Mark van Bavel · 7de Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 1993 · pagina 10 - 17
Exemplarisch werken met oude teksten.
'Mariken van Nieumeghen' als cultuur-historisch knooppunt van teksten, mentaliteiten, thema's, geschiedenis, kunst en cultuur in een Europese context
Mark van Bavel
Wie wil werken met oudere teksten in de klas, stoot op de afstand van de leerling tot de thematiek en de taalbarrière. Die afstand kan overbrugd worden door een (didactische) stap te zetten in de richting van de leerling, onder meer door te werken met een hertaling van de tekst, liefst gepresenteerd in spiegelbeeld met de oudere versie, en met een instap naar de thematiek van de tekst. Wij willen dat illustreren met een didactiek om exemplarisch te werken rond Mariken van Nieumeghen. Vooraf willen we even motiveren waartoe en waarom we met oudere teksten zouden werken.
1 Doelstelling
"Als men de wereld, als men zichzelf, het leven wil leren kennen, dan kijkt men best niet naar de wereld, dan kijkt men best achterom hoe de mens van toen omging met de wereld ..." (F. De Schutter)
2 Argumenten
Argumenten om teksten in hun historisch kader te situeren en om aan literatuurgeschiedenis te doen, vinden we
-
in de behoefte aan een pedagogisch-didactisch kader gekenmerkt door - samenhang en synthese: veel literatuurlessen zijn snipperlessen geworden: men proeft wat van verschillende tekstsoorten, geeft vooral actuele teksten zonder veel achtergrond. Er is te weinig samenhang, te weinig structuur, te weinig diepte; - een denkkader om uit een exclusief subjectivistische benadering te breken en een leerlinggericht literatuuronderwijs tot stand te brengen, dat de leerling kan boeien en ontwikkelen;
- een aanpak van literatuur in relatie met andere artistieke uitingen en met sociale en culturele ontwikkelingen in de maatschappij, ook internationale;
- de mogelijkheid om lessen met verschillende graden van differentiatie uit te diepen(1)
-
in de voorschriften van het leerplan van het Vlaamse NVKSO(2);
-
in de tendens van de literatuurwetenschap om meer aandacht te besteden aan de cultuur-historische context waarin teksten ontstaan.
3 Tekstkeuze en methode: exemplarisch werken
Wij werken met één tekst, 'Mariken van Nieumeghen', die exemplarisch is voor vele laat-middeleeuwse teksten. Na een instap, waarover later, lezen we de tekst integraal of in fragmenten. We besteden aandacht aan de vorm van het boek, waarin houtsneden voorkomen, samen met een verhalende prozatekst en dialogen in versvorm. Dit is
10
de geijkte vorm van volksboeken; wat in dit geval meer is dan een genre-aanduiding. Het geeft meteen aanduidingen over de tijd waarin de tekst ontstaan is: een postincunabel die diende om voorgelezen te worden.
Zo zitten we volop in de context. We besteden aandacht aan de historische, mentaal en ethisch-religieuze achtergrond van de late middeleeuwen. Dit voert ons naar de thematiek van de tekst: een tekst waarin het gaat om een vrouwelijke uitgave van het Faust-motief: iemand die zijn ziel verkoopt aan de duivel in ruil voor kennis en bezit. Daarmee belanden we in het spel van kwaad (zonde) - schuldbesef - berouw - boete -straf (penitentie). Uit die (duivelse) kringloop geraakt men pas door het niet aflatende gebed tot Maria, de middelares door wie de genade komt, de tweede kans voor de zondige mens. Die tweede kans wordt hem door de duivel benijd.
Deze tekst heeft, zoals gemeld, een aparte structuur: epische gedeelten in proza; heel wat monologen, terzijdes, dialogen in verzen, een (toneel)tekst in een (toneel)tekst. Als het om een toneeltekst gaat, is hij tijdgenoot van andere toneelteksten: de abele spelen, de mysteriespelen en de moraliteiten. Een toneeltekst wordt op een bepaalde manier opgevoerd. Ten slotte keren we terug naar de receptie van zo een tekst en zijn doorwerking naar nu.
