Doel- en publiekgericht schrijven in het TSO: de geïntegreerde proef

Michel Janssen  ·  10de Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  1996  ·  pagina 185 - 190

DOEL- EN PUBLIEKGERICHT SCHRIJVEN
IN HET TSO:
DE GEÏNTEGREERDE PROEF

Michel Janssen

1 DE GEÏNTEGREERDE PROEF

De geïntegreerde proef is een vakoverschrijdend project waaraan de leerlingen liefst in kleine groepjes werken en waarover zij op het einde van het schooljaar schriftelijk verslag uitbrengen. Bovendien presenteren de leerlingen hun project voor een jury.

MOEILIJKHEDEN

  •   bijkomende opdracht voor leerlingen die al 36 uur per week les volgen;

  •   relevante opdrachten vinden die voldoende vakken bestrijken;

  •   extra verbeterwerk voor leerkrachten;

  •   verplichting voor taalongevoelige leerlingen om op een coherente wijze een werkwijze of een systeem uiteen te zetten, ergo werk voor de leerkracht Nederlands;

  •   een moeilijke zoektocht naar begeleiders uit de industrie.

MOGELIJKHEDEN

  •   een vakoverschrijdend project;

  •   een stimulans voor groepswerk;

  •   integratie van de computer;

  •   belang van taal wordt evident voor de leerlingen;

  •   een aantal (taal)vaardigheden kan op een functionele wijze aangebracht worden:

  • een zakelijke brief (bin-normen!) schrijven;

  • faxen;

  • telefoneren;

  • citeren en parafraseren;

  • bibliografie samenstellen;

  • voorwoord schrijven;

  • inleiding schrijven;

  • eventueel een interview afnemen;

  • zich voorstellen (mondeling).

CONCLUSIE

De geïntegreerde proef biedt veel mogelijkheden om de leerlingen zelfstandig een aantal vaardigheden te laten verwerven, maar betekent ook zeer veel extra werk voor de leerlingen en voor de leerkrachten, zeker voor de leerkracht

186   Michel Janssen

Nederlands omdat collega's geneigd zijn om de correctie van teksten aan hem/haar toe te vertrouwen. Het is dus noodzakelijk om:

collega's ervan te overtuigen dat zij ook teksten kunnen corrigeren;

  •   onderdelen van de geïntegreerde proef in de eigenlijke lessen te integreren en niet als een bijkomende opdracht te beschouwen.

2 HET DOELPUBLIEK

Omdat ik vanuit mijn eigen praktijkervaringen enkele zaken wil toelichten, denk ik dat het belangrijk is dat u enig zicht krijgt op de school waarin ik lesgeef en op haar leerlingen. Ik kom uit een grote nijverheidstechnische school met veel verschillende afdelingen. De meeste klassen hebben slechts twee uur Nederlands per week. Onze leerlingen hebben weinig of geen belangstelling voor taal. Bovendien telt onze school veel migrantenkinderen onder de leerlingen, wat het peil van het Nederlands wellicht niet ten goede komt. Het is dus essentieel om een klassituatie te verkrijgen waarin de leerlingen aanvoelen dat een goed gebruik van de Nederlandse taal wel belangrijk kan zijn. Dat lukt (soms) met de volgende oefeningen.

3 VOORBEREIDENDE OEFENINGEN PUBLIEKGERICHTHEID 3.1 Een beursbericht

Kopieer een eenvoudig en kort beursbericht en bespreek het in de klas. De leerlingen zullen merken dat zij een aantal begrippen niet kennen. Sommige leerlingen zullen zelfs helemaal niets begrijpen van de tekst. Toch zal een meerderheid van de leerlingen wel interesse tonen omdat de beurs naar geld ruikt, en daarvoor bestaat veelal wel interesse.

"De beurs van Brussel klom gisteren na het extra lange weekend 7,94 punten hoger tot 1.831,63 punten en strandde daarmee op een zucht van het historisch record van 1.831,98. Als Wall Street geen grote verliezen lijdt, de dollar niet onderuit gaat en de rente stabiel blijft, kan het record vandaag voor de bijl gaan." Uit: De Standaard, 13 november 1996.

Bovenstaande tekst is slechts de beginalinea van het dagelijkse beursbericht van De Standaard, maar het geeft al aan wat we er in de klas mee kunnen bereiken:

  •   Wat is het verschil tussen punten en procenten?

  •   Wat heeft Wall Street met de Brusselse beurs te maken?

  •   Waarom mag de dollar niet onderuitgaan?

Waarom moet de rente stabiel blijven?

