Geef effectief en motiverend les in tekstschrijven

Cor Vlasman  ·  10de Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  1996  ·  pagina 379 - 394

GEEF EFFECTIEF EN MOTIVEREND LES
IN TEKSTSCHRIJVEN

Cor Vlasman

De leraar Nederlands, die weet wélke problemen hij wil bespreken in zijn lessen tekstschrijven-op-niveau-2 en in welke volgorde hij dat wil doen, wordt daarna geconfronteerd met de vraag: hoe kan ik deze leerstof effectief en motiverend aanbieden? Dit is een moeilijke vraag. Immers: de onderwijstraditie kent voor tekstschrijven bijna alleen de volgende lesvorm': titels opgeven; de tekst laten schrijven; feedback geven ter verbetering (bestaande uit een globale beoordeling en vage aanmerkingen). Deze lesvorm is voor 90% van de leerlingen en voor 100% van de leraren demotiverend en bijna zonder effect als het om andere dan technische taalvaardigheidsproblemen gaat. Kan het beter? Ja, veel beter.

1 EEN SCHRIJFPRACTICUM

In mijn lespraktijk groeide met aarzelen, vallen en verder zoeken de lesvorm die ik het beste kan benoemen met schrijfpracticum. Die werkwijze ziet er in grote lijnen als volgt uit:

Voor elke te schrijven tekst wordt een schrijfpracticum georganiseerd, bestaande uit vier, vijf, soms zes lesuren.

  •   In elke te schrijven tekst komen enkele nieuwe problemen aan de orde en worden reeds eerder behandelde problemen zo nodig herhaald; deze problemen zijn tekstproblemen en schrijfprocesproblemen.

  •   De leerlingen worden volgens een duidelijke, vaste maar niet rigide strategie fase voor fase begeleid bij het schrijven van de tekst.

  •   De geplande nieuwe moeilijkheden worden besproken en geoefend in de fase van het schrijfproces waarin die moeilijkheden zich zullen voordoen.

  •   De leerlingen krijgen ruim de kans om een goede en goed verzorgde tekst te schrijven, gedeeltelijk op school, gedeeltelijk thuis.

Een schrijfpracticum kan georganiseerd worden in op elkaar volgende lesuren, of in een vast lesuur per week of in groepjes van lesuren met een week tussentijd, bijvoorbeeld 3 + 1 + 1, afhankelijk van het soort opdracht en de mogelijkheden van het lesrooster.

In deze lesvorm komen de tekstproblemen en de schrijfprocesproblemen geïntegreerd aan de orde tijdens het schrijven van de tekst. De belangrijkste voordelen hiervan zijn:

  •   de leerlingen kunnen vanaf de eerste les meteen aan het schrijven van

380   Cor Vlasman

hun eindtekst beginnen in plaats van eerst veel theorie te moeten verwerken om daarna pas aan de eindtekst te beginnen;

de bespreking van de nieuwe moeilijkheden gebeurt vlak voor die moeilijkheden zich aandienen: de leerlingen zijn dan maximaal gemotiveerd om te leren;

  •   de verwerking van wat behandeld is, gebeurt dus direct daarna bij het schrijven van de volgende fase;

  •   de leerlingen leren heel bewust schrijfstrategieën gebruiken;

  •   de leerlingen kunnen voor bijna iedere tekst een eigen onderwerp kiezen: de eisen die aan de inhoud en de vorm gesteld worden plus de begeleiding van het schrijfproces maken 'fraude' erg moeilijk en ook onnodig.

Door de totale leerstof concentrisch te ordenen en over de verschillende practicums te verdelen, repeteert de leerstof 'zichzelf' en zijn extra herhalingsopdrachten niet nodig, evenmin als herschrijfopdrachten van complete teksten. Vaak wordt de vraag gesteld of het werken met schrijfpracticums niet te veel lestijd vraagt. In de Nederlandse lessituatie wordt als normaal _ 20% van de totale lestijd voor schrijfvaardigheidsonderwijs gerekend (zie onderzoek van De Glopper en Overmaat). Ook bij het werken met schrijfpracticums kan met dit percentage ongeveer volstaan worden, gesteld natuurlijk dat op een consequent systematische wijze gewerkt wordt.

