Eerste opvang anderstalige nieuwkomers

Hilde Broekaert & Goedele Duran  ·  9de Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  1995  ·  pagina 61 - 73

EERSTE OPVANG ANDERSTALIGE NIEUWKOMERS

Hilde Broekaert en Goedele Duran

BEELDT U ZICH EENS IN...

Beeldt u zich eens in dat u voor een klas anderstalige nieuwkomers staat op de eerste schooldag. Uw leerlingen begrijpen absoluut geen Nederlands. Zij hebben een verschillende moedertaal. Zij kunnen niet allemaal lezen en schrijven. Sommige leerlingen zijn nog nooit naar school geweest. Misschien voelen zij zich onveilig en onzeker in de nieuwe schoolomgeving. Ze moeten ook wennen aan elkaar. De leerlingen in uw klas hebben een uiteenlopende leeftijd. (Wij schetsen hier de slechtst mogelijke situatie. Natuurlijk zijn er klassen met een betere aanvangspositie.)

Beeldt u zich ook in dat u de volgende doelstelling moet realiseren in deze klas: de leerlingen voorbereiden op instroom in de reguliere klas. Dat betekent dat de leerlingen na één jaar alle boodschappen die in een klas verstuurd worden met betrekking tot leerstof moeten kunnen begrijpen en verwerken.

Doorgaans starten leerkrachten dan met het aanleren van de basiswoordenschat en de basisgrammatica van het Nederlands. Die `basiswoordenschat' bevat alledaagse woorden als 'kachel', `sok', 'hond' . Dit zijn echter geen woorden die de leerlingen helpen om schoolse boodschappen te begrijpen. Veel leerlingen kunnen ook niet omgaan met de basisgrammatica. Misschien leren de leerlingen de regels van de grammatica wel van buiten. Ze toepassen en nieuwe zinnen met een bepaalde structuur bedenken, is een andere zaak. In het beste geval komen de leerlingen tot reproductie. En zelfs dat is twijfelachtig. Leren door systeeminformatie kan immers ten vroegste vanaf 10-12 jaar, voor leerlingen in een achterstandspositie komt die leeftijd nog later. Sommige mensen leren nooit omgaan met systeeminformatie (zie Donaldson, 1992). Talen leren door systeeminformatie kan ook pas als een leerder eerst geleerd heeft om een systeem toe te passen op een taal die hij goed kent. Anderstalige nieuwkomers kennen bovendien geen Nederlands, de taal waarin de regels uitgelegd worden. Er rest nog een vierde probleem bij het leren van het Nederlands door systeeminformatie: om in te kunnen stromen in het regulier onderwijs moeten leerlingen niet in de eerste plaats

61

Het Schoolvak Nederlands

van alles weten over taal, maar wel van alles kunnen doen met taal. Dit zijn cruciale punten waar het leren van het Nederlands via systeeminformatie kan mislopen. Maar hoe kan het wel?

2.   TAAL LEREN AL DOENDE

Taal leren zonder systeeminformatie kan. Elke moedertaalspreker heeft zijn moedertaal geleerd door met taal te handelen in verschillende situaties, niet door een basisgrammatica te leren. Ook veel tweede taalverwervers leren de tweede taal ongestuurd. Ze leren de doeltaal doordat die essentieel is om bepaalde dingen te vragen, om te begrijpen wat anderen van hen vragen. Taal is in die situaties een middel om iets te bereiken.

In een taakgerichte aanpak wordt taal als middel gezien om taken uit te voeren. Taalleerders worden heel gericht in situaties geplaatst waarin taal begrijpen of uiten cruciaal is voor het welslagen van een taak. Ook voor beginnende leerders van een taal bestaan geschikte taken. In dit geval zijn de beginnende leerders anderstalige nieuwkomers.

Anderstalige nieuwkomers moeten van alles kunnen doen met taal om in het regulier onderwijs te kunnen meedraaien. Bogaert e.a. (1995:2) stellen het zo:

In een eerste periode van het schooljaar moeten anderstalige nieuwkomers boodschappen leren begrijpen met betrekking tot gedragssturing, uitwisseling van gevoelens, meningen, oordelen, feitelijke informatie en sociale plichtplegingen, zelfhandhaving, verzekeren van een goed verloop van de communicatie. Voor zover dat nodig is (gezien bovenstaande doelstellingen) moeten de leerlingen ook bepaalde boodschappen kunnen produceren met betrekking tot de vermelde domeinen.

Wat betekent dat voor pakweg de eerste tien dagen van het schooljaar, wanneer je nog van absolute beginners spreekt?

