Jos Thijssens · 8ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 1994 · pagina 123 - 133
De leraar' uit de knel |
Jos Thijssens |
Op 20 september 1994 gaf Gerard Goris aan een rumoerige klas (24 plus-vijftienjarige leerlingen) het voorzetselvoorwerp. Hij voelde zich ongelukkig. Met de 24 leerlingen, met het voorzetselvoorwerp, met de school, met het leerplan. Ik stelde hem een functioneringsgesprek met de pedagogische begeleiding voor. In deze harde tijden schijnt dat veel te kunnen oplossen.
Sinds die twintigste september heb ik nagedacht over het voorzetselvoorwerp en hoe je dat zinsdeel op een boeiende manier aan een lastige klas zou kunnen verkopen.
Een mogelijke opening : op bord schets je een ventje waarop je begint te rekenen. Wat doe je ? Je rekent op dat ventje. Letterlijk. Rekenen op kan ook figuurlijk worden gebruikt. Kunnen de leerlingen in plaats van op een ander voorzetsel gebruiken ? Nee, want op is een vast voorzetsel. Soms is er een vaste combinatie van een gezegd met een voorzetsel. Bij houden hoort... van, bij verwijzen... naar, bij dromen... van, bij gebukt gaan... onder, ...
Kennen de leerlingen de vaste voorzetsels bij : gevaarlijk zijn, dol zijn, dwingen, klagen, twijfelen, lijden, wachten, ... ? Kennen ze nog meer vaste voorzetsels ? (In de ANS vind je drie bladzijden voorbeelden.)
Je kunt ze een tekst geven waarin ze vaste voorzetsels moeten opzoeken. Ze kunnen er een lijstje van opstellen. Ze kunnen zinnen maken met die vaste voorzetsels, naar vaste voorzetsels op zoek gaan in andere teksten (kranten, tijdschriften, ...) De klas komt tot de vaststelling dat die vaste voorzetsels zinsdelen inleiden. Zo kom je bij het voorzetselvoorwerp.
Wat heb je nu aan zo'n voorzetselvoorwerp ? Je kunt niet om het even welk voorzetsel gebruiken, maar wel een vast voorzetsel. Volgens het niveau van de klas kun je verschillen laten ontdekken tussen lijdende en voorzetselvoorwerpen, tussen bepalingen (die beginnen met verschillende voorzetsels) en voorzetselvoorwerpen.
Gevarieerde opdrachten (bijvoorbeeld : schrijf een korte dialoog waarin je zoveel mogelijk vaste voorzetsels verwerkt) kunnen de leerlingen inzicht geven en geen afkeer.
Christine Cleiren gaf een les over de tussenklanken. Ze kwam in de klas, begaf zich naar het bord en begon de regels voor het gebruik van de tussenklanken op te schrijven. De leerlingen kopieerden. Af en toe draaide Christine zich veront-
1 24 Jos Thijssens
waardigd om omdat er ontoelaatbare dingen gebeurden. Tijdens de felle tonen van het telsignaal noteerden de leerlingen in hun agenda : de tussenklanken kennen + oefening 465.
Een mogelijkheid om de tussenklanken aan te brengen. Je begint met de actualiteit. Komt er een wijziging in de spelling ? Wat hebben de leerlingen daarover gehoord ? (Hoe meer hoe liever.) Je kunt daarbij boeiende gesprekken met hen hebben over politiek en spelling, gebreken van onze spelling, waarom je liefst met zo weinig mogelijk fouten schrijft, zin en onzin van spellingwijzigingen. Ongetwijfeld kun je de tussenklanken handig naar voren schuiven. Wat is er gemakkelijk/moeilijk aan ? Door voorbeelden (lijstjes) met elkaar te vergelijken kun je regels afleiden. Uitzonderingen ? Wat wordt door de spellingwijziging (vermoedelijk) gewijzigd ? Schrijven we een brief naar de minister van spellingwijziging met onze zinvolle voorstellen ?
Regels laten kopiëren heeft geen zin. In goede schoolboeken vind je overzichtelijke structuren voor spelling. Het laten van buiten leren van spellingregels is eveneens verspilde energie. Het is belangrijk voor de leerlingen dat zij leren omgaan met bronnen. Het moet voor iedere taalgebruiker een gezonde reflex worden om bij twijfel naslagwerken te raadplegen.
