H. Stapert · 9de Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 1995 · pagina 267 - 270
`ZE KUNNEN NOG GEEN HAMER VASTHOUDEN'
H. Stapert
De klacht dat het onderwijs te veel voor de school en te weinig voor het leven opleidt, is van alle tijden. Toch is er in de afgelopen jaren in het mbo volop gestreefd naar afstemming van onderwijsaanbod en scholingsvraag. Aan de hand van enige voorbeelden wil ik proberen aan te geven in hoeverre er ook in de programma's van het vak Nederlands een betere aansluiting op de beroepspraktijk mogelijk is. Het belang van algemene vorming, ook in het mbo, is daarbij mijns inziens boven iedere twijfel verheven.
De voorbeelden die ik zal aanhalen zijn afkomstig uit de economisch-juridische richting van de Verrijn Stuartschool in Groningen, een school voor onder meer economisch en administratief onderwijs. Ondanks de eigenaardigheden van de verschillende sectoren en differentiaties in het mbo is de strekking van de voorbeelden naar ik hoop veel ruimer geldig.
In 1990 is voor het economisch en administratief onderwijs een nieuwe generatie eindtermen geformuleerd door het BOOB, het Bedrijfstaksgewijs Overleg Onderwijs-Bedrijfsleven. Met deze eindtermen wordt inmiddels gewerkt. Binnenkort is een volgende generatie eindtermen gereed. De resultaten van het overleg tussen de vertegenwoordigers van bedrijfsleven en onderwijs bieden slechts in beperkte mate houvast bij de concrete invulling van de lesprogramma's. Wel is duidelijk dat het 'kunnen vasthouden van de hamer' voor een belangrijk deel bestaat uit het kunnen toepassen van communicatieve vaardigheden.
Ik zal me in het onderstaande beperken tot een uitwerking van de eindtermen op communicatief gebied die tot doel heeft een direct verband met de beroepspraktijk te leggen. Het Nederlands speelt natuurlijk ook op andere niveaus een rol in de school. Het is om te beginnen het belangrijkste voertuig van het onderwijs. Wie het Nederlands onvoldoende beheerst, is daarmee afgesloten van het onderwijs in om het even welk vak. Verder is Nederlands een `kennisvak', waarin zaken als stijl-, grammatica- en spellingsregels aan de orde komen, maar bijvoorbeeld ook aandacht wordt besteed aan het feit dat een tekst een structuur, een doel en een publiek heeft. Een derde laag wordt gevormd door de communi-
267
Het Schoolvak Nederlands
catieve vaardigheden. Het aanleren van die vaardigheden geldt als een (onderwijskundig) probleem, het beheersen ervan lijkt steeds belangrijker te worden.
Wat van een leerling verwacht wordt, is te vinden in de BOOBeindtermen (1991). Ik zal u daar een voorbeeld van geven.
In de lange opleidingen van de sector Economie, afdeling Administratie, het oude meao zeg maar, is een certificaat CVBB opgenomen, Communicatieve Vaardigheden in Beroep en Bedrijf, met als eindtermen:
Voor leerlingen in de economisch-juridische richting gelden nog aanvullende eisen als het in contact kunnen treden met functionarissen of instanties binnen een ambtelijke of politieke organisatie en met het publiek. Verder moeten leerlingen op gestructureerde en doelmatige wijze brieven, nota's, rapporten en voorstellen kunnen opstellen, in het zakelijk verkeer en bij klachten of conflicten van de juiste gesprekstechnieken gebruik kunnen maken en elementaire vergadertechnieken beheersen.
De uitwerking van deze eindtermen is niet op alle scholen dezelfde geweest. Doordat er geen centraal examen meer bestaat, zijn de verschillen soms aanzienlijk. Duidelijk is echter dat de zeer ruim geformuleerde eisen vragen om iets anders dan kennisoverdracht met behulp van frontaal lesgeven.
