De vaardigheid samenvatten

Else Pistoor  ·  10de Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  1996  ·  pagina 259 - 267

DE VAARDIGHEID SAMENVATTEN

Else Pistoor

Het wordt steeds duidelijker dat een aantal vaardigheden die nodig zijn voor zelfstandig werken en zelfstandig leren, ook deel uitmaken van het leerplan Nederlands, bijvoorbeeld interviewen, discussiëren, mondeling en schriftelijk presenteren. Dit geldt ook voor de vaardigheid samenvatten. Er ontstaat echter voor leerlingen een merkwaardige systeemscheiding als zij in het Handboek Vaardigheden voor de Tweede Fase van het Voortgezet Onderwijs, Leerlingenboek op p. 74 lezen:

`Een samenvatting kun je maken:

a   voor jezelf;

  • omdat je een proefwerk moet leren

  • omdat je bang bent dat je de inhoud vergeet die je later denkt nog eens nodig te hebben

b voor een ander;

c   voor het vak Nederlands op je eindexamen; omdat dit een vaardigheid spe-
cifiek voor dat vak is, verwijzen we je naar de leerboeken Nederlands.'

Voor samenvatten geldt wat voor alle communicatieve vaardigheden geldt: doelen en publiek hebben grote invloed op vorm en inhoud, maar de vaardigheid op zichzelf blijft hetzelfde: in het kort weergeven wat men gehoord, gezien of gelezen heeft. Een systeemscheiding kan alleen voorkomen worden als de leraren Nederlands en de andere leraren bij wie leerlingen leren samenvatten, ervoor zorgen dat zij van een zelfde begrippenkader uitgaan. Dit geldt uiteraard niet alleen voor de bovenbouw, maar ook voor de onderbouw en in het bijzonder voor de studielessen. (Basisvorming, kerndoel 10 voor Lezen: de leerlingen kunnen 'van die teksten een globale samenvatting geven, waarin tenminste het hoofdonderwerp en de hoofdgedachte verwoord zijn'.)

1 DE BEGINSITUATIE IN 4 HAVO EN 4 VWO

Als de leerlingen in de vierde klas komen, hebben zij al veel ideeën hebben over wat een samenvatting is en hoe zij een samenvatting moeten maken. Docenten Nederlands kunnen deze voorkennis activeren door aan het begin van het jaar met hun vierde klas de volgende oefening te doen.

260   Else Pistoor

DOEL: leerlingen (en docent) krijgen inzicht in wat zij al over samenvatten weten.

PROCEDURE

(1) Iedere leerling krijgt een gekleurd blad met daarop één of twee vragen. Het is de bedoeling dat zij gedurende één minuut zoveel mogelijk antwoorden op de vraag bedenken en zich niet alleen beperken tot wat zij bij Nederlands hebben geleerd.

De vragen zijn:

  • Waarom vat je samen wat je gehoord, gezien of gelezen hebt?

  • Hoe vat je samen wat je gehoord, gezien of gelezen hebt?

  • Voor wie vat je samen wat je gehoord, gezien of gelezen hebt?

  • Wat vind je moeilijk aan samenvatten?

  • Schrijf adviezen op voor iemand die goed wil samenvatten.

  • Schrijf op wat iemand die goed wil samenvatten, beslist niet moet doen.

  1. Maak groepjes van vier tot vijf leerlingen met dezelfde vraag en dus dezelfde kleur. Geef hen 10 minuten de tijd om met elkaar te overleggen wat de vijf belangrijkste antwoorden zijn. Deze schrijven zij in trefwoorden op een groot post-it-blaadje.

  2. Verzamel op flappen (één per vraag) de antwoorden. Bespreek de uitkomst plenair na. Laat enkele leerlingen samen een poster maken met `Samenvatten: Wat moet je doen? Wat moet je laten?' Hang deze op in de klas.

De resultaten van deze oefening zijn zeer geschikt om met collega's van andere vakken te bespreken op welke manier de vaardigheid samenvatten gepresenteerd kan worden, zodat de leerlingen ervaren dat zij dezelfde vaardigheid toepassen bij alle vakken. Daarnaast wordt duidelijk welke verschillen er kunnen optreden doordat doel en publiek variëren.

2 SAMENVATTEN BINNEN EEN ZINVOLLE CONTEXT

Daarnaast pleit ik voor enkele lessenseries samenvatten in het vierde leerjaar waarin leerlingen ervaren dat zij op elkaars inbreng moeten kunnen vertrouwen, dat zij door samen te werken in korte tijd veel informatie kunnen verwerken en dat zij die informatie kunnen gebruiken voor andere opdrachten. Deze lessenseries staan buiten de gebruikte methode en zijn vooral bedoeld om vaardigheden en deelvaardigheden toe te passen binnen een zinvolle context.