Even een overstapje naar het dictee. In het Vlaamse onderwijslandschap bloeit het dictee welig. Helaas geeft Frans Famelaer nog dictees met een opeenstapeling van spellingmoeilijkheden, zodat hij bij de correctie de rode inkt kan laten stromen. Geregeld geeft hij min 24 op tien.
Een dictee is een gewone tekst. In de school heerst vaak de gedachte dat de leerlingen zomaar foutloos moeten kunnen schrijven. Maar hoe ga je als zorgvuldig taalgebruiker te werk ? Je raadpleegt alle beschikbare bronnen alvorens je een tekst uit handen geeft. Die attitude moet de leerlingen worden aangeleerd. Niet alleen voor hun dictees, maar voor alle teksten die zij produceren. De argumentatie dat kandidaten bij sollicitatie- en andere examens niet over naslagwerken mogen beschikken, is weinig relevant. De schooldictees zijn een permanente training, een langdurige voorbereiding om tot spelnauwkeurigheid te groeien. Bij die examens kan het bewijs daarvan worden geleverd. Voor de leerlingen moet het duidelijk zijn dat het erop aankomt een zo foutloos mogelijke kopij af te geven. Zij moeten alle beschikbare hulpmiddelen leren gebruiken. Je moet ze na elk dictee voldoende tijd geven om die hulpmiddelen te gebruiken. (Uiteraard moeten de hulpmiddelen in de klas aanwezig zijn.) Op die manier wordt het dictee een functionele en levensechte oefening in taalgebruik.
Els Eeckhout gaf een luisteroefening. Ze las een tekst voor. De leerlingen kregen een blad met tien vragen. "Tien bolletjes zwart maken", zei ze.
Dat soort oefeningen geeft de leraar een comfort : de leerlingen moeten luisteren, m.a.w. ze zijn stil; er volgt een toets. Nog een dreigende reden voor de leerlingen om rustig te blijven. Maar ik wil het even over luisteren hebben.
De leraar uit de knel 125
Je kunt luisteren naar muziek, naar het nieuws op de radio, naar poëzie, ... Je luistert intensief en je zwijgt. Er volgt geen toets. Het luisteren is gericht en intens.
In veel gevallen is het luisteren echter geen afgezonderde activiteit. Luisteren en spreken horen bij elkaar. En het kijken, een vaardigheid die nog veel te weinig aan bod komt in de klas, completeert de drievuldigheid.
Vaak is kijken een passieve bezigheid geworden. Je kunt beelden ondergaan zonder je er bewust van te zijn welke verdoken boodschappen het beeld bevat. Passief kijken kan dus bewustzijnsvernauwend en gevaarlijk zijn. Leerlingen moeten actief leren kijken.
Enkele mogelijke activiteiten in de klas waarin luisteren, spreken en kijken -zoveel mogelijk geïntegreerd - aan bod komen :
-
Leerlingen luisteren gericht naar een tekst. (Bij het luisteren letten ze op...)
-
Leerlingen volgen een voorgelezen tekst en voeren vooraf gegeven opdrachten uit.
-
Leerlingen luisteren naar verschillen tussen Noord- en Zuidnederlands taalgebruik.
-
Leerlingen zien in dat bij communicatie ruis optreedt, zowel bij de spreker als de luisteraar. Ze beperken die ruis door middel van controlevragen.
-
Leerlingen horen aan de intonatie welke stemming achter een eenvoudig woord schuilgaat. Ze gebruiken de juiste intonatie bij een bepaalde stemming.
-
Leerlingen ontdekken opvallende fouten in een tekst.
Leerlingen herinneren zich en vertellen wat ze hebben gezien.
Leerlingen onderscheiden belangrijke beelden van andere. Ze verwoorden dat.
-
Leerlingen vertellen anekdotische verhaaltjes. De klasgenoten luisteren, reageren, vullen aan, vertellen op hun beurt, vertellen verhaaltjes schriftelijk na,
-
Leerlingen vertalen de getekende inhoud van bijvoorbeeld een gagstrip in een toneeltje. Die toneelversie kunnen ze spelen.