268
`Ze kunnen nog geen hamer vasthouden'
In de. Venijn Stuartschool zijn vanaf 1987 in de verschillende richtingen zogenaamde praktijkmiddagen geïntroduceerd, vanaf 1992 ingepast in de modulaire structuur van het mbo. Deze praktijkmiddagen zijn ontstaan vanuit de behoefte aan een nauwere samenwerking tussen de verschillende vakken. Hoofddoel was en is het overbruggen van de kloof tussen arbeidsveld en onderwijsprogramma. In de praktijkmiddagen is vanaf het begin sterk de nadruk gelegd op het toepassen van opgedane kennis en ervaring en op het ontwikkelen van communicatieve en sociale vaardigheden.
De lessenblokken op deze middagen kennen een vaste opbouw. Na een introductieles wordt door iemand uit de praktijk een inleiding verzorgd. Daarna bereiden groepen leerlingen een bezoek voor, leggen daartoe contact en formuleren vragen. De antwoorden op deze vragen worden tijdens het bezoek verzameld en vastgelegd en in de daarop volgende les, dan wel thuis, samengevat in een schriftelijk verslag. Aan de hand van het materiaal wordt volgens een vaste structuur mondeling verslag gedaan aan de medeleerlingen, waarna een evaluatie volgt.
Een voorbeeld uit de economisch-juridische richting: vanuit de `vakken' recht, economie, maatschappijleer wordt aandacht besteed aan achtereenvolgens de gemeente, de provincie en het rijk. In de praktijkmiddag wordt in de raadzaal van Groningen een inleiding gegeven over het politieke en ambtelijke functioneren van de gemeente. Deze inleiding wordt verzorgd door de afdeling voorlichting en een raadslid. Van deze inleiding maken de leerlingen een samenvatting. Daarna leggen de leerlingen contact met een aantal kleinere gemeenten in de provincie. Ze stellen daar voorbereide vragen, bezoeken een raadsvergadering en een commissievergadering en rapporteren daarover schriftelijk en mondeling. Proces en product worden geëvalueerd.
Eenzelfde ronde volgt voor de provincie en een aantal provinciale diensten en voor het rijk en een aantal rijksdiensten. Ook een bezoek aan Den Haag, aan enkele juridische instellingen en aan enige uitvoeringsorganen van de sociale wetgeving komen aan de orde. Voor een beperkt aantal onderdelen is gekozen voor een simulatie. Zo wordt een sollicitatieronde bij een gemeente gespeeld, maar wel een sollicitatie op een reële vacature. Overbodig te zeggen dat de sollicitatiegesprekken worden gevoerd door een vertegenwoordiger van de afdeling P&O van een echte gemeente.
269
Het Schoolvak Nederlands
De rol van het vak Nederlands is evident: contact leggen, informatie inwinnen, verslag leggen, interviewen, samenvatten enzovoort. Spreken, luisteren, schrijven en lezen, mondeling en schriftelijk, productief en receptief taalgebruik. Daarbij gelden Griffioens oude eisen voor autonomiebevorderend onderwijs (Griffioen 1982). Zo worden de leerlingen in communicatieve situaties gebracht die zo compleet mogelijk zijn en is er de nodige reflectie.
Verder geldt voor het onderdeel Nederlands een 'normale functionaliteit': het gebruik van de taal is echt en is in de eigenlijke zin van het woord een communicatiemiddel. Doel en publiek van de taalhandelingen zijn bepaald, en worden door de leerlingen aanvaard.
De hamer wordt door deze aanpak niet alleen vastgehouden. Er wordt ook mee getimmerd. Soms zelfs aan de weg.
LITERATUUR
BOOB EAO/SA (1991), Onderwijs en Arbeidsmarkt in de Economisch-Administratieve Sector, deel 2. (ISBN 90-9004300-4) J. Griffioen e.a. (1982), Tegenspraak, Groningen.
270