 

62

Eerste opvang anderstalige nieuwkomers

Welke taken leiden tot precies dat taalaanbod waarmee leerlingen iets moeten kunnen doen op school als leerder of als lid van de schoolgemeenschap? Welke taken kunnen bovendien bijdragen aan het creëren van een veilige sfeer in de klasgroep, aan de inscholing van leerlingen die niet vertrouwd zijn met de westerse schoolorganisatie en schoolcultuur, met het (Latijnse) schrift, ...? In onderstaand kader staat een voorbeeld uit de 'Instapmodule Onthaalklas', een pakket dat taken voorziet voor de eerste tien dagen van het schooljaar.

Deze activiteiten lijken triviaal op een eerste schooldag. Toch is er bewust gekozen om die activiteiten precies zo op te zetten als ze zijn. In activiteit 1, welkom, moeten de leerlingen in een

63

Het Schoolvak Nederlands

kring gaan zitten met het oog op het creëren van een groter gevoel van verbondenheid en welbevinden. Op veel Vlaamse scholen is de kring nog geen gebruikelijke organisatievorm. Daarbij worden leerlingen geconfronteerd met het Latijnse schrift door de naamkaartjes. Leerlingen die niet kunnen lezen, worden niet meteen in die voor hen bedreigende situatie geplaatst. Iemand anders helpt die leerlingen bij het vinden van het juiste naamkaartje. De niet-lezers krijgen wel een functioneel contact met het Latijnse schrift. Ook activiteit 2 is opgezet in de kring. Activiteit 3 is gekozen om de groepsverbondenheid te bevorderen.

Bovendien krijgen de leerkrachten aanwijzingen om bij elk van deze activiteiten relevant taalaanbod te gebruiken voor het ontwikkelen van de schooltaalvaardigheid. Het taalaanbod bevat elementen en structuren die de leerlingen moeten begrijpen om deel te kunnen nemen aan het onderwijs, bv. schoolse instructies. Veel lezers zullen nu denken: 'maar die leerlingen begrijpen dat taalaanbod toch helemaal niet'. Dat is deels juist en deels fout. De leerlingen zullen niet alles van het taalaanbod begrijpen. Dat hoeft ook niet (zie punt 3.1 en 3.3). Leerlingen zullen wel proberen om zoveel mogelijk van het taalaanbod te vatten (zie 3.2).

   3.   KENMERKEN VAN TAKEN VOOR BEGINNENDE LEERDERS

   3.1   Hier-en-nu

Leerlingen moeten het taalaanbod bij een taak kunnen (be)grijpen. De context waarin het taalaanbod geleverd wordt moet daarom zo verhelderend mogelijk zijn. Die duidelijke context is het gemakkelijkst te bereiken door taken te situeren in de hier-en-nu situatie. De leerlingen kunnen het taalaanbod (be)grijpen doordat het een onmiddellijke visuele neerslag krijgt in het handelen van de leerkracht of van leerlingen. De link tussen wat gebeurt en wat gezegd wordt, is duidelijk.

Er zijn twee overkoepelende types activiteiten waarbij de link tussen wat gebeurt en wat gezegd wordt duidelijk is. Enerzijds zijn dat opdrachten die een concrete handeling vragen: het maken van een web met een bolletje wol is daar een voorbeeld van. Daarbij moeten leerlingen instructies van de leerkracht uitvoeren. Het tweede overkoepelende type bestaat uit opdrachten die vragen om een probleem op te lossen. Hieronder vallen goocheltrucs en observatieopdrachten. Die bieden veel mogelijkheden tot

64

Eerste opvang anderstalige nieuwkomers

beschrijving en verklaring van wat er gebeurt. Zoekopdrachten zoals 'zoek het verschil' zijn eveneens geschikt. Uitgewerkte voorbeelden van dergelijke taken staan in 3.2.

Taken situeren in het hier-en-nu leidt er tevens toe dat leerlingen een cognitieve uitdaging krijgen op momenten dat zij niet alle taalaanbod snappen. Leerlingen hoeven zich niet dom te voelen omdat ze het Nederlands nog niet voldoende beheersen om de les helemaal talig te volgen.

3.2   Receptiviteit en betrokkenheid

Zullen de leerlingen wel moeite doen om het taalaanbod te begrijpen als ze de les ook zinvol puur visueel kunnen volgen? Het antwoord is ja. Doordat in de activiteiten telkens een fysische of mentale handeling van de leerlingen verwacht wordt die uitmondt in een zichtbaar product, ontstaat er een noodzaak om zoveel mogelijk van het taalaanbod te begrijpen. Het taalaanbod kan de leerlingen namelijk helpen om hun product zo goed mogelijk te maken. De producten die de leerlingen moeten leveren bij de voorbeelden uit bovenstaand kader (zie punt 2) zijn: de juiste stoel zoeken, hun naam zeggen, het bolletje vangen en hun naam zeggen, het bolletje teruggooien naar de juiste persoon en de naam van die persoon zeggen. Door de producten die de leerlingen moeten leveren, is de betrokkenheid van de leerlingen verzekerd en wordt een leernood gecreëerd.

