hebben, aldus Henk Blok. Krantlezen stelt nog andere eisen.

Ook Sjef Klinkenberg pleitte in 1984 al voor massamediaonderwijs en voerde daarbij argumenten vanuit de leerling aan (50% van de vrije tijd wordt aan massamedia besteed), vanuit de wetenschap (de verschillende functies van taal kunnen bijvoorbeeld prima geïllustreerd worden met behulp van reclameteksten) en vanuit het schoolvak Nederlands (media-onderwijs moet en kan als men communicatie-onderwijs, normaal-functioneel onderwijs, thematisch onderwijs en latitudinaal Onderwijs hoog acht).

Nu we toch in de weer zijn met jaartallen: in 1977 schreven Betty Sluyzer en Fred Marschall voor het project Jeugdliteratuur een katern 'Meer dan taal alleen', waarin ze een uitgebreide vorm van moedertaalonderwijs aan de orde stellen, nl. de taal van tekens, van beelden, ook van televisiebeelden en foto's in de krant. In 1970 verscheen Taalwerk met in deel 1, 2 en 3 ruim aandacht voor massamedia, met hoofdstukken als: de krant heeft een mening, reclameteksten schrijven, koppensnellen, de voorpagina en een eigen krantenpagina. Ook Taal Vandaag voor lbo/mavo ging in op het lezen van kranten, evenals Onder Woorden. Ik zou nu weer een testje met u kunnen doen en u vragen wat die methoden met elkaar gemeen hebben. Helaas moet dan het antwoord luiden: ze zijn uit de markt.

Nu, denkt u dan, dat is toch geen probleem, er zijn mooie nieuwe methoden, er zijn veelverkochte methoden, het zou toch wel gek zijn als ik daar niets in kon vinden. U dreigt bedrogen uit te komen: kijken we naar het voorkomen van massamedia en in het bijzonder de krant in veelgebruikte en recent verschenen methoden, dan moeten we concluderen dat niet veel aandacht besteed wordt aan het werken met de krant, aan lezen en schrijven van en voor kranten, aan kennis over de krant. Ook een boek als Zeker weten, informatiekunde voor de basisvorming Nederlands, wijdt zegge en schrijve twee bladzijden aan de krant.

Zijn dan toch alle witte katten doof? Nee, her en der zijn leraren Nederlands en didactici bezig met ontwikkelen van materiaal. Ik noem u de Stichting Krant in de Klas, waar voor het vak Nederlands in het V.O. materiaal ontwikkeld is en wordt. In het verlengde hiervan zijn de educatieve diensten van kranten vaak samen met docenten actief in het opzetten en uitvoeren van projecten waar de krant centraal staat. Bijvoorbeeld bij het Nieuwsblad van het Noorden het materiaal Nederlands voor de volwasseneducatie, de Kikpagina's, bij Sijthoffpers een recent mbo-project, bij de Volkskrant de lessenserie Lessen uit de krant. Ook het Reformatorisch Dagblad heeft lesmateriaal: een werkkrant interviewen en reportages maken onder de titel 'Reporter'. De Stichting JOM, Jongeren, Onderwijs en Media, organiseert twee keer per jaar, in de herfst- en in de paasvakantie, een weekend voor scholieren,

180

waarin ze of een krant maken, of een televisieprogramma, of een radio-uitzending verzorgen. De weerslag van die weekenden vindt u in de cursusboeken krant bv. en een echte krant, de 'Nieuwsgier'. In een poging de opsomming compleet te maken noem ik de Stichting Leerplan-Ontwikkeling te Enschede die, in het verlengde van de handleiding voor docenten en opleiders Schrijfblok, onlangs Schrijfdraad heeft uitgegeven, een naslagwerk voor het schrijfonderwijs. Enkele van de trefwoorden zijn gewijd aan het lezen van kranten en het schrijven voor kranten. Een trefwoord bestaat uit een omschrijving, een antwoord op de vraag waarom je daar in je lessen aandacht aan zou besteden en een aantal lessuggesties.

