Remediërend spelen in de eerste graad

Linda Wouters  ·  6de Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  1992  ·  pagina 291 - 300

Linda Wouters

REMEDIEREND SPELLEN IN DE EERSTE GRAAD

Binnen het vak Nederlands in de eerste graad van het Beroepssecundair Onderwijs (BSO) wordt de leerkracht geconfronteerd met specifieke moeilijkheden. Ze vloeien voort uit het feit dat een aantal leerlingen uit de basisschool overkomen zonder dat ze de einddoelstellingen ervan verworven hebben. Bovendien is de mate waarin de leerlingen wel of niet gevorderd zijn erg verschillend. Het is de bedoeling van de werkgroep spelling van het Nationaal Verbond voor het Katholiek Secundair Onderwijs (NVKSO) in deze aanvangsjaren van het secundair onderwijs zoveel mogelijk de belangrijkste tekorten voor spelling weg te werken of in elk geval de vaardigheid van de leerlingen op een zo hoog mogelijk peil te brengen. Omwille van de heterogeniteit van de klasgroep kan men hierin pas slagen wanneer remediërend en individualiserend spellingonderricht wordt gegeven.

1. Uitgangspunten

Een diagnostische toets

Het uitgangspunt voor de remediëring is een diagnostische toets. Uit de foutenanalyse blijkt wie voor welk soort fouten remediëringsactiviteiten krijgt en wie aan verdieping kan werken.

Een basiswoordenschat

De haalbaarheid van de remediëring wordt verhoogd door te vertrekken van een basiswoordenlijst. Deze is op zijn beurt afgeleid van woordfrequentielijsten van de Nederlands taal. Daardoor beperkt men enerzijds de hoeveelheid aan moeilijke woorden, terwijl men anderzijds toch werkt met voor onze taal fundamentele woorden en de daaraan verbonden basismoeilijkheden voor spelling. Uit onderzoeksgegevens blijkt steeds weer dat het feilloos kunnen schrijven van de meest frequente woorden een veilige norm is voor een efficiënte spellingleergang.

Geen werkwoorden

In deze spellingremediëring is het correct schrijven van de werkwoorden niet opgenomen. Deze leerstof kan in het klassikale onderricht aan bod komen.

Geen spellingregels

Bij de remediëring wordt geen beroep gedaan op spellingregels zoals bij het klassieke spellingonderwijs gebeurt. Het is nuttig er even op te wijzen dat ons

291

spellingsysteem een vrij complex geheel is. Door de vele regels en uitzonderingen wordt spellen een vaardigheid waarbij diverse functies aan het werk gezet worden. Zo is de auditieve functie erg belangrijk omdat taal van oorsprong klank is.. Bij het spellen zet men klanken om in schrifttekens. Het correct onderscheiden van de klanken in een woord (auditieve discriminatie) is een eerste voorwaarde voor het correct spellen. De visuele functie wijst op het belang van het woordbeeld. Hoe vaker men een woord in geschreven of gedrukte vorm waarneemt, hoe gemakkelijker het wordt herkend. De schrijfmotorische functie mag ook bij oudere leerlingen niet verwaarloosd worden. Vaak schrijven ze erg slordig en maken ze daardoor talloze spelfouten. Geregeld wijzen op een verzorgd handschrift en eventueel het inoefenen ervan is een zinvolle bijdrage tot het correct spellen. Tenslotte is er de logische functie. Leerlingen uit het BSO hebben het daar behoorlijk moeilijk mee. De remediëring 'steunt niet op de spellingregels. Enerzijds doet ze een beroep op eenvoudige taalbeschouwing om de logische functie en de toch onderliggende spellingvaardigheid uit het lager onderwijs te activeren. Anderzijds steunt ze op de mogelijkheden van het werken naar analogie.

Foutencategorieën

Om te kunnen remediëren moet men eerst een inzicht verwerven in de soorten fouten die de leerlingen schrijven. Deze categorieën werden opgenomen in de foutenanalyse.

Beperking in tijd

Het taalonderricht omvat het trainen van vier vaardigheden: spreken, luisteren, lezen en schrijven. Spelling is slechts een onderdeel van schrijven; de eigenlijke schrijfvaardigheid omvat gericht en creatief schrijven. Omdat ook andere aspecten van taalonderwijs belangrijk zijn en omdat het aantal lestijden Nederlands beperkt is, zal ook het spellingonderwijs in tijd beperkt worden.