Het product van de leerlingen moet in de beginperiode eigenlijk niet-talig zijn. Veel leerlingen maken immers eerst een stille periode door waarin ze veel taalaanbod opslorpen, maar niet geneigd zijn om zelf al taaluitingen te produceren. Om een veilig klimaat in de klas te krijgen, is het noodzakelijk dat leerlingen op dit punt niet geforceerd worden vanaf de eerste dag. Productie vragen kan enkel voor taaluitingen die de leerlingen zelf al vlug nodig hebben. Het noemen van namen is daar een voorbeeld van.

Bij de taken uit 3.1 zijn niet-talige producten mogelijk. Elk taaktype wordt hier aan de hand van een voorbeeld geïllustreerd.

65

Het Schoolvak Nederlands

Het product van de leerlingen in een handelingsopdracht bestaat uit de instructies die zij uitvoeren op talig en visueel aanreiken van de leerkracht. Het juist uitvoeren van de instructies kan leiden tot een concreet eindresultaat, in bovenstaand voorbeeld een doosje.

Het niet-talige product van de leerlingen bestaat hier uit het `bewijzen' dat ze de verklaring van de truc kennen door die zelf na te doen. De leerlingen zullen de verklaring gemakkelijker vin-

66

Eerste opvang anderstalige nieuwkomers

den als ze bepaalde elementen uit het taalaanbod van de leerkracht begrijpen.

Bij observatieopdrachten bestaat het niet-talige product van de leerlingen uit het zelf uitvoeren van de proef, het uitvoeren van varianten op een proef, ... In bovenstaand geval kunnen de leerlingen ook voorspellen wat zal zinken en wat zal drijven. Als ze de verklaring van het verschijnsel begrijpen, gaat dat gemakkelijker.

ira

Bij probleemoplossende opdrachten bestaat het niet-talige product van de leerlingen uit het aanduiden van verschillen, gelijke-

67

Het Schoolvak Nederlands

nissen, aangeven wat niet past in de rij, aanvullen wat ontbreekt,... Tijdens de correctie van deze opdrachten zullen de leerlingen gericht luisteren om erachter te komen of hun oplossing juist of fout was, en waarom.

   3.3   Voldoende taalaanbod en schooltaal

Het taalaanbod moet voldoende groot zijn opdat alle leerlingen nieuwe elementen uit het taalaanbod kunnen oppikken. Elke handeling die de leerkracht of een leerling stelt, kan talig ondersteund worden. De goocheltruc 'het verdwijnende dopje' kan de leerkracht uitvoeren met als enig taalaanbod: 'let goed op wat er gebeurt' . Dat is niet de bedoeling. Het taalaanbod van de leerkracht moet er veeleer uitzien als: 'Kijk, ik heb een dopje in mijn hand. Het is het dopje van deze balpen. Ik ga het dopje laten verdwijnen. Let goed op hoe ik dat doe. Ik zet het dopje op de wijsvinger van mijn rechterhand. ...' De leerlingen hebben nu veel meer kans om woorden op te pikken. Voldoende taalaanbod is belangrijk om in te spelen op de heterogeniteit van de groep. Niet iedereen zal even vlug woorden oppikken. Voldoende taalaanbod verzekert dat er zowel door snellere als door minder snelle leerders woorden opgepikt kunnen worden.

In punt 2 werd al aangegeven dat het taalaanbod uit de taken nuttig moet zijn naar de doelstellingen toe. Voor de taken uit de beginperiode betekent dit dat de algemene schooltaal in het taalaanbod moet zitten. Voor de genoemde types taken werd de aanwezigheid van schooltaal gecontroleerd aan de hand van een woordenlijst voor het basisonderwijs (Jaspaert en Schrooten, te verschijnen).

   3.4   Kennis van de wereld

Met taken kan de kennis van de wereld van de leerlingen uitgebreid worden. In hoeverre dat gebeurt zal voor elke leerling verschillend zijn. In de beginperiode wordt de kennis van de wereld vooral op heel concrete vlakken uitgebreid. Maar ook leefregels op school kunnen dan al met taken verduidelijkt worden. Om de kennis van de wereld te kunnen uitbreiden moet er ook een raakpunt zijn met de huidige kennis van de wereld van de leerlingen. Omdat die zo van leerling tot leerling verschilt, zijn universele concepten als spelletjes, trucs, raadsels,... als uitgangspunt voor de taken gekozen. De inhoud van de taken mag niet zinloos en kinderachtig zijn, maar moet liefst een cognitieve uitdaging voor de leerlingen inhouden.

