Willem Steenbergen · 9de Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 1995 · pagina 271 - 282
ZELFSTANDIGER STUDEREN
EEN EXPERIMENT OP WEG NAAR HET STUDIEHUIS'
Willem Steenbergen
1. MOTIVERING VOOR HET PROJECT
1.1 Algemene motivering
Omdat veel leerlingen van havo en vwo problemen hebben in het hbo en wo, heeft de Stuurgroep Tweede Fase een andere organisatie van de lessen in de bovenbouw van het middelbaar onderwijs voorgesteld. Het is niet zozeer een gebrek aan kennis dat de problemen veroorzaakt, als wel een gebrek aan vaardigheden. Leerlingen kunnen bijvoorbeeld niet zelfstandig studeren. In de notitie 'De Tweede Fase vernieuwt' somt de stuurgroep een twaalftal vaardigheden op die eigenlijk op de middelbare school moeten worden aangebracht. Tenminste negen daarvan komen bij het vak Nederlands aan de orde:
-
informatie verwerven en verwerken;
informatie bewerken;
-
leesvaardigheid;
-
luistervaardigheid;
schrijfvaardigheid;
-
spreekvaardigheid;
sociale (communicatieve) vaardigheden; werkhouding/instelling;
-
werkplanning.
We zullen dus onze lesstof moeten aanpassen en onze lessen meer zo moeten organiseren dat die vaardigheden aandacht krijgen.
1.2. Motivering vanuit de voorgestelde leerstofwijzingingen Leerstofaanpassingen: (Moer 1995:4)
1. Mondelinge taalvaardigheid krijgt een grotere rol: er is een
expliciete omschrijving van wat de leerling moet kunnen:
a. een informatieve, beschouwende of betogende voordracht
houden (eventueel met gebruik van audio-visuele midde-
len) (op basis van bestudeerd documentatiemateriaal) voor
271
Het Schoolvak Nederlands
vijf tot acht medeleerlingen en adequaat reageren op hun vragen;
b. actief en zinvol deelnemen aan een oordeelsvormende groepsdiscussie (op basis van gelezen documentatiemateriaal en van te voren gegeven onderwerp en probleemstelling). (Groepsgrootte vijf tot acht leerlingen.)
2. Literatuuronderwijs krijgt veel minder aandacht.
Geschatte studielast nu:
298 uur (4/5H) wordt 140 uur,
488 uur (4/5/6V) wordt 168 uur.
(Bron: Theo Witte in Levende Talen.)
De tijdwinst moet gerealiseerd worden door:
veel minder literatuurgeschiedenis;
-
minder werken lezen (H:8; V;12, waarvan 3 voor 1880);
-
leesdossier met leesautobiografie, beschrijving leeservaring per boek + door docent gegeven verwerkingsopdracht (bijv. secundaire literatuur, biografische gegevens, recensies, in historische context plaatsen); balansverslag over eigen leer- en leesproces, lijst geraadpleegde literatuur.
-
Gedocumenteerd schrijven in plaats van het traditionele opstel.
-
Kennis over taal en taalverschijnselen.
(Bijvoorbeeld: woordvorming, woordgroep- en zinsbouw, communicatie en media, taalpolitiek.) Toetsen door bijvoorbeeld een werkstuk(je), een gedocumenteerd opstel, een leesverslag van bestudeerde artikelen, beantwoorden van vragen over gelezen materiaal.
Welke conclusies kun je hieraan verbinden?
-
Er is sprake van individualisering van het onderwijs: leerlingen kiezen meer leerstof zelf (bij punt 2 en 3) en zullen minder met zijn allen dezelfde leerstof krijgen. Gevolg: meer zelfstudie, meer gebruik maken van documentatiecentra (met schriftelijke, visuele, elektronische informatie); minder frontaal lesgeven aan de hele klas.
-
Er komen dus lessituaties waarbij niet alle leerlingen aanwezig zijn (punt 1).
-
Er komen zeker meer opdrachten voor productieve taalvaardigheid, die niet voor elke leerling hetzelfde zullen zijn.
-
Als je toch nog wat meer literaire kennis wilt aanbrengen, moet je daarvoor de meest efficiënte manier opsporen, want het mag niet veel tijd kosten. (Mogelijkheden voor groepswerk.)
272
Zelfstandiger studeren
2. HET UITGEVOERDE EXPERIMENT
2.1 Hoe krijg je leerlingen zelfstandiger?
Wij hebben ervoor gekozen niets te veranderen aan de leerstof (daar zitten we nog een paar jaar aan vast), maar wel te zoeken naar andere lesvormen. Dat resulteerde vooralsnog in twee projecten van respectievelijk zes en vijf weken, waarin leerlingen van havo-4 en vwo-5 een studiewijzer kregen, waarin voor elk vak de leerstof en de toetsmomenten stonden. Verder was aangegeven wat de docent in iedere les wilde doen en wat de leerlingen moesten voorbereiden. Uitgangspunt was dat de docenten hun
273
Het Schoolvak Nederlands
lessen zo organiseerden dat tussen een kwart en de helft van de lessen facultatief was. De rest was verplicht.