We lezen Mariken dus als een tekst die exemplarisch is voor de late middeleeuwen: een knooppunt van ideeën, mentaliteiten, thema's, de contemporaine geschiedenis, de kunst en cultuur van zijn tijd, in een laat-middeleeuwse 'Europese context'. Het zal overduidelijk zijn dat deze aanpak niet spoort met de beginsituatie van onze leerlingen. Willen we deze inhoud aan onze leerlingen aanbieden, dan zal gezocht moeten worden naar een didactische vertaling ervan. Dat is dansen op de slappe koord. Immers, zoals H. Bekkering al zei (HSN, 19 november 1993): "De meester mag enkel didactisch-methodisch dalen, niet inhoudelijk. De leerling moet klimmen."(3) Daar moet dus een methode bij die de inhoud respecteert en die de leerling durft te halen waar hij zit, in 'het nu', die hem meeneemt naar 'toen' en verrijkt terugbrengt naar nu.
4 Een lesverloop in drie fasen.(4) 4.1 De perceptieve fase
De leerling vertrekt vanuit een directe verstaanswijze van de nieuwe tekst: zijn actuele beleving en verwachtingshorizon. In deze fase haalt de leerling de tekst naar zich toe. Als lezer verwondert hij zich over de inhoud en de thematiek van de tekst en zet hij die verwondering in vragen om. Dat is de gunstige situatie. Helaas komt het in deze fase voor dat hij het nieuwe afwijst; de drempel ligt voor hem te hoog.
In beide gevallen kan deze fase niet zonder enige voorbereiding: de leraar activeert de voorkennis van de leerling. Hierbij stoot hij op een dubbele barrière: tegenover de tekst (taalbarrière) en de thematiek (mentale barrière). Beide rechtvaardigen een instap naar de tekst en de thematiek; in bepaalde gevallen is die instap zelfs noodzakelijk en gaat de 'mentale' instap vooraf aan die naar de tekst.
11
4.1.1 Tekst
We lossen de taalbarrière op met een hertaling(5) van de tekst met daarnaast de middeleeuwse versie; andere mogelijkheden zijn de klank- en/of de videoband van recente voorstellingen.' Een alternatieve oplossing kan erin bestaan dat men het verhaal vertelt aan de hand van de negen houtsneden van de tekst; meteen een genre- en tijdsaanduiding van de tekst
4.1.2 Thematiek
Het lijkt ons belangrijk dat de leerlingen in deze aanpak leeractief betrokken worden: we laten hen
- enige tijd vooraf artikelen, besprekingen en recensies uit kranten en tijdschriften verzamelen over historische gebeurtenissen; herdenkingen van het geboortejaar van 'oude' auteurs; besprekingen en aankondigingen van tentoonstellingen van grote historische figuren. Zo waren er dit jaar onder meer de dubbeltentoonstelling in Utrecht en Den Bosch over Maria van Hongarije; de historische tentoonstellingen van Antwerpen '93 (heropening van de kathedraal; tentoonstelling van onder meer Antwerpse retabels); de Leuvense tentoonstelling 'Tover van de middeleeuwen' (Vlaamse miniaturen voor Van Eyck, Leuven)(8)...