Mijn ervaring met deze lesvorm is zeer positief, zowel bij het leren schrijven van verhalende, informerende als beschouwende/betogende teksten. De angst dat leerlingen bij deze werkvorm onvoldoende zelfstandig worden, is onnodig: de leerlingen schreven bij de eindexamens - dus onder moeilijke omstandigheden - gemiddeld goede tot heel goede teksten. Een matige leerlinge, aan wie ik vlak voor het schrijfexamen vroeg: 'En, ben je zenuwachtig?', antwoordde lachend: 'Waarom, ik weet toch hoe ik het doen moet!'

Gekozen is hier voor een practicum verhalend schrijven. Zelfs voor deze creatieve en dus heel persoonlijke manier van schrijven is het schrijfpracticum een ideale lesvorm gebleken. Dit practicum werd gegeven aan leerlingen van klas 3 vwo/havo (komt overeen met 3 aso). Dit practicum is het elfde in een serie van vijftien verhalende schrijfpracticums. Het is voor deze gelegenheid aangevuld met leerstof uit voorafgaande practicums en is daardoor (nogal) zwaar belast. Wat 'oude leerstof' is, wordt ter plekke door een * aangeduid.

De doelstellingen bij dit practicum, zijn de volgende:

vergroten van de algemene schrijfvaardigheid op een leuke en creatieve manier;

  •   laten ervaren dat het gebruik van de ik-figuur en de inwendige monoloog het inleven in de hoofdpersoon intensiveert;

  •   door het zelf leren gebruiken van deze verhaalmogelijkheden het leren genieten van goede literatuur ondersteunen.

GEEF EFFECTIEF EN MOTIVEREND LES IN TEKSTSCHRIJVEN   381

De tekst van dit practicum is - zoveel mogelijk - geformuleerd als opdrachten voor leerlingen. Hoewel het door de leraar `sturen' van een practicum mijn voorkeur heeft, is het ook mogelijk leerlingen grotendeels zelfstandig een practicum te laten verwerken.

2 LESVERLOOP

LESUUR 1

  1.  De leerlingen lezen aandachtig de voorbeeldverhalen Vinvissenangst en Slapen (bijlage).

  2.  Verhaalanalyse.

Het doel hiervan is de leerlingen bewustmaken van bepaalde eigenschappen en problemen in deze verhaalsoort:

  • Wat vind jij het boeiendste verhaal?

  • Noteer drie redenen, waarom jij dat het boeiendste verhaal vindt.

  • De drie belangrijkste middelen om een verhaal boeiend te maken, zijn: gesprekken, beschrijvingen, gedachten. Welk middel hebben Sandra en Nick allebei niet gebruikt? Noteer daarvoor een goede reden.

  • Sandra heeft haar verhaal in de verleden tijd geschreven, Nick in de tegenwoordige tijd. Lees het eerste stukje van Sandra nu in de tegenwoordige tijd en dat van Nick in de verleden tijd. Welke tijd vind jij het beste voor zo'n verhaal? Noteer daarvoor minstens twee redenen.

  • Teken drie concentrische cirkels. Noteer in de binnenste cirkel drie `handelingen' die dieren zeker kunnen, bijvoorbeeld eten.

Noteer in de middencirkel drie `handelingen' die dieren misschien kunnen, bijvoorbeeld denken, communiceren met een dier van een andere soort.

Noteer in de buitencirkel drie 'handelingen' die dieren zeker niet kunnen, bijvoorbeeld praten in mensentaal, eten koken enz.

  • Bespreek met twee medeleerlingen de antwoorden bij deze opdrach ten.

(3) Wat wordt de schrijfopdracht?