DE VAARDIGHEID SAMENVATTEN   261

Hieronder treft u een korte beschrijving aan van de lessenserie die ik op de conferentie heb gepresenteerd. Het materiaal dat bij dit lesidee hoort, is uitgereikt aan de deelnemers van de workshop; voor een korte beschrijving ervan, zie bijlage 1. In deze lessenserie kiest de docent de teksten (bij voorkeur een beschouwing, een betoog, en een uiteenzetting over een actueel onderwerp) en bewaakt de organisatie. In het vijfde leerjaar moeten de leerlingen ook deze vaardigheden over kunnen nemen.

UITGANGSPUNTEN:

  •   leerlingen kunnen (min of meer) samenwerken;

  •   leerlingen kunnen commentaar geven op elkaars werk;

  •   leerlingen kunnen werken met de begrippen beschouwing, betoog en uiteenzetting (zie bijlage 2).

WERKVORM: voor deze lessenserie is gekozen voor de werkvorm JIG SAW, zie bijlage 3.

PROCEDURE

  1.  Oriënteer de leerlingen op het onderwerp van deze lessenserie en op de werkwijze.

  2. Maak groepen van vier tot vijf leerlingen. Geef de zwakke groepen de uiteenzetting (lichtgeel), de middengroepen de beschouwing (lichtblauw), en de goede groepen het betoog (lichtgroen). Bij iedere tekst hoort een opdrachtformulier. Voor het groepswerk begint, krijgt iedere leerling de gelegenheid de tekst door te lezen. Aan het einde van de eerste les levert iedere groep de samenvatting van de tekst en de oorspronkelijke tekst in. Het is noodzakelijk dat de leerlingen niet meer beschikken over de teksten. U maakt van iedere samenvatting twee kopieën en houdt zelf het origineel.

  3. De volgende les maakt u heterogene groepen van maximum zes leerlingen; iedere kleur moet vertegenwoordigd zijn binnen de groep. Iedere leerling krijgt een samenvatting van een tekst die hij niet gelezen heeft, maar die wel door de leerlingen uit zijn groep is gemaakt. Geef de leerlingen 10 minuten om de samenvattingen te lezen en om opheldering te vragen. Laat twee aan twee werken voorzover dat mogelijk is.

  4. Iedere groep krijgt nu opdrachten bij de verschillende teksten. De leerlingen moeten eerst de vragen beantwoorden aan de hand van de samenvatting van de tekst die zij niet gelezen hebben. Daarna lossen zij samen op wat niet of moeilijk te beantwoorden was. Geef daarna de teksten terug en een antwoordformulier. De leerlingen bespreken nu per samenvatting wat goed was en wat volgende keer beter kan.

262   Else Pistoor

(5) Voor het einde van de les beantwoorden de leerlingen individueel de volgende vragen:

  • Wat heb je geleerd over samenvatten van deze twee lessen?

  • Wat heb je geleerd over samenwerken van deze twee lessen?

  • Wat ga je volgende keer anders aanpakken en hoe ga je dat aanpakken?

  • Verder wil ik nog kwijt dat...

De antwoorden haalt u op en bespreekt u de volgende les met de leerlingen. Misschien kan de flap 'Samenvatten: Wat moet je doen? Wat moet je laten?' aangevuld worden.

(6) De leerlingen gaan terug in de heterogene groepen. Ze beschikken over hun samenvatting (eventueel aangevuld en/of verbeterd) en de uitgangsteksten. Nu krijgen ze een nieuw opdrachtformulier waaruit iedere groep er drie kiest, die twee aan twee gemaakt kunnen worden. Voor deze opdracht zijn twee lessen beschikbaar. De groep als geheel is verantwoordelijk voor de kwaliteit van de uitwerking en eventueel de presentatie.

Voorbeelden van opdrachten bij de op de conferentie gepresenteerde teksten over de nieuwe spelling zijn:

  • stellingen voor een discussie over de spellingwijziging en argumenten voor en tegen;

  • een map ontwerpen met achtergrondmateriaal over de nieuwe spelling;

  • ingezonden brieven schrijven naar aanleiding van nieuwe artikelen;

  • cabaretachtige presentatie over de dwaasheden in de nieuwe spelling;

  • dictee in verhaalvorm met minstens tien problemen van de nieuwe spelling erin;

enz.