- vertellen over hun lees- en kijkervaringen met jeugdboeken, historische films en strips die handelen over de middeleeuwen;
- in hun eigen stad rondkijken, bijvoorbeeld in Amsterdam op het Begijnhof, waar het paneel 'Het Wonder der Heilige Stede' hangt, dat het mirakel van Amsterdam vertelt, dat er in 1345 plaatsvond en dat Amsterdam tot een druk bezochte bedevaartplaats maakte (onder meer Maximiliaan van Oostenrijk kwam er in 1488); dit zal een verhaal behoeven over sacramenten en sacramentsdevotie, over bedevaartplaatsen, over processies en ommegangen ...;
- vertellen over hun ervaringen met verhalen over heksen, duivels, magie en het occulte;9
- vertellen over carnaval en vergelijken met de middeleeuwse omkeringsfeesten;(10)
- vertellen over het aanvoelen van schuld na begane fout, over schuldbesef, zonde en bijhorende straf en boete; en we vergelijken die met interviews in het weekblad Humo over hoofdzonden11 (bijvoorbeeld van Freek de Jonghe) en tonen hun hoe er in de middeleeuwen heel wat middelen bestonden om je af te vragen hoe schuldig/zondig je wel was, onder meer schilderijen over die hoofdzonden als een soort van biechtspiegel,(12) bijvoorbeeld Het laatste Oordeel, de zeven werken van barmhartigheid en de zeven hoofdzonden";
- vertellen over hun ervaringen om iets te. verkrijgen 'via iemand', om hen duidelijk te maken dat ook wij dan wel eens mensen inschakelen, m.a.w. dat ook wij met middelaars werken en we vergelijken dat met het middeleeuwse denken over Maria, die voor de gelovige de 'via via' was naar God;
- hun verwachtingen uitspreken naar de kennis die ze zullen opdoen in hogescholen en universiteiten nu; wij vertellen hen over de vakken die daar nu onderwezen worden en over de huidige structuur van de universiteit en vergelijken met de kennis van toen, de septem artes, en de indeling van de middeleeuwse universiteit in faculteiten, de facultas artium;
- vertellen over hun ervaringen met schooltoneel, met amateurtoneel, met nog bestaande gezelschappen, met landelijke wedstrijden en vergelijken met de rederijkerskamers en het landjuweel;
- vertellen over hun ervaringen met tekstverwerking, grafische programma's en lay-out
12
en wij leggen een verband met boekdrukkunst, boekverluchting van nu en toen (miniaturen, getijdenboeken, houtsneden in volksboeken)14
Dit zijn maar enkele voorbeelden. Men kan er natuurlijk legio andere bedenken. Belangrijk is in elk geval dat we op deze manier uitgaan van de ervaringswereld van onze leerlingen en die door vergelijking dichter brengen bij die middeleeuwse wereld en zo dichter bij de inhoud en de thematiek van de tekst.
4.2 De tweede fase
In de volgende fase dient de opgebouwde ervaring met de tekst als achtergrond voor de historische interpretatie. Hierbij komt het ànders zijn van de tekst en het tijdskader op de voorgrond. Tekst en context van de oudere tekst worden opgeroepen.
4.2.1 Anders zijn
Uit de tekst lezen we het anders zijn van de inhoud, om de thematiek en de vorm van het boek toe te lichten. We kiezen één of meer fragmenten uit het boek; leesbaar blijven, onder meer het pact met de duivel, het 'optreden' van Mariken in den Boom met het rederijkersrefrein, het spel van Mascheroen, de biecht bij de paus. Vervolgens analyseren we de tekst inhoudelijk, thematisch en structureel. Daartoe vergelijken we 'Mariken' met contemporaine teksten:
-
exempelen15
-
volksboeken, onder meer Jan van Beverley16
-
epische en dramatische teksten, onder meer Beatrijs, De Eerste Bliscap van Maria, Elckerlyc; Het Spel vanden Heiligen Sacramente vander Nyeuwervaert (Jan Smeken);
-
teksten met gelijkende thematiek: Heer Daneelken, Tannhäuser, Faust, Theophilus.
Zo komen we terecht bij verhalen over duivelrijen, Mariadevotie, de werking van de genade, biecht en boete, de passie van ons Heer, sacramentsdevotie, bedevaarten, processies, ommegangen en de rol van de rederijkers daarin.