Beperking van de remediëring

Ondanks een min of meer doorgevoerde remediëring blijkt dat een aantal leerlingen niet of onvoldoende kunnen worden geremedieerd. Het betreft hier een categorie jongeren met specifieke leerstoornissen of jongeren die cognitief zeer zwak zijn. Deze leerlingen vinden wellicht enkel hulp bij een gespecialiseerde begeleiding.

2. Diagnostisch dictee

2.1. Instructies voor de afname

De leerlingen vullen onder de leiding van de leerkracht de volgende gegevens in: naam, voornaam, geboortedatum, klas en/of nummer.

292

De leerkracht zegt: "We maken nu samen een dictee van 50 (20) woorden. Die horen thuis in zinnen. In elke zin ontbreekt één woord. Alleen dat woord moet je opschrijven." (zie bijlagen 1 en 2)

2.2. Foutenanalyse in het eerste leerjaar B (1B)

De foutenanalyse wordt in vier categorieën onderverdeeld: hoorwoorden, ziewoorden, denkwoorden en overige fouten (zie bijlage 3).

Hoorwoorden zijn de klankzuivere woorden: de woorden die men schrijft zoals ze uitgesproken worden. Dat wil zeggen dat elke klank of elke klankgroep gesymboliseerd wordt door een vast letterteken of een vaste lettertekencombinatie. Ziewoorden zijn niet klankzuiver en hun schrijfwijze wordt niet door spellingregels vastgelegd. Het woordbeeld wordt enkel door inprenting opgebouwd. Denkwoorden zijn die woorden waarvan de schrijfwijze door spellingregels wordt bepaald. Onder overige fouten verstaan we het toevoegen, weglaten, vervangen en verplaatsen van lettertekens, evenals het los schrijven of het onherkenbaar schrijven van woorden uit de drie vorige categorieën, of niets opschrijven.

De hoorwoorden worden genoteerd zoals de leerlingen ze fout schrijven. Zo merkt men duidelijk welke lettertekens of lettertekencombinaties de leerlingen niet of onvoldoende beheersen. In de andere categorieën omcirkelt men enkel het cijfer dat verwijst naar het foutief geschreven woord. Door de subcategorieën krijgt met een nauwkeurig foutenpatroon. Ook de overige fouten worden genoteerd zoals de leerlingen ze fout schreven.

2.3. Foutenanalyse in het Beroepsvoorbereidend Leerjaar (BVL)

In wezen worden in het BVL (tweede leerjaar) andere foutencategorieën beoogd dan in 1B (zie bijlage 4). Omwille van het feit echter dat veel leerlingen vanuit andere jaren dan het eerste leerjaar B het BVL binnen stappen, worden enkele categorieën uit 1B overgenomen. Daamaast worden een aantal nieuwe categorieën toegevoegd. De foutenanalyse wordt op dezelfde manier als die van 1B ingevuld.

3. De remediëring: algemeen 3.1. Algemene principes

Spellingonderwijs op maat van de leerlingen veronderstelt gedifferentieerd werkmateriaal. De leerkracht zal naast de remediëringsoefeningen ook uitbreidingsstof voorzien. Een klassikale aanpak waarbij de leerlingen toch bezig zijn met hun eigen specifieke moeilijkheden vormt het uitgangspunt.

293

Creatieve oefeningen kunnen de leerlingen helpen de verworven spellingvaardigheid te integreren.

Correctiemodellen kunnen helpen om kritisch te staan tegenover het eigen werk. Korte oefenmomenten die frequent worden ingelast, werken efficiënter dan lessen van 50 minuten.

Leerlingen maken ook fouten door gebrek aan concentratie. Daarom is concentratietraining een vast onderdeel van de spellingremediëring.

3.2. Pedagogisch-didactische organisatiemodellen

Verschillende organisatiemodellen kunnen de remediëringsopdracht van de leerkracht eenvoudiger maken. Zo kan gewerkt worden met niveaugroepen. De populatie van verschillende klassen wordt per niveau herschikt op het ogenblik dat twee leerkrachten taal parallel staan. Twee leerkrachten in een klas is een tweede mogelijkheid die het werken met niveaugroepen binnen eenzelfde klas gemakkelijk hanteerbaar maakt. Tenslotte is er inteme differentiatie: de leerkracht Nederlands maakt in de eigen klas gebruik van werkmateriaal om in te grijpen op het individuele kunnen van elke leerling.