DOEL- EN PUBLIEKGERICHT SCHRIJVEN IN HET TSO   187

De meeste leerlingen zullen onmiddellijk aanvoelen dat heel wat voorkennis noodzakelijk is om de twee bovenstaande zinnen uit de krant echt te begrijpen. De volgende stap bestaat erin om de vier bovenstaande vragen te beantwoorden (samen met de leerlingen, want je mag hun kennis ook nooit onderschatten) en dan te vragen om een inleiding bij de twee afgedrukte zinnen te schrijven, zodat ze begrijpelijk worden voor de leek.

Vergelijkbare oefeningen zijn gemakkelijk uit de krant of uit tijdschriften te halen in verband met andere onderwerpen. Ik doe even een greep uit de actualiteit:

  •   de rechtbanken (momenteel natuurlijk erg in trek);

  •   het politieapparaat (onderscheid tussen rijkswacht / gemeentelijke politie/ (landelijke politie) / gerechtelijke politie);

  •   politieke berichtgeving;

  •   poëzie of literatuur (een criticus over Brusselmans?).

De doelstelling is telkens dezelfde: laat de leerlingen aanvoelen dat een zekere voorkennis vereist is om de tekst te begrijpen. Maar kies hiervoor onderwerpen waarvoor ze een 'natuurlijke' belangstelling koesteren. De tijd die je aan de oefening besteedt, bepaal je zelf door een langere of kortere tekst te kiezen en door er wel of niet een woordenschatles van te maken. In het laatste geval kunnen deze oefeningen perfect kaderen binnen de gewone lessen, wat tijdwinst betekent.

3.2 Nieuwsbericht

Minder geleid dan de voorgaande oefening, dus zelfstandiger werk voor de leerlingen. De leerlingen nemen één nieuwsitem van de berichtgeving op radio of tv en maken er voor hun medeleerlingen (= doelpubliek) een uitgewerkte versie van als was het voor een duidingsmagazine zoals Actueel, Ter zake of Wat is er van de sport? Ze komen het duidend bericht ook effectief voor de klas presenteren. De andere leerlingen krijgen de gelegenheid om vragen te stellen en opnieuw zal (soms) blijken hoe belangrijk het is om in een inleiding enige noodzakelijke voorkennis aan te brengen. Wat moet aangebracht worden, hangt uiteraard van het beoogde publiek af.

DOELSTELLING: de leerlingen leren rekening houden met hun publiek.

Martine Tanghe, journaliste bij de BRTn, heeft het ooit als volgt geformuleerd: `Bij het opstellen van een nieuwsbericht stel ik me altijd de vraag of mijn oude grootmoeder alles zal begrijpen wat ik zeg.'

3.3 Spits formuleren

Bij de voorgaande oefening zal waarschijnlijk ook blijken dat de leerlingen lang niet altijd even aandachtig zijn. Om de aandacht gaande te houden moet je de

188   Michel Janssen

luisteraar (lezer) 'gevangen houden'. Dat kan onder meer door spits te formuleren. Enkele voorbeelden kunnen veel verduidelijken:

  •   Piet Piryns in Knack: 'De kijkcijfers van VT4 vallen nog geweldig mee als je rekening houdt met de kwaliteit van de programma's.'

  •   Collega over een nieuwe spellingregel: 'Vrouwelijke vormen worden niet meer geaccentueerd.'

Het is zinvol om de leerlingen vertrouwd te maken met boutades en ze een aantal voorbeelden uit onder meer de poëzie en de literatuur aan te bieden.

DOELSTELLINGEN:

  •   de leerlingen ondervinden dat je door goede woordkeuzes de aandacht gaande kunt houden;

  •   de leerlingen leren beknopt formuleren.

4 VOORBEREIDENDE OEFENINGEN DOELGERICHTHEID

In hun zoektocht naar informatie voor de geïntegreerde proef zullen sommige leerlingen zich laten verleiden om gegevens die slechts zijdelings met hun onderwerp te maken hebben maar die gemakkelijk verkrijgbaar zijn, in hun eindwerk op te nemen. Dit moeten wij zeker proberen te voorkomen.

4.1 Argumenten leren herkennen

Zoek in kranten en tijdschriften (bv. in Reflector en Blikopener) korte teksten met een zeer duidelijke structuur en met zeer duidelijke argumenten. Leer de leerlingen die argumenten herkennen (zie bijlage 1).

4.2 Leren argumenteren

Presenteer korte en duidelijk controversiële stellingen aan de klas. Vraag de leerlingen om enkele argumenten (voor of tegen) te formuleren. Bijvoorbeeld:

  •   Het Eurovisiesongfestival is technisch gezien een schitterend programma.

  •   In een playbackshow imiteren mensen die zelf niets kunnen andere mensen die ook niets kunnen. (Herman de Coninck)

Sport is zinloos en veroorzaakt alleen maar veel kwetsuren.

Je laat bij iedere stelling een aantal argumenten opschrijven (individueel), die je achteraf ook zeer kritisch bespreekt:

  •   Is dat een goed argument? Waarom (niet)?