4.2.2 Tijdskader
We onderbouwen deze verhalen met secundaire teksten, onder meer uit Le Goff, Pleij, Janssens", die we als essays in de klas kunnen lezen om het mentale tijdskader te verhelderen. Dat contemporaine mentale tijdskader illustreren we verder met een interartistieke aanpak; we werken multi-mediaal om in die schets het tijdskader van toen te vergelijken met nu, aan de hand van:
- Bourgondische muziek, die rustig kan voortlopen tijdens de les; leerlingen verbazen zich over een idioom waarmee ze niet zo vertrouwd zijn; de opera 'Mariken' van Martinú(18); het lied Maschero van Rum;
- de thematiek van het boek ondersteunen we 'pictografisch' met dia's van getijdenboeken en afbeeldingen van de stad in de middeleeuwen (oude stadsgezichten, markt, herbergen), in contrast met het platteland; transparanten van Bosch (De Hel), Breughel (Luxuria) en (de Dulle Griet), Gillis Mostaert (Een Passiespel op de grote markt), Pieter Breughel II (Kermis te Hoboken), Rogier van der Weijden (Sacramentsaltaar) ...; deze beelden versterken/illustreren wat onze leerlingen in de teksten lezen over de duivel, de zeven hoofdzonden (die in 'Mariken' perfect aan te wijzen zijn), de ketting schuld-schuldbesef-straf-boete, met daarin een centrale plaats van
13
middelaars, genade en biecht; de devotie tot Maria, Maria als middelares, de sacramentsdevotie, passieverhalen; op deze manier ondersteunen we niet alleen de thematiek, maar wijzen we onze leerlingen meteen op het allegorische karakter van beelden van toen in contrast met heel wat beelden van nu, die vaak leeg en vlak zijn, met vaak louter freudiaanse connotaties. Dit moet ons aansporen om ook teksten van toen na te lezen op hun allegorische verwijswaarde.19
4.3 De derde fase
In een derde fase pogen we de historische horizon met de hedendaagse te versmelten door de receptie van de tekst, een structureel-thematische vergelijking met hedendaagse theaterteksten en hun enscenering en gaan we op zoek naar Europese trekken in 'Mariken' en de late middeleeuwen.
4.3.1 De receptie van de tekst
Die verzoening tussen actualiseren en historiseren komt tot stand doordat we het verwachtingspatroon en de eerste ervaring van onze leerlingen hebben aangevuld met rijkelijk geïllustreerde toegevoegde historische informatie. Dit moet leiden tot inzicht in en ervaring met het gelijkende (het tijdloze) en het anders zijn (het tijdelijke).
Daartoe kunnen we letten op de doorwerking van de tekst en ons een aantal vragen stellen over 'Mariken' toen en nu:
-
waar plaatsen we een tekst die omstreeks 1515/1518 gedrukt werd bij Vorsterman en daardoor tijdgenoot is van de tekst van Suster Bertken (1514), de humanistische tekst van Thomas More, Utopia (1516) en Luthers reformatorische stellingen van Wittenberg (1517)? Hebben we te maken met een middeleeuwse verhaalstof (is kennis des duivels?) op de vooravond van humanisme en reformatie? Dit is een mooie inleiding voor onze leerlingen op het probleem van periodiseren. Historisch inzicht houdt in dat we teksten in een historische context onderbrengen. Hoe ga je daarbij te werk? Neem je daartoe het jaar van publikatie? Of baseer je op het tijdskader in het boek (Mariken is perfect te dateren)? Of baseer je je op de thematiek van het boek?