4. Remediëringsstrategieën 1B 4.1. Model A

Een eerste model vertrekt vanuit een woordpakket met woorden uit eenzelfde spellingcategorie. De leerkracht kiest deze woorden uit de 1B-basiswoordenlijst. De frequentie waarmee een bepaalde spellingcategorie aan bod komt, wordt bepaald door het klasbeeld. Deze informatie vindt de leerkracht in de foutenanalyse terug.

Het woordpakket wordt klassikaal aangeboden. Alvorens in te oefenen gaat de leerkracht na of de leerlingen de betekenis van de woorden kennen. Na de inhoudelijke bespreking moeten de woorden van het pakket ingeoefend worden. De leerkracht geeft voldoende aanwijzingen om dat doel te bereiken. Men voorziet voldoende oefenmomenten.

Enkele dagen na het aanbieden van een woordpakket neemt de leerkracht een controledictee af. De woorden die de leerlingen foutief schreven, worden onder elk woordpakket in de rubriek Mijn moeilijke woorden aangevuld. De resultaten van de controledictees bepalen het werk van de leerlingen tijdens het differentiatie-uur. De leerlingen die tegen het woordpakket fouten maakten, oefenen met een remediërend pakket. De anderen maken een verdiepingspakket. Alle oefeningen in beide pakketten zijn gericht op het verbeteren/verhogen van de visuele, schrijfmotorische en auditieve vaardigheden.

294

4.2. Model B

Dit model omvat een gedifferentieerd programma volgens Geerligs. Het basisprogramma is voor alle leerlingen bedoeld. Hierin zijn de minimumdoelstellingen vastgelegd. Om te zorgen voor haalbare leerdoelen worden de woorden in woordpakketten ingedeeld. Het is eveneens gebaseerd op de 1B-woordenlijst. Het hulpprogramma is bestemd voor de leerlingen die meer tijd nodig hebben dan de richtgroep waarop het programma is afgestemd. Deze zwakkere leerlingen krijgen extra hulp van de leerkracht of een medeleerling. Het aanvullingsprogramma is aangepast aan de individuele mogelijkheden van de leerlingen in de richtgroep en van de leerlingen die meer aankunnen.

Het verwerken van een woordpakket gebeurt in twee fasen. Gedurende een eerste oefenmoment worden de woorden aangeboden, ingeoefend en getoetst. Tijdens het tweede oefenmoment worden de prestaties geëvalueerd en in een spellinggrafiek vastgelegd. De leerlingen krijgen dan het hulp- of aanvullingsprogramma te verwerken.

4.3. Model C

Dit remediëringsprogramma werd opgebouwd naar een individueel trainingsmodel ontwikkeld door Ojemann. De leerlingen wordt geleerd van meerdere strategieën gebruik te maken om tot de juiste schrijfwijze van een woord te komen en aan de uitbouw van hun woordenschat te werken. Daarom steunt deze remediëring in eerste instantie op een beperkt aantal woorden van de 1B-basiswoordenlijst. Hoewel niet rechtstreeks vanuit de foutenanalyse vertrokken wordt, blijft deze toch een wezenlijk onderdeel van de remediëring om

een beeld te vormen van de klassituatie en van iedere leerling individueel; ernstigere tekorten op te sporen, zodat tijdig met het Psycho-Medisch-Sociaal Centrum (PMS) overlegd kan worden;

na een tweede afname van het dictee, de effectieve vorderingen te kunnen meten, zodat resterende tekorten in tweede instantie opnieuw geremedieerd kunnen worden.

De leerlingen werken met woordkaartjes. Per oefenmoment worden tien tot twintig kaartjes verwerkt. De woorden worden verklaard, in lettergrepen verdeeld en besproken. In een tweede oefenmoment worden de woorden gedicteerd. Na correctie door de leerkracht controleren de leerlingen welke woorden gekend waren en welke niet. De correct geschreven woorden worden weggeborgen in een doos. De foutief geschreven woorden worden genoteerd op een blad met de rubrieken horen, zien en denken, gesymboliseerd door pictogrammen. Deze woorden worden via ver-schillende woordstudietechnieken extra ingeoefend en getoetst. Op deze manier leren de leerlingen verschillende strategieën hanteren en een correct woordbeeld opbouwen. Leerlingen die geen of nauwelijks fouten maakten, krijgen uitbreidingsoefeningen.

295

  1. Remediëringsstrategieën BVL 5.1. De oefening-baart-kunst-strategie

Ook hier werkt men met woordpakketten. De woorden worden klassikaal aangeboden en besproken. Per les wordt niet langer dan tien minuten aan dril besteed. Men werkt met kopieeroefeningen, visueel dictee en auditief dictee aangevuld met creatieve oefenvormen.