DOEL- EN PUBLIEKGERICHT SCHRIJVEN IN HET TSO   189

  •   Kloppen de cijfers die je gebruikt wel?

  •   Loopt de vergelijking die je maakt, niet mank?

  •   Leidt die oorzaak noodzakelijkerwijze tot dat gevolg?

  •   Is dat inderdaad een gezaghebbende bron?

4.3 Structuur aanbrengen

In het kader van een of enkele syntheseoefeningen kun je met de leerlingen voorbeelden bespreken, wat zinvol is. Toch zul je hier al naar hun eigenlijke eindwerk moeten grijpen om echt te zien of er geen nodeloze uitweidingen zijn. Neem hiervoor zeer kritisch de inhoudsopgave samen met hen door en stel de nodige vragen. Probeer de leerlingen er alleszins op te wijzen dat ze de oorspronkelijke bedoeling van hun eindwerk niet uit het oog mogen verliezen en dat ze ook bij ieder nieuw onderdeel een korte inleiding schrijven die zorgt voor de verbinding met wat voorafgaat en die dat onderdeel ook in het geheel situeert (voor een voorbeeld: zie bijlage 2).

BIJLAGEN Bijlage 1

POWER RANGERS VOOR KLEUTERS?

Versterkt de serie Power Rangers de agressie bij jonge kinderen? De Leidse hoogleraar Tom van der Voort somt op waarom ze dit kan doen. Ten eerste maakt ze, zeker op de allerkleinsten, een realistische indruk. Ten tweede wordt het geweld van de held steevast beloond en nimmer afgestraft. Ten derde stelt de film het gebruik van geweld als volkomen gerechtvaardigd voor. Ten slotte ziet het er ook zeer aantrekkelijk uit, en zijn de geweldacties makkelijk te imiteren.

De serie voldoet op die manier aan de vier criteria die volgens de prof nodig zijn om agressieverhogend te werken.

Willen de heren die de serie uitzenden daar eens over nadenken, of raakt het oordeel van zo een deskundige hun kouwe kleren niet?

Jaak Dreesen in De Bond nr. 16, 26 april 1996.

Structuur Stelling

Criteria:

1

2

3

4 Besluit

190   Michel Janssen

Bijlage 2

Hieronder druk ik een voorbeeld af van het resultaat van de voorgaande oefeningen. Het is uit een klas van het kunstonderwijs, waar een collega volgens dezelfde principes werkt. De afgedrukte tekst geeft een beeld van het schrijfproces. Zelf heb ik helaas alleen 'afgewerkte' teksten bewaard.

"In het begin van het schooljaar werd ons, de leerlingen van het zesde jaar Artistieke Opleiding, verteld dat wij een geïntegreerde proef moesten afleggen. Hierbij zullen wij diverse opdrachten moeten uitvoeren. Deze opdrachten zullen wij aan het einde van het schooljaar moeten verdedigen voor een externe jury. Om precies te zijn op 25 juni 1996.

Deze opdrachten zijn allemaal gericht op onze afdeling, Artistieke Opleiding. Zo moeten wij een decor, 4-tal kostuums en een affiche met uitnodigingskaarten ontwerpen voor het toneelstuk `Antigone' genoemd. Dit toneelstuk wordt voorgedragen door de leerlingen Woordkunst en Drama, eveneens een afdeling binnen onze school. Er zal uiteindelijk één decor, één affiche, één uitnodigingskaart en een viertal kostuums uitgekozen worden door de jury.

Om deze deelaspecten te realiseren worden de studenten in groepjes ingedeeld om elkaar op deze wijze maximaal te ondersteunen en om zodoende een goed resultaat te krijgen.

Het uiteindelijk resultaat, te weten het toneelstuk `Antigone', zal op 20 juni 1996 worden uitgevoerd in de foyer van het Cultureel Centrum te Genk.

Deze opdrachten werden alle uitgevoerd tijdens de praktijklessen. Ook vanuit de lessen nederlands (sic) en kunstgeschiedenis is ondersteuning geboden aan de realisatie van de voormelde opdrachten."

Als je ervan uitgaat dat de leerling die dit geschreven heeft, het belang van een inleiding nauwelijks inzag, dan moet je toegeven dat het resultaat behoorlijk is. Er staan een aantal fouten in, maar bemerk vooral de positieve aspecten: situering, opdrachtomschrijving, werkwijze, alles wordt bondig toegelicht voor de buitenstaander. Als je dat kan bereiken met onze leerlingen van de daad, niet van het woord, dan ben je op de goede weg. De rest is dan 'schaafwerk'.

Labels

doelgroep
NT1-leerlingen
domein
schrijfonderwijs
land
België
onderwijstype
voortgezet/secundair onderwijs
thema
beoordelingsinstrumenten
onderwijsleeractiviteiten

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

10de Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 1996