Leerlingen geven, na overleg, de mening van hun groep op een heldere en bondige manier weer.
Leerlingen passen de elementaire regels van de discussietechniek toe.
Paul Pelgrims gaf woordenschat. "Hier hebben jullie een lijst met 35 woorden + woordverklaring," zei hij. "Dat leren jullie tegen de volgende les. Ik vraag 10 woorden. Let op : ik kan ook de verklaring geven en dan moeten jullie het woord noteren."
Twee mogelijkheden- waarbij de leerlingen onze rijke woordenschat zelf ontdekken:
1. Woorden van de dag. Je bepaalt een onderwerp (bijvoorbeeld binnenlandse politiek, filmrecensies, architectuur, ...) Kranten en tijdschriften kunnen je daarbij inspireren. Elke leerling beschikt in de klas over een (liefst verschillend) artikel. Daarin overstrepen ze typische woorden i.v.m. het onderwerp. Later wordt
126 Jos Thijssens
een selectie - de leraar loopt ook wel eens rond in de klas - geïnventariseerd. Is het nodig om de verklaring van sommige woorden op te zoeken ? Een eerste groepje leerlingen doet dat. Een tweede groepje bereidt een toneeltje voor waarin de woorden van de dag worden gebruikt. Een derde vertaalt een artikel voor een andere doelgroep (bijvoorbeeld naar jongere kinderen toe). Naar aanleiding van een artikel stelt een vierde groep vragen op voor een interview. Dat interview kan worden afgenomen. Afhankelijk van het onderwerp kun je nog meer opdrachten verzinnen.
2. Het dossier. In het begin van het schooljaar kiezen de leerlingen een vijftal thema's die in hun belangstellingssfeer liggen. Het initiatief strekt zich over het hele schooljaar uit. Het kiezen van een onderwerp waarmee ze nog niet vertrouwd zijn, kan leerrijk zijn. De onderwerpen kunnen verband houden met teksten (uit het schoolboek Nederlands bijvoorbeeld), met de actualiteit (rampen, uitvindingen, sport, ...) of aansluiten bij een hobby (film, reizen, ...) Het dossier wordt een synthese van een hele tijd opzoekingen doen in allerlei informatiebronnen. Heel wat vaardigheden worden daarbij getraind (kijken, luisteren, lezen, beoordelen, samenvatten, interviewen, teksten maken, illustreren, selecteren, presenteren, ...)
Die twee mogelijkheden illustreren hoe leerlingen op een boeiende en actieve manier kunnen werken aan hun taalverrijking.
Enkele dagen geleden kreeg ik het Prisma-boekje Spreken in het openbaar in handen. Daarin las ik : "Spreken is uitvinden" (Samuel Beckett). Ik vertaal dat even naar onze wereld : "Lesgeven is uitvinden."
Meer dan ooit is het noodzakelijk de les boeiend op te bouwen. De leraar moet boeien. Anders luisteren de leerlingen niet. In deze tijd moet je opboksen tegen de door de media verwende - en ook wel eens in slaap gewiegde - jongeren. Door je creatief denkvermogen kun je erin slagen de leerlingen in je greep te houden en de aandacht niet te laten wegdeemsteren. Je kunt tuchtproblemen vermijden en bovendien - wat een edel doel ! - van Nederlands een boeiend schoolvak maken. (In onze multiculturele samenleving gebruiken we moedertaal als schoolvak niet meer.) Daarom - het lijkt zo vanzelfsprekend - is er voor elke les een voorbereiding nodig. Welke werkvormen gebruik je ? Tijdens de les heb je aandacht voor wat in de klas gebeurt. Je speelt in op de verbale en niet-verbale uitingen van de klas. De authenticiteit van het materiaal dat je gebruikt kan je daarbij ondersteunen. Je moet echt zijn.
In deze tijd wordt de leraar overladen met opdrachten die vaak weinig met het klasgebeuren te maken hebben. Ik zou bijna zeggen : gelukkig is de klas er nog. Daar moet je er als leraar meer dan ooit in slagen Nederlands te verkopen.