Voordelen voor de leerlingen:
-
De leerlingen leren een deel van de stof zelfstandig (eventueel in groepjes) te verwerken.
-
Er wordt enigszins rekening gehouden met tempoverschillen tussen leerlingen.
-
Leerlingen krijgen meer de gelegenheid extra tijd te besteden aan hun 'zwakke' vakken. Die tijd kunnen ze op hun 'sterke' vakken bezuinigen.
-
Als een docent uitvalt, kunnen de leerlingen toch verder.
Veranderingen voor de docent:
-
De docent krijgt andere taken naast lesgeven: lesmateriaal (geschikt) maken.
-
De docent gaat zijn stof preciezer plannen.
-
Taakverlichting: de docent heeft niet steeds een grote groep leerlingen voor zich, maar geeft soms les aan kleinere groepen gedurende een deel van de les; soms komt er zelfs geen enkele leerling.
2.2 Wat hebben we bij Nederlands gedaan?
(Let wel: het kan zeker ook anders!)
De leerstof bestond uit:
-
Vier pagina's literatuurgeschiedenis uit de methode (ridderromans).
-
Karel ende Elegast (Taal & Teken).
-
Roman van Walewein (verkorte bewerking van eigen hand) + verwerkingsopdracht van eigen hand.
-
Een tiental pagina's uit een taalmethode: stijlfiguren + oefenstof van eigen hand.
-
3 Wissellessen over moderne literatuur (van eigen hand):
- W1 (docent A):
Het gotieke feminisme van Renate Dorrestein.
- W2 (docent B): Bordewijk: karakter of beton?
- W3 (docent C): Het wit in het gedicht (over Rutger Kopland).
We hebben de leerstof verdeeld over vier soorten lessen:
Verplichte lessen (V):
-
eerste uitleg stijlfiguren;
-
overzicht literaire stof geven;
274
Zelfstandiger studeren |
-
video-opdrachten (NB 1).
-
nakijken gemaakte oefeningen (NB 2
Facultatieve lessen (F):
-
oefeningen maken;
literaire teksten lezen + verwerkingsopdrachten maken (NB 3).
-
vragenuur voorafgaand aan toetsen.
Wissellessen (W) (verplicht):
-
docent geeft in elke H4-klas dezelfde les over moderne literatuur. Zo krijgen leerlingen drie verschillende literatuurlessen van drie verschillende docenten. Voordeel: docenten verdienen voorbereidingstijd en geven les over hun favoriete onderwerp (NB 4).
Vrije-Ruimtelessen:
-
(docent bepaalt inhoud en V of F);
-
bedoeld voor uitloop en om actuele zaken of individuele voorkeuren van docenten ruimte te geven! (NB 5).
Ik kan me een ook een andere situatie voorstellen. Je geeft aan op welke uten de videolessen in een bepaald lokaal gedraaid worden. Elke les bied je enkele malen aan. De leerling komt op zijn eigen tijd en bekijkt de videoband, waarbij hij de kijkopdracht maakt. Daar hoeft geen docent bij te zijn.
Zo zou je ook in de loop van een kalenderjaar 20 'literaire' speelfilms kunnen aanbieden. Van de leerling eis je dat hij er 5 van bekijkt (en verwerkt). Weinig studielast, toch kennis verworven. (Eveneens toepasbaar bij CKV 1.)
Het is niet nodig oefeningen centraal na te kijken. Je kunt ook correctiemodellen aanbieden. Op grond van zijn fouten beslist de leerling of hij een facultatieve les moet volgen of bijvoorbeeld naar het vragenuur moet gaan.
Het is mooi als bij elk literaire werk 2 of 3 verschillende verwerkingsopdrachten zijn. De leerling kan dan de verwerkingsvorm kiezen die het best bij hem persoonlijk past. In de toekomst zie ik ook mogelijkheden de leerlingen zelf de werken te laten kiezen. Na een algemene inleiding over een periode (de middeleeuwen in
275
Het Schoolvak Nederlands
3 lesuren?) kiest elke leerling een aantal opdrachten. Bij elke opdracht is de studiebelasting aangegeven. De leerling stelt zijn opdrachtenpakket zo samen dat hij het door de docent vereiste aantal studie-uren (15 voor de middeleeuwen?) haalt (individualisering).