68

Eerste opvang anderstalige nieuwkomers

  1.    NA HET BEGIN

De stille periode blijft niet duren. Na verloop van tijd komen taken aan bod die erop gericht zijn de leerlingen taal te laten produceren: ze moeten de verklaring van een goocheltruc of observatie dan verwoorden, de verschillen tussen twee afbeeldingen moeten verwoord worden, ... Er komen meer informatiekloofactiviteiten, activiteiten waarbij informatie over verschillende leerlingen wordt verdeeld teneinde de leerlingen samen een probleem te laten oplossen.

Het schriftelijk taalaanbod zal van aard veranderen. Aanvankelijk is schriftelijk taalaanbod niet cruciaal voor het uitvoeren van een taak. Er worden labels bij afbeeldingen gebruikt, mondelinge instructies hebben een schriftelijke neerslag bovenaan het opdrachtenblad. Gaandeweg krijgt het schriftelijk taalaanbod wel een cruciale functie bij het uitvoeren van taken.

Daarmee hangt een derde verandering samen: de nadruk komt meer op informatie-verwerving via teksten te liggen. Anderstalige nieuwkomers moeten immers kennis kunnen verwerven uit teksten. Het taalaanbod komt dan ook meer op het vlak van zaakvakoverkoepelende schooltaal te liggen. Ook de technische schrijfvaardigheid wordt ontwikkeld.

Het spreekt voor zich dat de taken sterk van aard zullen veranderen naargelang het schooljaar vordert. De taken uit de eerste periode blijven echter nuttig om de constante instroom van nieuwe leerlingen op te vangen en tegelijk de andere leerlingen toch bij te laten leren (zie 3.3).

  1.    BESLUIT

Werken met anderstalige nieuwkomers is geen sinecure. Toch achten wij het mogelijk om elke anderstalige nieuwkomer voor te bereiden op een gepaste instroom in het regulier onderwijs.

De allereerste dagen van het schooljaar kan dat door taken te gebruiken die gesitueerd zijn in het hier-en-nu van de klassituatie en die door een niet-talige bijdrage de betrokkenheid van de leerlingen garanderen. Die taken moeten voldoende en nuttig taalaanbod bieden en de kennis van de wereld van de leerlingen aanspreken en uitbreiden. Twee grote categorieën taken voldoen aan

69

Het Schoolvak Nederlands

deze vereisten, namelijk taken die een handeling vragen en taken die vragen om het oplossen van een probleem.

De hier aangehaalde voorbeelden van taken zijn hopelijk een zinvolle inspiratiebron voor leerkrachten om zelf met taken voor beginners aan de slag te gaan.

NAWOORD

Een uitgebreide versie van deze tekst verschijnt in VON-werkgroep NT2 (red.) (te versch.).

LITERATUUR

Bogaert, N. e.a. (1995), Werken met Anderstalige nieuwkomers. Steunpunt Nederlands als Tweede Taal (intern document), Leuven.

Broekaert, H., G. Duran en M. Mechelmans (te versch.), 'Taakgericht werken bij beginnende leerders'. In: VON-werkgroep NT2 (red.).

Donaldson, M. (1992), Human minds. An exploration. Penguin, London.

Jaspaert, K. en W. Schrooten (te versch.), De school aan het woord. Een onderzoek naar de taalvaardigheidseisen in het onderwijs. Plantijn, Antwerpen.

VON-werkgroep NT2 (red.) (te versch.), Taakgericht onderwijs:

een didactisch bronnenboek. Plantijn, Antwerpen. Werkgroep anderstalige nieuwkomers (te versch.), Instapmodule

Onthaalklas Secundair onderwijs. Steunpunt Nederlands als

Tweede Taal, Leuven.

Werkgroep anderstalige nieuwkomers (te versch.), Instapmodule Onthaalklas Basisonderwijs. Steunpunt Nederlands als Tweede Taal, Leuven.

Werkgroep anderstalige nieuwkomers (1995), Thema 1. Steunpunt Nederlands als Tweede Taal (intern document), Leuven.

BIJLAGEN

Afbeeldingen bij 'Waar staat wat'.

70

 

J N

   

 

w

   

Labels

doelgroep
NT2-leerlingen/cursisten
domein
taalverwerving
land
Belgiƫ

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

9de Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 1995