Je kent wellicht het mnemotechnisch woord uit de verkooptechniek : AIDA :
-
A betekent attention;
-
I betekent interest;
-
D betekent desire;
-
A betekent action.
De leraar uit de knel 1 27
In mijn voorbeelden gebruik ik dezelfde techniek.
-
Aandacht. Je begint de les met een geschikte opening te zoeken, een entree. Je tracht de aandacht van de klas te krijgen.
-
Interesse. Door discussie, boeiende teksten, illustraties, actualiteit, ... activeer je de belangstelling van de leerlingen.
-
Diverse werkvormen zorgen ervoor dat de leerling verlangt/wenst/wil mee(te)werken. Daarbij is het van groot belang rekening te houden met het niveau van de klas. In een lastige klas zorg je er zeker voor dat de leerlingen voortdurend bezig zijn, dat de aandacht geen tijd krijgt om te verslappen. Je zorgt voor tal van gevarieerde opdrachten, waardoor ze steeds opnieuw geboeid worden.
-
Actie. Door een geslaagde les verleid je de leerlingen tot actie: tijdens de les (en ook daarna) verwerken de leerlingen je aanbod.
Enkele voorbeelden van 'openingen' met tekeningen. De opening voor een les over modaliteit:
130 Jos Thijssens
Enkele mogelijke opdrachten
■ Een les over Taalvormen
Wat is er vreemd aan de volgende stukjes ?
-
Te koop : nieuwe tandem vooraan voor man achteraan vrouw zo goed als nieuw met pingpongtafel en antiek juk.
-
Recent autootje gevraagd voor student, ca. 5 jaar oud.
-
Gisteren was er ondanks koortsachtig speurwerk nog steeds geen enkel spoor in de roofmoord op het Tiense echtpaar Bogaerts-Jacobs dat maandagavond van kant werd gemaakt. Het Leuvense parket zit met de handen in het haar.
-
Langs deze weg danken wij alle sympathisanten die ons gesteund hebben door hun afwezigheid op het bal, en in het bijzonder de handelaars die door het schenken van prijzen hun medewerking verleenden aan het welslagen van de tombola.
-
BUREAU VOOR DE WERKZOEKENDE
In zeer korte tijd werk !
Lidgeld : 500 frank per jaar voor administratieve kosten. Bureau open van 9 tot 17 uur.
Weet u dat u van onze rouwkost voldoende kunt eten zonder dat de weegschaal het te weten komt ?
Hierbij verontschuldig ik de afwezigheid van mijn zoon, door onvoorziene omstandigheden.
De keuze, de volgorde, de plaats van zinnen, woorden, letters, leestekens zijn van belang voor de precieze weergave van wat je wilt uitdrukken.
■ Een eerste voorbeeld over de evolutie van de taal (Taal vroeger en nu) Vergelijk de volgende teksten met elkaar :
-
Niet ver verwijderd van de plaats waar de drie Noord-Amerikaansche staten Dakota, Nebraska en Wyoming aan elkaar grenzen, reden twee mannen wier verschijning in een andere streek dan hier groot opzien gebaard zou hebben.
-
Een weinig ten westen van de streek, waar de grenzen van de drie Noord-Amerikaanse staten Dakota, Nebraska en Wyoming te zamen komen, reden twee mannen, wier verschijnen in een andere omgeving dan deze, groot opzien gebaard zou hebben.
-
Niet ver ten westen van de streek waar de drie Noordamerikaanse staten Dakota, Nebraska en Wyoming bij elkaar komen, reden twee mannen. Hun verschijning zou overal elders opzien hebben verwekt.
-
-
De leraar uit de knel 131
-
Een tweede voorbeeld over de evolutie van de taal (Taal vroeger en nu)
Vergelijk : 1. een woordenboek uit 1893
2. een hedendaags woordenboek
(a) pseudoniem:
-
valsche naam. Die onder een valschen naam schrijft.
-
schuilnaam, met name van een schrijver.
(b) blikvuur:
-
los kruit, dat op het dek der schepen, tot sein ontbrand wordt.
-
(verouderd) houten koker, gevuld met een sterk lichtende stof die gewoonlijk door middel van een slaghoedje ontstoken werd om seinen te geven.