-
In welke vorm kennen we die oude teksten? Wat gebeurde er met die middeleeuwse handschriften? Waarom werd 'Mariken' tot twee maal toe verboden? Hoe leefde 'Mariken' dan verder?(20) Hoe komt het dat wij vandaag de dag zoveel verschillende versies kennen van een zelfde tekst? Wat gebeurde er met het handschrift ? Hoe kan het dat een filoloog, Prudens van Duysse, 'Mariken' als bij toeval vindt in 1838? Waarom werd 'Mariken' in de tweede helft van de negentiende eeuw zo snel en gretig gecanoniseerd?21
-
Werd 'Mariken' opgevoerd? Is het dus een toneeltekst? Hoe komt het dan dat over die opvoeringen nauwelijks sporen te vinden zijn? Hoe wordt 'Mariken' nu opgevoerd? Hoe zag die eerste moderne opvoering eruit?(22) Gebruikte men daarbij de bindtekst? Inspireerde men zich op de beelden van toen? Wordt 'Mariken' nog opgevoerd? Hoe wordt het stuk door moderne regisseurs in recente opvoeringen uitgewerkt? Fotomateriaal daarvan vinden we in:
-Het schouwtoneel, 1920, enscenering gebaseerd op de houtsneden23,
-het Vlaamse Volkstoneel, 1920
-De ghesellen van der Spele, Utrecht, 1948 (?),25
14
- ? opvoering in Nijmegen, 1956,
-Nederlands Toneel Gent, 1975,
-KNS, 1989 (vermeld door Eligh),
-Deventer Toneelgezelschap Volksonderwijs, 1990 (in Nijmegen)26
-
Is er vandaag nog belangstelling voor 'Mariken'? Wordt de tekst nog geïnterpreteerd? Van 'Mariken' is er sinds 1838 een vrij uitvoerige exegese, wat volgens R.T. Segers (HSN 7) het waarmerk is van canonisering.27
-
Is er ook nu nog interesse voor in andere kunsten? In dit verband valt te wijzen op een Engelse vertaling (M. Rafferty)(28), Franse vertalingen (Ghéon), een opera naar de tekst van Ghéon (Martinú), een volkslied 'Maschero' in een interpretatie van Rum, een toneelstuk (Claus' Mascheroen), een moderne film (Jos Stelling) en een roman (Connie Palmen, De Wetten)29
4.3.2 Een thematisch-structurele aanpak
- een bespreking van de structuur van Mariken: we maken een analyse van de opbouw van Mariken; daarbij komen een aantal duidelijk herkenbare klassieke en moderne trekken naar voren;
- een toneeltechnische vergelijking met hedendaagse auteurs:
-
we vergelijken de monologen van de proloogzegger met de teksten van de Ansager in het episch theater van Brecht;
-
de terzijdes in de dialogen vergelijken we met onder meer Claus, Dans van de Reiger; Miller, Dood van een handelsreiziger ...
-
the play in the play met Shakespeare, Pirandello, Shaffer en Kohout.
4.3.3 Europeaniseren
Allerlei primaire en secundaire teksten, schilderijen, beeldhouwwerken, architectuur enz. leren ons dat de middeleeuwen in tegenstelling tot de gangbare opinie een grote Europese eenheid vertoonden: in de thematiek van de teksten, in de vertaling van de teksten, (er bestaat onder meer een middeleeuwse Engelse versie), in de mentaliteit van de late middeleeuwen (zondebesef...), in de kennis van de late middeleeuwen (zeven artes), in het geloof aan duivels en heksen (heksenhamer, inquisitie), in de Maria-devotie, in de exempelen (oosterse invloeden, apocriefe evangeliën), in de stadscultuur (rederijkers, beschavingsgeschiedenis), in het historische kader (Bourgondiërs; Gelderland, Antwerpen), in het pictografische tijdsbeeld, (miniaturen, getijdenboeken), in de doorwerking (canonisering van middeleeuwse teksten), in de vorm van het boek en de structuur van de tekst, in de ensceneringen door de rederijkers. Wat ook mogelijk is, is een opvoeringsanalytische benadering aan de hand van een recente opvoering, bijvoorbeeld de videoband van de KNS-voorstelling, 1989.