(7) Afhankelijk van de gekozen opdrachten kiest u voor een tentoonstelling en/of een mondelinge presentatie. De geschreven teksten kunnen in het schrijfdossier.

3 WERKEN MET IDEEËN VAN ANDEREN

De hierboven besproken opdracht is bedoeld als voorbeeld waarop u kunt variëren. Het is nu eenmaal moeilijk het idee van een ander zonder meer uit te voeren. Het belangrijkste doel dat ik met deze lessenserie nastreef, is leerlingen laten ervaren dat samenvatten (bij Nederlands) meer is dan het oefenen van (deel) vaardigheden en het voorbereiden op het eindexamen.

DE VAARDIGHEID SAMENVATTEN   263

LITERATUUR

De Boer, E. e.a. (red.): Handboek Vaardigheden voor de Tweede Fase van het Voortgezet Onderwijs. Leerlingenboek. Loenen a/d Vecht: Edumedia, 1996, tweede geactualiseerde druk.

Hendrix, T. & H. Hulshof: Leesvaardigheid Nederlands. Omgaan met zakelijke teksten. Bussum: Coutinho, 1994.

BIJLAGEN Bijlage 1

Voor deze lessenserie heb ik drie teksten over de spellingwijziging van 1995 gebruikt:

  1.  Twee fragmenten uit de inleiding van de Leidraad door Jan Renkema bij de Woordenlijst Nederlandse taal. Den Haag: Sdu / Antwerpen: Standaard, januari 1996, tweede oplage.

  2.  Corriejanne Timmers: "Nu lossen we dit 'taalkundiger' op." De spelling van de tussen-n. Onze Taal, 1995, nr. 12.

  3.  P.S. Vermeer & H. Coenders: Het rentesentiment van de moslimsluipschutter. De Volkskrant, Forum, 19 februari 1996.

Teksten 2 en 3 zijn integraal overgenomen. Ervan uitgaande dat tekst 1 de makkelijkste is en tekst 3 de moeilijkste, krijgen de zwakke leerlingen die tekst 1 samenvatten, de meeste steun en de leerlingen die tekst 3 samenvatten, de minste. Alle leerlingen wordt echter hulp geboden omdat deze opdracht binnen één lesuur gemaakt moet kunnen worden. Daarvoor is het noodzakelijk dat de leerlingen die teksten 2 en 3 hebben, zien dat ze de taken kunnen verdelen. Daarnaast is voor iedere groep een extra opdracht opgenomen, die gebruikt kan worden bij de vervolgopdrachten na het samenvatten.

Hieronder ziet u op welke wijze de leerlingen steun krijgen:

Tekst 1

Maak een samenvatting van deze tekst in maximum 225 woorden (titel niet meetellen). Het omkaderde gedeelte op p. 11 mag je uitknippen en letterlijk gebruiken (reken hiervoor 75 woorden). De titel en de eerste drie zinnen van de samenvatting krijgen jullie cadeau. Succes!

264   Else Pistoor

Samenvatting van een gedeelte uit de inleiding van de Leidraad door Jan Renkema bij de Woordenlijst Nederlandse taal. Den Haag/Antwerpen: Sdu/Standaard, januari 1996, tweede oplage.

In 1980 hebben Nederland en België het Taalunieverdrag gesloten. Hierin staat o.a. dat zij de spelling van het Nederlands samen zullen regelen. Informele samenwerking had in 1954 al geleid tot de uitgave van de Woordenlijst van de Nederlandse taal, waarin afspraken over de spelling werden vastgelegd.

Tekst 2

Maak een samenvatting van deze tekst in maximum 400 woorden (titel niet meetellen en namen van commissies enz. als één woord tellen). Je krijgt de samenvatting van de eerste en de tweede alinea cadeau. Neem van de zeven oplossingen alleen de kern op. Zie onderstaand voorbeeld van oplossing 4. Deze tekst mag je gebruiken in je samenvatting. Zorg wel voor een goede aansluiting. Succes!

Titel

Bij het opstellen van de Woordenlijst van de Nederlandse taal in 1954 hebben de samenstellers overwogen de tussenklank in samenstellingen altijd weer te geven door een -e-. Maar omdat zij niet met de traditie wilden breken, namen zij drie uitzonderingen op. In de praktijk bleek dat deze regel moeilijkheden veroorzaakte.

Oplossing 4

Ten slotte kwam de commissie Geerts met een voorstel van drie regels met drie uitzonderingen. Hoewel een aantal adviesraden dit een goed voorstel vindt, pleiten de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen en de Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren voor meer uitzonderingen.