Nu dan over naar nog een niet-dove witte kat, misschien wel een witte raaf, het Volkskrant-SLO-pakket Nieuwsschrijven. Het bestaat uit een videoband, waarop Ben Rogmans, toen nog journalist bij de Volkskrant, vertelt wat hij zoal onderneemt vanaf het moment dat een tip hem bereikt, en een leerlingenboek, waaruit de leerlingen niet alleen kennis opdoen over het fenomeen krant en over journalistiek werk, maar waarin ze daar zelf ook mee bezig zijn, met behulp van computer en diskette. De leraar krijgt uitleg en assistentie over de lessenserie in een voor hem bestemd boek.

Ik wil beginnen met u de band te laten zien. De lessenserie begint daar ook mee. Daarna ga ik in op de inhoud van het leerlingenmateriaal. (In dit schriftelijk verslag van mijn lezing vat ik dit laatste deel nu kort samen.)

Korte beschrijving van de zes lessen

Les 1: Introductie met behulp van de video.

In deze les laten we zien hoe een nieuwsfeit een bericht wordt en in de publiciteit komt. Verder wordt uitgelegd wat de bedoeling is van deze lessen.

Les 2: Selectie van het nieuws en verwerving van informatie.

Met behulp van telexberichten, in de computer, wordt bepaald over welke onderwerpen er in de krant geschreven gaat worden. Er is een centrale redactie voor informatie en mensen kunnen 'opgebeld' worden (gesprekken in de computer) voor aanvullende gegevens.

Les 3: Planning in de redactievergadering.

De leerlingen bepalen welke berichten er in de krant komen en hoe ze worden geplaatst.

Les 4: Schrijven, eerste versie.

In kleine groepjes, redacties Voorpagina, Binnenland, Buitenland, Sport en Centrale redactie, worden de afgesproken stukjes geschreven.

Les 5: Commentaarronde, herschrijven. Bespreken en verbeteren van de stukjes.

181

Les 6: Opmaken van de krant en afdrukken.

De stukjes worden op de in de redactievergadering afgesproken manier tot een heuse krant samengevoegd.

Inhoudsopgave leerlingenboek

0. Inleiding

  1. Van gebeurtenis naar bericht 1.1 Verzamelen

1.2 Verwerken

1.3 Vermenigvuldigen

1.4 Verspreiden.

  1. Kranten in Nederland 2.1 Soorten kranten

2.2 Functies

2.3 Jongeren en de krant 2.4 Rubrieken in een krant 2.5 Deelredacties

2.6 Feiten en meningen

  1. Een journalist aan het werk

  2. Een leerling-journalist aan het werk 4.1 Het nieuwsbericht (plannen, formuleren, reviseren)

4.2 Onderschriften bij foto's

4.3 Het achtergrondartikel

4.4 Het interview

4.5 Het commentaar

  1. Slot

Documentatie

Pakket Nieuwsschrijven, bestaande uit:

- Leerlingenboek (handleiding): Vera Kerremans

  •  Docentenboek (lessenserie): Dick Prak, Alie Holtrop, Herrie Cornelius - Videoband: Rob de Jager, Ben Rogmans

  •  Diskette: Tiddo Ekens

Uitgave: SLO, Enschede 1991. Besteladres: SLO, afdeling Verkoop, Postbus 2041, 7500 CA Enschede, tel. 053-840355, Bestelnummer AN 1.305.6317.

Schrijfdraad, een naslagwerk voor schrijfonderwijs in de eerste fase van het voortgezet onderwijs, Jan Boland en Vera Kerremans, SLO 1990, AN 6.305.6217

Een beeld van een dagblad, Han van Gessel, Volkskrant 1990

Stichting Krant in de Klas, Johannes. Vermeerstraat 14, 1071 DR Amsterdam, 0206647536.

182

Labels

doelgroep
NT1-leerlingen
domein
schrijfonderwijs
land
Nederland
thema
onderwijsleermateriaal
papier

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

5de Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 1991