5 Conclusie
In onze drie fasen hebben we telkens de ervaringswereld van onze leerlingen een belangrijke plaats toegekend: historische teksten leren leerlingen het historische van ervaringen inzien: niet wat tijdloos is, wel wat bijzonder en anders is voor ons nu, wordt beklemtoond. De leeshoudingen die daar het best bij passen zijn een tekstbestuderend-afstandelijke en een invoelend-identificerende: het tijdloze en het tijdelijke maken immers deel uit van de historische ervaring. Zo leren wij leerlingen inzien dat literatuurgeschiedenis ons verhaal is van de literatuur, met respect voor het context-
15
eigene, in verbondenheid met andere kunsten.
Deze drie door ons gezette stappen komen trouwens overeen met het klassieke denken over leren: het nieuwe leer je pas met succes als je de nieuwe kennis ent op bestaande inzichten en ervaringen. Wie iemand wat wil leren over de Ming-dynastie begint best bij diens voorkennis over dynastie, de 'dozenopener' naar Ming. Dit denken over leren vindt overigens een vertaling in de oude driedeling van het didactisch proces:
- in een oriënterend-motiverende fase activeren we de voorkennis van de leerlingen over het aan te brengen onderwerp,
- in een tweede fase brengen we de nieuwe inhouden aan,
- in de derde fase proberen we het nieuwe in het reeds gekende te integreren.
Wij hopen op deze manier aangetoond te hebben hoe je met oude teksten in de klas kunt werken, zonder daarbij te moeten inleveren op de inhoud van het aanbod. De enige 'concessie' die je bereid moet zijn te doen is een didactisch-pedagogische:
ga je leerling halen waar hij zit (het 'nu'), neem hem mee naar waar hij nog niet geweest is (het 'toen') en verleg op die manier zijn grenzen.
Bibliografische noten
-
Armand Van Assche, 'Over de sprong in het verleden en de magneet van het heden, de nood aan literatuurgeschiedenis op school?' In: H. Van Gorp en D. De Geest, Even boven het evenwicht, ACCO, Leuven, 1992
-
Leerplan NVKSO, Derde graad ASO-KSO-TSO, Licap, Brussel, december 1992
-
Cf. de presentaties over literatuurwetenschap en klaslokaal tijdens HSN 7, 19/11/1993
-
Armand Van Assche, o.c.
-
Mariken van Nieumeghen, tekst en vertaling, Taal & Teken, Leeuwarden, vierde druk 1990
-
KNS, Antwerpen 1989, in een regie van F. Goris
-
Dirk Coigneau, Mariken van Nieumeghen, Martinus Nijhoff/ 's-Gravenhage, 1982
-
Recente catalogi en publikaties: Antwerpse retabels, 15de-16de eeuw, catalogus onder leiding van Hans Nieuwdorp, Museum voor religieuze kunst Antwerpen, 1993; Vlaamse miniaturen voor Van Eyck, catalogus door Maurits Smeyers, Peeters, 1993 Leuven; Maurits Smeyers, Naer natueren ghelike, Davidsfonds Leuven, 1993; Maria van Hongarije, Koningin tussen keizers en kunstenaars, catalogus door Bob van den Boogert, Jacqueline Kerkhoff, Waanders Zwolle 1993
-
NRC 27/12/91; in 1994 zijn er in het voorjaar tentoonstellingen, films en theateractiviteiten in Utrecht over de duivel en magie
-
Ch.de Mooij red., Vastenavond-Carnaval, feesten van de omgekeerde wereld, Waanders Zwolle, 1992
-
Humo, 11 november 1993, nr 2775
-
Over het belang van biechtspiegels in teksten, leze men Th. Mertens, Boeken voor de eeuwigheid, Prometheus, Amsterdam 1993
-
Het laatste oordeel, beschrijving in Paul Vandenbroeck, Catalogus Schilderkunst, 14e - 15e eeuw, Museum voor Schone Kunsten, Antwerpen 1985 en in L.Herman (red.) Veertien listen voor de literatuur, Pelckmans, 1993
-
Op de tentoonstelling 'Tover van de middeleeuwen', te Leuven, was er een audiovisuele ruimte 'Miniaturen op schijf, wat de bezoeker toeliet 'verder in de boeken te laten bladeren dankzij moderne technieken'; daarin was het mogelijk de tekst te isoleren van de miniatuur, waardoor leerlingen interactief konden werken met de voorstelling, de randversieringen en de tekst.