Ga een dierenverhaal schrijven zoals de twee voorbeeldverhalen, dus:

  • gebruik het gekozen dier als ik-figuur;

  • beperk je tot de mogelijkheden van kringen 1 en 2;

  • het verhaal zal voor minstens 35% uit gedachten en gevoelens moeten bestaan;

  • gebruik de verstrekte informatie voorzover je die nodig hebt om het

382   Cor Vlasman

verhaal boeiend te maken; het verhaal mag nergens in tegenspraak komen met de verstrekte informatie. (Je mag ook zelf informatie verzamelen over een tamelijk onbekend dier; kopieer die informatie en lever die in bij het definitieve verhaal.)

Het verhaal moet een lengte krijgen van 350 tot 500 woorden.

(4) Verhaaltheorie: de inhoud van een kort verhaal. *

  • De lezer van een verhaal wil meeleven met de hoofdpersoon van het verhaal. (Het toppunt van leesgenot is: even alles om je heen vergeten en denken dat jij de hoofdpersoon bent...)

  • Om dat te bereiken moet de schrijver vooral vertellen, hoe iets gebeurt, zodat de lezer mee kan kijken, mee kan luisteren, mee kan ruiken en proeven maar vooral: mee kan denken en voelen met de hoofdpersoon.

  • Dit hoe goed beschrijven kan in een kort verhaal alleen als het onderwerp van het verhaal, de gebeurtenis of de situatie, 'klein' is en beperkt van tijdsduur.

  • Een verhaal wordt spannend, als de hoofdpersoon in 'moeilijkheden' komt: de lezer raakt dan benieuwd naar het verloop van de gebeurtenis of situatie en naar de afloop.

Samenvattend: als inhoud voor een kort vehaal is alleen maar geschikt een klein gebeurtenisje of een situatie met 'moeilijkheden' voor de hoofdpersoon.

(5) Bepaal het onderwerp van je verhaal.

  • Lees aandachtig de informatie en probeer tijdens het lezen al zoveel mogelijk gebeurtenisjes of situaties te noteren, waarbij het dier in moeilijkheden kan raken; noteer er minstens vijf.

  • Denk eraan: dit moeten kleine gebeurtenisjes of niet al te ernstige situaties zijn.

  • Fout:   Dodelijke afloop

Ontvoering naar Artis

  • Geschikt:   Verstuikte poot

Een uur zwerven

  • Beperk je tot een gebeurtenisje of sitiatie met een werkelijke tijdsduur van maximaal 60 minuten, liefst minder, allerliefst 5 minuten om daarmee het inleven voor de lezer (én voor jezelf als schrijver) maximaal te maken.

GEEF EFFECTIEF EN MOTIVEREND LES IN TEKSTSCHRIJVEN   383

LESUUR 2

(6) Verhaaltheorie: de inleiding voor een kort verhaal. *

  • De inleiding van een verhaal moet aan de lezer de kans geven mee te gaan leven met de hoofdpersoon.

  • De inleiding moet dus de situatie duidelijk maken, vlak voor de hoofdpersoon in moeilijkheden komt (liefst 1 minuut ervoor).

  • Om die situatie te kennen, moet de lezer een zestal dingen te weten komen:

  • WIE de hoofdpersoon is (man of vrouw; een aanwijzing over de leeftijd en iets bijzonders, waardoor de hoofdpersoon een individu wordt);

  • WAAR de hoofdpersoon zich op dat moment bevindt;

  • WANNEER die hoofdpersoon zich daar bevindt (tijd van de dag of nacht; tijd van het jaar);

  • WAT er misschien gaat gebeuren (in een verhaal betekent dit meestal de vage aanduiding dat er iets gaat gebeuren, nog niet nauwkeurig wat);

  • HOE de hoofdpersoon zich voelt op dat moment;

  • HOE het weer is en/of hoe de sfeer is op dat moment (buiten, binnen).

In een formule wordt dit I (verhaal) = 4 W + 2H.