5.2. De sleutelstrategie

Dit is een zeer geschikte methode voor de remediëring van eerder eenvoudige spellingproblemen waarvoor weinig systeeminzicht nodig is. Ze is gebaseerd op het inductief-analogisch denken. Er wordt gewerkt met grondwoorden die worden ingedrild en dienen als sleutels. Deze 'sleutels' worden met een stift op een grote kaart geschreven en blijven geruime tijd in de klas hangen zodat de leerkracht er regelmatig kan naar refereren. Elke leerling heeft een gelijkaardige persoonlijke sleutel die naar analogie met woorden uit de lijst wordt aangevuld.

5.3. De regelgevende strategie

Deze kan worden aangewend bij categorieën waarvoor enige regelgeving wenselijk/ noodzakelijk is. Onder leiding van de leerkracht bespreken de leerlingen de schrijfwijze van een woord uit een bepaalde categorie. Het is noodzakelijk de leerlingen de regel zelf te laten formuleren. De nadruk ligt immers op het zelfstandig leren oplossen door redeneren. Deze strategie mag geen synoniem zijn van een klassieke spellingles waar nog maar eens voor de zoveelste keer de theorie wordt aangebracht. Laat leerlingen elkaar de theorie duidelijk maken. Daama volgen creatieve verwerkingsoefeningen.

  1. Evaluatie

Het is nuttig en nodig dat zowel leerkrachten als leerlingen en ouders een zicht op de vorderingen krijgen. Elke vooruitgang wordt aangemoedigd. Alle afgewerkte oefeningen worden gewaardeerd. Het werken met correctiemodellen vergroot de mogelijkheid om een juist zelfbeeld en een positieve instelling te verwerven. Permanente evaluatie houdt rekening met de specifieke beginsituatie van elke leerling en met de vooropgestelde doelstellingen die men met iedere leerling wil bereiken.

296

Literatuur

Remediërend spellen in 1B. Brussel: NSKO, september 1991 (D/1991/0279/142). Remediërend spellen in BVL. Brussel: NSKO, juni 1992 (D/1992/0279/123).

Bijlagen

Bijlage 1: Woorddictee 1B

1   Speel je mee voetbal?

2   Mia breit een blauwe trui.

3   Wil je de deur in het slot duwen?

4   De moed zonk het jongetje in de schoenen.

5   In welke richting vertrok hij?

6   De feiten spreken voor zichzelf.

7   Ze kan aan het vochtige klimaat niet wennen.

8   De oudste inwoner van ons dorp is honderd jaar.

9   Het slot sluit met een dubbele draai.

10   Mijn beide tantes komen op bezoek.

11   De weerman voorspelde een daling van de temperatuur.

1²   Ik moet je dringend spreken.

13   Schreeuw niet zo, Jan!

14   Je moet me daar niet steeds mee lastig vallen.

15   In de gang staat een rek met haken.

16   Het was een aangenaam weertje.

17   Het meisje zoekt steun bij haar vriendinnen.

18   Wat ben je haastig vandaag.

19   Ik vraag me af wanneer hij aankomt.

20   In de klas zitten achttien leerlingen.

21   Wie is aan de beurt?

²²   De meerderheid van de jongens besliste om te fietsen.

23   Hun opvattingen over politiek verschillen nogal.

24   Haast je of je mist de aansluiting naar Brussel.

25   Dat kan toch moeilijk aan je aandacht ontsnappen.

26   We moeten nieuw materiaal voor de gymzaal bestellen.

27   Mijn zus wordt twaalf jaar.

28   Mijn broer is technisch erg vaardig.

29   Het reisagentschap biedt een interessante formule aan.

30   Die hond brak een poot.

31   Hij reist met de bus naar Spanje.

32   Grauwe, wolken glijden over het landschap.

33   Hoe maakt je familie het?

34   Mijn ouders bezitten een verzameling antiek tin.

35   De aannemer voltooit de werken binnen een termijn van zes weken.

36   Zij is een heel bekwame meid.

37   Ik eis dat je mintens zestien op twintig haalt.

38   Bemoei je niet met andermans zaken.

39   Een houten wand sluit het gebouw af.

40   Vanuit mijn hotelkamer had ik een prachtig uitzicht.

41   De bezetting van de fabriek duurde de hele middag.

42   Dat team vormt geen eenheid.

43   Op de volgende bladzijde staat een raadsel.

44   Morgen komen haar vriendinnen op bezoek.

45   De directeur komt hem persoonlijk gelukwensen.

46   Ik maakte een afspraak bij de kapper.

47   Het zweet druppelde op zijn voorhoofd.

48   Weet je wat 'erfenis' betekent?

49   Het is een fantastisch voorstel.

50   Neem een handdoek uit de kast.

297

Bijlage 2: Woorddictee BVL

1 's Morgens sta ik altijd vroeg op.