(c) drieponder:
-
kanon, dat ballen uitwerpt van 3 pond.
-
(Het woord wordt niet vermeld.)
(d) ruimtevaart:
-
(Het woord wordt niet vermeld.)
-
het reizen en het verkeer door de hemelruimte, interplanetair verkeer.
Welke taal- en andere verschillen merk je tussen 1 en 2 ?
-
Enkele oefeningen i.v.m. het verkleinwoord
-
Zoek de verkleinwoorden.
Waaraan herken je de verkleinwoorden ?
Welke woorden uit de tekst gebruik je alleen als verkleinwoord ?
Het Duitse meisje Hanneke en haar Italiaanse vriendinnetje Violetta hebben bij de kapper hun haar laten verven.
Thuis bleven ze tot zonsondergang op het strand hangen. Ze zagen Rolf en maakten een praatje met hem. Later gingen ze met hem zwemmen en in het zand luieren en ze lazen een tijdje. Een eindje van hen af plasten oom Fred en Ton in zee rond.
-
Verkleinwoorden drukken vaak een gevoel uit.
Zoek welke gevoelens met de verkleinwoorden worden uitgedrukt.
-
Dag ventje met de fiets op de vaas met de bloem, ploem ploem.
-
Ik zal je wel krijgen, kereltje.
-
Wat mankeert ons prinsje nu eigenlijk ?
(3) Ga in een stripverhaal of een andere tekst op zoek naar verkleinwoorden die een gevoel uitdrukken. Bij elk verkleinwoord zeg je welk gevoel volgens jou wordt uitgedrukt.
132 Jos Thijssens
■ Enkele oefeningen i.v.m. het bezittelijk voornaamwoord
-
Zoek de persoonlijke voornaamwoorden.
Jij en je liefde voor mooie kleren.
Heb je het beste wasmiddel al ontdekt ?
Eindelijk kan je je lievelingskleren dragen zoveel je wilt.
Duid nu de bezittelijke voornaamwoorden in die zinnen aan.
-
De bezitswaarde is niet altijd aanwezig. Ga dat na in de volgende zinnen.
-
Mijn trein vertrekt om 8 uur.
-
De Romeinen, de Spanjaarden, de Oostenrijkers, de Fransen, de Nederlanders, de Duitsers vielen allemaal ons land binnen. Onze geschiedenisleraar heeft ons dat geleerd.
-
Tijdens hun verblijf aan zee werd hun auto gestolen. Nu rijden ze met de auto van hun garage.
-
Je kunt z'n hand vragen, sparen voor een grote fiets en je stukje blauwe hemel verzekeren. Gisteren praatte je nog met je beertje, vandaag ben je verliefd op je Dirk. Elke dag wordt anders. En straks word je de trotse bezitter van een zichtrekening. Je bank en je verzekeringsteam doen altijd met je mee. Altijd.
■ Een oefening i.v.m. het persoonlijk voornaamwoord Bespreek het gebruik van je- en u-vorm in de volgende zinnen.
-
Prijzen kunt u vergelijken. Maar het échte verschil merkt u pas achter het stuur.
-
Leen een open oor aan de woorden van uw volk, die met de rook van het offer opstijgen tot u. Zie neer op uw volk, dat zijn heilige gebruiken in ere houdt, en geef ons verder het verstand en de wil uw gebruiken trouw na te komen !
(Hoe de medicijnman de Grote Geest aanroept.)
-
Beste Harry,
Nu kijk je er van op dat ik je deze brief schrijf. Wij zijn verhuisd naar Brussel...
Nu kan ik niet meer naar de voetbalmatch komen kijken om te supporteren. Ik hoop dat je ook zonder mijn hulp zult kunnen winnen, je hebt het toch beloofd.
Als je naar Brussel komt, moet je eens aankomen. Frieda kon maar niet over jou zwijgen, ze zegt dat ze elke nacht van jou droomt, ik geloof dat ze het stevig te pakken heeft. Ze is razend verliefd op je, dat mocht ik niet verklappen, maar nu heb ik het toch gedaan...
Met heel hartelijke groeten, van je vriendin Annelies.
(Gaston Van Camp)