  • Voor een verhaal zijn indirecte aanwijzingen meestal beter dan exacte informatie. Bijvoorbeeld: 'Een moeilijk lopend dametje' geeft alle noodzakelijke informatie aan de lezer om zich met zijn fantasie een eigen voorstelling te vormen, beter dan: 'Een niet erg zwaar gebouwde vrouw van tussen de vijftig en de zeventig, die moeite had met lopen'.

  • In een verhaal met een ik-figuur is het moeilijk om de ik-figuur goed te beschrijven. De indirecte manier is daarvoor ook weer het beste.

  • De inleiding voor een kort verhaal mag - natuurlijk - maar kort zijn. Een goede vuistregel is: maximaal 50 woorden.

(7) Schrijf de inleiding.

  • Lees aandachtig de inleiding van Vinvissenangst.

Bespreek samen met een klasgenoot hoe de schrijfster de formule voor de inleiding heeft toegepast. Bespreek wat jullie goed vinden, daarna wat jullie niet zo goed vinden.

  • Hoe heeft Sandra jullie duidelijk gemaakt, wie de ik-figuur is? Hoe vinden jullie dat?

  • Beantwoord dezelfde vragen voor Slapen.

  • Welke inleiding vinden jullie het beste of leukste? Waarom?

  • Welke manier om de ik-figuur te beschrijven vinden jullie het beste of

384   Cor Vlasman

leukste? Waarom?

Kan een foto of tekening van de ik-figuur hierbij van nut zijn?

  • Schrijf nu de eerste inleiding voor je eigen verhaal.

  • Schrijf nu een tweede, heel andere inleiding voor dat zelfde verhaal: kies ander weer, een andere tijd van de dag en het jaar, een heel andere plaats, en geef deze onderdelen een andere volgorde dan in de eerste inleiding.

  • Kies nu welke inleiding je wilt gebruiken.

(8) Verhaaltheorie: het beschrijven van gedachten en gevoelens.

  • De lezer van een verhaal kan pas echt meeleven met de hoofdpersoon als hij diens gedachten en gevoelens kent. Een verhaal zonder die gedachten en gevoelens zal (bijna) altijd een slecht verhaal zijn.

  • Te vaak uitdrukkelijk meedelen dat de hoofdpersoon iets denkt (hij dacht... hij vond... hij meende...) vindt de lezer al snel erg saai en dit maakt het meeleven en inleven moeilijk.

  • Schrijvers hebben voor dit probleem ongeveer 100 jaar geleden een oplossing gevonden, waarbij het lijkt of de hoofdpersoon in zichzelf praat. Die manier om gedachten en gevoelens weer te geven noemt men inwendige monoloog. Twee voorbeelden:

  • 'Gewoon':

lk sjokte verder door het mulle, warme zand en dacht: hoe lang zal het nog duren, voor ik weer in mijn hol ben, mijn veilige donkere hol? En zullen mijn ouders niet bang worden, vroeg ik mij af.

  • Inwendige monoloog:

Ik sjokte verder door het mulle, warme zand. Hoe lang zou het nog duren, voor ik weer in mijn hol was, mijn veilige donkere hol? En zouden mijn ouders niet bang worden?

Kenmerkend voor het gebruik van de inwendige monoloog is:

  • het niet gebruiken van werkwoorden als: denken, peinzen, vinden, nadenken, zich afvragen;

  • in de gewone verhaaltekst en de inwendige monoloog zijn de werkwoordstijd en het onderwerp gelijk.

  • Oefening: herschrijf het volgende fragment in de inwendige monoloog. lk keek vanuit mijn schuilplaats aandachtig rond. lk dacht: wat een rotzooi is het hier. Op deze plek kan ik gewoon niet blijven. Voorzichtig kroop ik achteruit. De zenuwen krijgen me zo nog te pakken, ging het door mijn hoofd. Mijn spieren verkrampten ook al. Zullen mijn ouders niet erg ongerust worden en op zoek gaan naar mij? lk schrok: vlak voor me stond een reusachtig wezen op zijn achterpoten. Nu is het met me gedaan, dacht ik. Dit overleef ik niet. Maar wat gek, ging het door me heen, dit grote beest buigt zich voorover en aait me zacht over mijn kop...