-
C.G.N. De Vooys, Middelnederlandse Legenden en Exempelen, herziene en vermeerderde uitgave, J.B. Wolters, Groningen, Den Haag 1926; F.P. Van Oostrom, Voorbeeldig vertellen, Middelnederlandse Exempelen, Em. Querido's uitgeverij bijvoorbeeld Kleve, 1985
-
J.G. Boekenoogen, Historie van Jan van Beverley, in de reeks Nederlandse Volksboeken, Boekhandel en drukkerij, voorheen E.J. Brill, Leiden, 1903
16
- voor de historische figuur van John of Beverley, leze men Bede, A history of the English Church and people, Penguin Classics, p. 271-279, reprinted 1977
-
- J.Le Goff, La naissance du purgatoire, folio, histoire, Gallimard, Paris, 1981
- J.Janssens, De middeleeuwen zijn anders, Davidsfonds, Leuven, 1993
- H.Pleij, De sneeuwpoppen van 1511, Meulenhoff, Amsterdam, 1988
-
Martini, Marieke van Nieumeghen, 1934, gebaseerd op een Vlaams origineel, naar de tekst van Ghéon.
-
Pleij, o.c.
-
'Mariken' leefde verder als een Antwerps volksverhaal, cf. G.Wolthuis, Duivelskunsten en sprookjesgestalten, Mariken van Nieumeghen, uitgeverij V.H. C. De Boer jr., Amsterdam 1952
-
D. de Geest en M. Vaeck, (red.) Brekende Spiegels, Peeters, Leuven, 1992
22 en 23. Wolthuis, zie noot 20.
-
L. Debaene, Marieken van Nieumeghen, Tjeenk Willink, Zwolle 1969
-
Wolthuis, Mariken van Nieumeghen, J.M. Meulenhoff- Amsterdam. (Hella Haasse speelt de rol van Mariken!)
-
Katholiek Nieuwsblad, Mariken in Nijmegen, 9 oktober 1990
-
De tekst wordt nog geregeld geannoteerd uitgegeven voor schooluitgaven,
bijvoorbeeld Dirk Coigneau 1982, of hertaald: onder meer de tekst in de reeks Taal en Teken 1990
en de hertaling in 1989 voor de Antwerpse voorstelling: Marieken van Nijmegen, door Bert Decorte en Alfons Goris; daarnaast is er een 'golf van vrij recente interpretaties, de meeste daarvan zijn gebundeld; twee 'verzamelbibliografieën' vindt men in: -Mariken van Nieumeghen, Reproductie van de post-incunabel van W. Vorsterman, 2de druk, De Vlijt, Antwerpen, 1951; het boek bevat een bibliografie van de 'Mariken'-interpretaties en uitgaven, samengesteld door Rob. Roemans en G. Wolthuis
-P.F.J.M. Eligh citeert in In wisselend perspectief, Malmberg Den Bosch, 1991, de tekstuitgaven en secundaire teksten sinds 1951, we tellen 91 uitgaven in 40 jaar tijd.
-
Margaret M. Rafferty, Mary of Nemmegen, E.J. Brill, Leiden, 1991
-
Istvàn Bejczy, Connie Palmen en Mariken van Nieumeghen,in: De nieuwe Taalgids, 84 (1991)
17