2 Ik kan me niet met die ideeën verenigen.

3 In deze stad rijden veel taxi's.

4 Tijdens de vakantie is de Belgische kust druk bezet.

5 Ik houd van Engelse liedjes.

6 Mijn knieën doen pijn.

7 Wie heeft die man een proces aangespannen? Hoeveel pagina's telt dit jeugdboek?

9 Waar haal je deze informatie?

10 De fabrikant kocht nieuwe machines aan.

11 Hij heeft veel goede eigenschappen.

12 Daaraan moet je niet twijfelen.

13 De stembureaus sluiten om dertien uur.

14 België telt negen provincies.

15 Ik vind het een aantrekkelijk voorstel.

16 Dat meisje heeft veel hobby's:

17 Ik plaatste een advertentie in de krant.

18 Door de explosie ging de ruit aan diggelen.

19 De tropische temperaturen houden nu al een week aan.

20 De Chinese muur is een reusachtig bouwwerk.

298

Bijlage 3: Foutenanalyse 1B

299

 

School: Datum:

 

FOUTENANALYSE BVL

   

1 's Morgens

2 ideeën

3 taxi's

4 Belgische

5 Engelse

6 knieën

7 proces

8 pagina's

9 informatie

10 machines

11 eigenschappen

12 twijfelen

13 stembureaus

14 provincies

15 aantrekkelijk

16 hobby's

17 advertentie

18 explosie

19 tropische

20 Chinese

 

Naam van de

leerlingen

-L-

-tie

-ei-

-ij-

's

-ische

c=s

-eau

-y

-x-

open

lettergr.

medekl.

verdub.

mv.

-e

mv.

'e

mv.

6n

hoofd-

letter

overige fouten

 

2   3

9

11

1

4

7

13

16

18

8   9

11

10

3

2

1   4

 

 

8 20

17

12

 

19

14

 

 

 

14   18

15

13

16

6

5 20

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

19   20

16

 

 

 

 

 

 

2   3

9

11

1

4

7

13

16

18

8   9

11

10

3

2

1   4

 

 

8 20

17

12

 

19

14

 

 

 

14   18

15

13

16

6

5 20

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

19   20

16

 

 

 

 

 

 

2   3

9

11

1

4

7

13

16

18

8   9

11

10

3

2

1   4

 

 

8 20

17

12

 

19

14

 

 

 

14   18

15

13

16

6

5 20

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

19   20

16

 

 

 

 

 

 

2   3

9

11

1

4

7

13

16

18

8   9

11

10

3

2

1   4

 

 

8 20

17

12

 

19

14

 

 

 

14   18

15

13

16

6

5 20

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

19   20

16

 

 

 

 

 

 

2   3

9 .

11

1

4

7

13

16

18

8   9

11

10

3

2

1   4

 

 

8 20

17

12

 

19

14

 

 

 

14   18

15

13

16

6

5 20

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

19   20

16

 

 

 

 

 

 

2   3

9

11

1

4

7

13

16

18

8   9

11

 

3

2

1   4

 

 

8 20

17

12

 

19

14

 

 

 

14   18

15

13

16

6

5 20

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

19   20

16.

 

 

 

 

 

 

2   3

9

11

1

4

7

13

16

18

8   9

11

10

3

2 1

   4

 

 

8 20

17

12

 

19

14

 

 

 

14   18

15

13

16

6

5 20

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

19   20

16

 

 

 

 

 

 

2   3

9

11

1

4

7

13

16

18

8   9

11

10

3

2

1   4

 

 

8 20

17

12

 

19

14

 

 

 

14   18

15

13

16

6

5 20

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

19   20

16

 

 

 

 

 

 

2   3

9

11

1

4

7

13

16

18

8   9

11

10

3

2 1

   4

 

 

8 20

17

12

 

19

14

 

 

 

14   18

15

13

16

6

5 20

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

19   20

16

 

 

 

 

 

Labels

doelgroep
NT1-leerlingen
domein
schrijfonderwijs
spelling
woordenschat
land
Belgiƫ
onderwijstype
volwassenenonderwijs
voortgezet/secundair onderwijs
thema
evaluatie van onderwijsopbrengsten

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

6de Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 1992