  • Herschrijf dit fragment ook een keer in de zij-vorm. Begin zo: Rakja keek vanuit haar schuilplaats aandachtig rond. Wat een rotzooi

GEEF EFFECTIEF EN MOTIVEREND LES IN TEKSTSCHRIJVEN   385

was het hier. Op deze plek kon zij gewoon niet blijven. Voorzichtig

  • Bespreek samen met een klasgenoot de twee vorige opdrachten. Vinden jullie die veranderingen verbeteringen?

LESUUR 3

(9) Schrijf de concepttekst.

  • Bepaal in welke tijd jij het verhaal wilt schrijven: de tegenwoordige tijd of de verleden tijd.

  • Kies nu de inleiding en verander die als je dat wilt.

  • Schrijf nu de kern van je verhaal.

Doe dit zo vlot mogelijk; bekommer je nog niet om goede of fraaie zinsbouw, nauwkeurige woordkeus, spelling enz. Dit is de fase waarin het verhaal zoveel mogelijk 'zichzelf' moet schrijven. Beschouw wat je nu gaat doen als een brainstorm om de details van je verhaal te ontdekken.

Probeer alvast wel:

  • minstens 35% gedachten en gevoelens te verwerken, geschreven in de inwendige monoloog;

  • ook minstens 35% gewone verhaaltekst te gebruiken;

  • minstens twee wat langere beschrijvingen te verwerken: de beschrijving van een ander dier dan het hoofddier of van een mens, en de beschrijving van een ruimte (elke beschrijving ongeveer vijftig woorden).

Denk eraan: de dieren mogen niet praten!!!

(10) Verhaaltheorie: het einde van een kort verhaal. *

  • Gebeurtenissen in de werkelijkheid hebben meestal geen onverwachte afloop. Lezers willen echter graag dat een kort verhaal wel een onverwacht einde heeft.

  • Veel korte verhalen verlopen 'normaal' tot aan de laatste zin. Pas in de laatste zin komt dan de verrassing.

  • Die verrassing moet dan wel zo 'gewoon' mogelijk zijn. Een idioot verhaal mag een idioot slot krijgen, een 'gewoon' verhaal mag dat (meest- al) niet.

Verboden: slurfdieren inhuren om het verhaal uit te blazen;

onverwacht wakker laten worden;

nog lang en (on)gelukkig verder laten leven.

  • Oefening:

Lees aandachtig het slot van het eerste en van het tweede verhaal. Noteer welk slot je het beste vindt en waarom.

386   Cor Vlasman

Bespreek nu met een klasgenoot die het andere slot beter vindt, jullie meningsverschil.

  1. Schrijf een onverwacht slot voor je eigen verhaal.

  2. Verhaaltheorie: de titel voor een kort verhaal. *

  • De titel moet kort zijn.

  • De titel moet interesse opwekken maar mag de afloop niet verraden. Voorbeelden: Eindelijk (goed), Toch ontsnapt (fout).

  • Goed: de eigennaam van het hoofddier, samen met een spanningoproepend woord, bijvoorbeeld: Rennen, Kangoe!

Zwak: de eigennaam van het hoofddier plus de soortnaam, bijvoorbeeld Grammos, de wisent.

  • Welke titel vind jij het beste: Vinvissenangst of Slapen? Noteer waarom. Bedenk voor de minst goede een betere titel.

  • Bespreek met een klasgenoot wat jullie genoteerd hebben.

  1. Bedenk de titel voor je eigen verhaal.

LESUUR 4

  1. Controleer en verbeter de concepttekst.

  • Onderstreep de zinnen, waarin gedachten en gevoelens worden beschreven. Schat nu of je voldaan hebt aan de eis: minstens 35% gedachten en gevoelens en minstens 35% gewone verhaaltekst.