-
Het idee van wissellessen zou kunnen leiden tot 'specialisatie' binnen de sectie Nederlands. Bijvoorbeeld: docent A geeft in alle parallelklassen een module poëzie (-analyse), docent B behandelt in alle klassen stijlfiguren en beeldspraak, docent C geef een module middeleeuwse literatuur en docent D bespreekt het literaire begrippenapparaat.
ÃÂ
-
|
In het eerste project hadden we geen VR-lessen. Daardoor voelden sommige docenten zich onplezierig. Er was geen ruimte voor persoonlijke inbreng in het programma (bijvoorbeeld aandacht voor actuele zaken als de AKO-prijs, het overlijden van een auteur). Bovendien loopt de planning eerder mis. |
2.3 Wat heb je in school nodig voor deze aanpak?
Studieruimten om in groepen te werken.
Stilteruimtes voor zelfstudie (liefst individuele studiehokjes).
-
(Afhankelijk van de opdrachten:) een gemakkelijk toegankelijke bibliotheek.
Leermiddelen die zelfstandig werken mogelijk maken, zoals bijvoorbeeld:
-
leesboekjes in aantallen;
-
verwerkingsopdrachten;
-
oefenmateriaal;
-
correctiemodellen;
-
meer video-apparatuur + banden;
-
(computers + programma's).
2.4 Hoe waren de resultaten?
In H4 vielen de resultaten de eerste keer een beetje tegen, maar in A5 ging het prima. De resultaten van het tweede project zijn nog niet geanalyseerd en de evaluatie is nog gaande. De aanpak lijkt (uiteraard?) vooralsnog beter te passen bij vwo-leerlingen dan bij havo-leerlingen.
276
Zelfstandiger studeren |
2.5 Wat vonden de leerlingen ervan? (gemiddelden H en V)
Enkele reacties (op vragenlijst met 'mee eens/geen mening/mee oneens'):
(ik geef hieronder steeds alleen de kolom 'mee eens').
Positief/mee eens:
-
Altijd met studiewijzers werken: 82%.
-
Meer samengewerkt dan anders: 52%.
-
Efficiënter gewerkt dan anders: 52%.
-
Meer tijd zwakke vakken: 51%.
-
Met meer plezier naar school: 62%.
-
Beter leren plannen: 39%.
Zelfstandiger gaan werken: 51% (vooral H).
Negatief:
-
Eerste keer was er teveel variatie in studiewijzers en dat was verwarrend.
-
Meer diagnostische toetsen: 57%.
Er waren teveel toetsen in korte tijd: 74%.
(NB. Mijns inziens een gevolg van een afgesloten projectperiode.)
Vóór een vervolgproject was 75% van de leerlingen. Van de ouders vond 6 % het een goed project.
Gevolgen:
invoering studiewijzers in examenklassen;
-
invoering F-lessen in A6 (maar minder dan 50% van de lessen).
-
DE TOEKOMST Wat gaat er in de toekomst gebeuren?
Algemeen
-
Aanpassingen schoolgebouw: studiehokjes;
-
grotere openstelling bibliotheek realiseren;
Het schoolvak Nederlands
1. Vakoverstijgend literatuurproject (vooruitlopend op CKV 1); Twee docenten volgen de cursus 'Docent Europese literatuur' en gaan binnenkort met de docenten van de moderne vreemde talen een vakoverstijgend literatuurproject opzetten, dat nog in deze cursus wordt uitgevoerd.
277
HetSchoolvak Nederlands
2. Leerlingen zelf laten plannen.
In de beide proefperiodes is er eigenlijk meer sprake van zelfstandig werken dan van zelfstandig studeren. Vrijwel alle lessen werden bijvoorbeeld door de docenten gepland. Ik ben nu in havo-4 bezig met een nieuwe proefperiode van 6 weken. De leerlingen krijgen de leerstof en de toetsmomenten op en plannen zelf in groepjes de verdeling van de stof over de lessen en het huiswerk. Ze moeten tot overeenstemming komen en daarna in de lessen samen werken. Zo leren ze een planning over een grotere periode maken en vergroten ze tegelijkertijd hun sociale vaardigheden.
Nog mooier zou het zijn als leerlingen hun toets konden maken, zodra zij de stof verwerkt hebben. Dat doen enkele docenten met de mondelinge tentamens in de examenklassen: de leerlingen die klaar zijn met hun literaire werkstuk en hun literatuurlijst, spreken met hun leraar een tentamenmoment af vóór de periode Schoolonderzoek 3. Van mijn 31 A-6-leerlingen in de cursus 1994/1995 maakten er 8 van deze mogelijkheid gebruik.
Stapsgewijs moeten we leerlingen meer invloed geven op hun eigen leerproces: delen van de leerstof, verwerkingsmethode, toetsingsmoment en toetsingsmethode (?). Dat verhoogt hun eigen verantwoordelijkheidsgevoel) en hun motivatie!
278