Tekst 3

Maak een samenvatting van deze tekst in maximum 400 woorden (titel niet meetellen en namen van commissies enz. als één woord tellen). Maak hierbij gebruik van onderstaand schema. Succes!

DE VAARDIGHEID SAMENVATTEN   265

Hoofduitspraak

Argumenten om deze uitspraak te ondersteunen:

la 1b

2

3a

3b

Conclusie

Bijlage 2

Uit: T. Hendrix & H. Hulshof: Leesvaardigheid Nederlands. Omgaan met zakelijke teksten. Bussum: Coutinho, 1994.

Op p. 28 staan twee doelstellingen voor samenvatten:

  •   "het kunnen weergeven van de gedachtengang in een uiteenzetting of beschouwing in een zo beknopt mogelijke en in goed Nederlands gestelde tekst;

  •   het kunnen weergeven van de essentie van een betoog, bestaande uit de hoofduitspraak, de voornaamste ondersteunende argumenten en de conclusie in een goed Nederlandse tekst."

De uiteenzetting

"Bij de uiteenzetting gaat het om het objectief uitleg geven, indelingen aanduiden, samenhangen en processen verduidelijken enz." (p. 47)

De beschouwing

"Bij de beschouwing gaat het om een subjectieve tekst waarin interpretaties, vergelijkingen, verklaringen, opinies en dergelijke ter overweging worden aangeboden." (p. 47)

Het betoog

"Bij het betoog worden argumenten voor of tegen een standpunt aangevoerd om te overtuigen. Het vertoont een grote inhoudelijke samenhang en duidelijke hiërarchie." (p. 47)

266   Else Pistoor

Bijlage 3

DE JIG SAW

Deze methode is ontleend aan een workshop over differentiatie van Brigitte Vater en Beate Vogel, WIS Bremen (gehouden aan het ILO te Amsterdam op 4 november 1996). De JIG SAW bestaat altijd uit groepswerk in twee ronden. In de eerste ronde worden de leerlingen ingedeeld in homogene groepen van drie tot zes zwakke, gemiddelde en goede leerlingen.

U werkt met drie (of meer) kleuren opdrachten; iedere kleur correspondeert met een categorie. Dit biedt de mogelijkheid dezelfde oefening in verschillende moeilijkheidsgraden aan te bieden. Eerst maken de leerlingen hun opdracht in de homogene groep. Als ze daarmee klaar zijn, worden nieuwe heterogene groepen gevormd. De opdrachten moeten zo gemaakt worden dat bij de bespreking in de heterogene groep alle leerlingen hun bijdrage kunnen leveren en dat zij gezamenlijk meer leren dan ieder in de homogene groep.

VOORBEELD UIT EEN LES ENGELS IN BREMEN

Uitgangspunt was onderstaande figuur en bladen met Engelse woorden en dezelfde woorden in de moedertaal.

TASK: Place your word cards face down on the table. Take one card each from the top of the pile and read it out. Write the word into the correct circle. If you don't know a word, look it up in your dictionary.

Uit: Vater & Vogel

DE VAARDIGHEID SAMENVATTEN   267

De makkelijkste groep kreeg zowel de categorieën bij de bollen als de woorden die in de bollen pasten. Hun enige opdracht luidde: 'plaats de woorden in de juiste bollen'. Daarmee beschikten zij als het ware over een deel van het antwoordblad voor de andere leerlingen.

De middelste groep kreeg wel de categorieën, maar ook woorden die niet binnen de bollen pasten. Zij moesten dus een keuze maken.

De derde groep kreeg wel de woorden, maar niet de categorieën. Zij moesten de categorieën bedenken. Bovendien kregen zij de woorden aangeboden in de moedertaal; zij moesten deze dus vertalen.

Als u met meer groepen wilt werken, is een andere opdracht: wel de categorieën, maar geen woorden. De leerlingen moeten dan de woorden zelf bedenken. Of ze krijgen de woorden in de moedertaal en moeten de vertalingen invullen.

Alle groepen hebben de beschikking over een woordenboek, zowel bij de eerste als bij de laatste opdracht.

Na de bespreking in de heterogene groep beschikken alle leerlingen over een blad waarop de juiste woorden en de juiste categorieën staan, plus nog de woorden die in andere groepen erbij zijn bedacht. In de discussie denken zij na over de categorieën, de woordsoorten, de juiste vertaling enz.

Labels

doelgroep
NT1-leerlingen
domein
schrijfonderwijs
land
Nederland
onderwijstype
voortgezet/secundair onderwijs

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

10de Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 1996