  • Kijk de onderstreepte tekst aandachtig na, of je de gedachten en gevoelens in de inwendige monoloog hebt geschreven. Werkwoorden als 'denken' moeten zoveel mogelijk weggewerkt worden.

  • Kijk waar je de persoonsbeschrijving hebt opgenomen. Zet daar een verticaal golflijntje voor de kantlijn. Als je de persoonsbeschrijving vergeten bent, kijk dan waar je die het beste kan invoegen. Zet daar een hoofdletter P voor de kantlijn.

  • Doe het zelfde met de ruimtebeschrijving; gebruik de hoofdletter R.

  • Bij persoons- en ruimtebeschrijvingen gebruiken veel leerlingen te vaak de werkwoorden 'hebben' en 'zijn'.

Een voorbeeld:

Hij had lang blond haar, zijn ogen waren lichtblauw en zijn neus was nogal klein en dik.

Dat kan veel beter, onder andere door:

  1. andere werkwoorden te kiezen;

  2. door in een opsomming maar één werkwoord te gebruiken.

GEEF EFFECTIEF EN MOTIVEREND LES IN TEKSTSCHRIJVEN   387

Voorbeeld (a):

Lang blond haar hing in fraaie golven tot op zijn schouders, zijn lichtblauwe ogen keken me vrolijk aan en zijn nogal kleine, dikke neus leek alleen maar grappig.

Voorbeeld (b):

Hij had lang blond haar, lichtblauwe ogen en een nogal kleine, dikke neus.

Opdracht: Verbeter nu de persoons- en ruimtebeschrijvingen in je concepttekst.

  • In een verhaal met veel inwendige monoloog vergeten veel leerlingen hun verhaal in te delen in alinea's. Dat maakt het lezen van zo'n verhaal onnodig moeilijk.

Probeer de volgende vuistregels te gebruiken:

  • maak een alinea niet langer dan 70 woorden; voor dit verhaal betekent dat een indeling in ongeveer 5 tot 7 alinea's;

  • een alinea is een stukje van het verhaal met duidelijk afgeronde inhoud, bijvoorbeeld de inleiding, het slot, een beschrijving, een situatie;

  • begin een nieuwe alinea bij een 'tijdsprong', bijvoorbeeld bij: Na vijf minuten zag hij de roofvogel opnieuw boven zich.

  • Bekijk nu kritisch de alinea-indeling van je verhaal; zet een schuine streep in de tekst, waar je alsnog een nieuwe alinea wilt beginnen.

LESUUR 5

(15) Schrijf de definitieve tekst (thuiswerk).

  • LAYOUT

Schrijf de titel met dubbelgrote letters; laat de twee regels erboven en eronder blanco.

Zorg voor minstens twee illustraties, die het voor de lezer mogelijk maken zich alles goed voor te stellen: een foto of tekening van het hoofddier en van zijn natuurlijke leefomgeving.

  • WOORDKEUS

Lees elke zin eerst in zijn geheel en wees nu kieskeurig ten aanzien van de gebruikte woorden.

  • SPELLING EN LEESTEKENS

Wees hierbij heel zorgvuldig en lees de tekst na een dag nog een keer aandachtig door alleen voor de spelling en de leestekens.

Zet gedachten en gevoelens niet tussen aanhalingstekens.

  • ZINSBOUW

Gebruik zoveel mogelijk grammaticaal correcte zinnen, dus zinnen met minstens één onderwerp en één persoonsvorm.

388   Cor Vlasman

Opmerking: bij het beschrijven van gedachten en gevoelens in een inwendige monoloog hebben veel leerlingen de neiging veel elliptische zinnen te gaan gebruiken, zinnen zonder onderwerp en zonder persoonsvorm. Dit maakt het lezen van zo'n verhaal vaak moeilijk. Doe dat dus alleen als je vindt dat dit in een bepaalde situatie echt 'moet'.

(16) Voorcorrectie.

  • Het is een bekend verschijnsel dat iemand tenslotte 'blind' wordt voor fouten in zijn eigen tekst. Ook getrainde schrijvers vragen daarom vaak aan een collega om de definitieve tekst voor ze na te lezen op eventuele fouten.

  • Wissel je tekst met een klasgenoot en bekijk elkaars tekst op fouten ten aanzien van spelling, zinsbouw, leestekens en formuleerfouten. Gebruik een potlood om aanwijzingen over eventuele fouten in de kantlijn te noteren. Zet die aanwijzingen dus niet in de tekst zelf! Gebruik voor die aanwijzingen de volgende tekens:

een spellingsfout   ..=

een zinsbouwfout   >

een leestekenfout   x

een formuleerfout   —o

Pleeg tijdens dit nakijken nog geen overleg met elkaar.

  • Als jullie allebei klaar zijn, ruil je weer van tekst.

Probeer nu eerst zelf te achterhalen welke fouten je eventueel gemaakt hebt en verbeter die.

  • Pleeg zonodig nu nog overleg met elkaar.

  • Vraag zonodig je docent om hulp.

  • Gum alle aanwijzingen voor de kantlijn weg.

  • Alleen wie dat noodzakelijk vindt, herschrijft nu nog zijn definitieve tekst.

  1. Lees elkaars teksten.

Lees drie teksten van klasgenoten en noteer wat je echt goed vindt in elk verhaal. Gebruik hiervoor per verhaal ongeveer 50 woorden.

  1. Lever in: de definitieve tekst,

de concepttekst,

de geraadpleegde informatie.

  1. Corrigeren en beoordelen door de docent.

  • Goed systematisch schrijfonderwijs biedt de mogelijkheid tot effectieve correctie en beoordeling.

  • Correctie

Alle belangrijke problemen en de oplossingen ervan zijn in de voorafgaande lessen besproken en geoefend:

GEEF EFFECTIEF EN MOTIVEREND LES IN TEKSTSCHRIJVEN   389

  • het aantal gemaakte fouten is daardoor aanzienlijk kleiner;

  • bovendien kan de docent bij de meeste fouten volstaan met korte verwijzingen naar de behandelde problemen.

  • Beoordeling

De docent heeft in de v000rafgaande lessen duidelijk gemaakt aan welke eisen de inhoud, de opbouw, de formulering en de lay-out moeten voldoen; hij kan dus op een beknopte manier duidelijk maken in hoeverre elk van deze aspecten aan zijn eisen voldoet en waardoor.

  • Bij het corrigeren van de tekst kan worden volstaan met:

  • de vier correctietekens zoals die door de leerlingen gebruikt worden bij de voorcorrectie;

  • korte aantekeningen voor de kantlijn.

  • Bij de beoordeling kan efficiënt gewerkt worden met het volgende beoordelingsmodel.

BEOORDELINGSMODEL VOOR VERHALEND SCHRIJVEN Een voorbeeld van een derdeklasser

CREATIEVE TAALVAARDIGHEDEN   TECHNISCHE TAALVAARDIGHEDEN

Inhoud   21 / 30   Leestekens   6,5 / 10 (-0,5)

Opbouw   12 / 20   Spelling   8 / 10 (-1)

Formulering   32 / 40   Zinsbouw   8 / 10 (-2)

Lay-out   7,5 / 10

22,5 : 3 = 7,5 72,5 : 10 =   7,3

x3

21,9 Technische vaardigheid   +7,5

EINDCIJFER   29,4 : 4 = 7,4

OPMERKINGEN

  •   De inleiding is zwak.

  •   De beschrijving van de gedachten en gevoelens is uitstekend evenals de beschrijving van de personen.

TOELICHTING:

  •  Bij de beoordeling van de creatieve vaardigheden werd ervan uitgegaan dat een leerling een 7 krijgt op de tienschaal als hij redelijk voldoet aan de eisen die voor dat onderdeel gesteld worden. Omdat voor de inhoud hier 30 punten toegekend kunnen worden, betekent dat dus 21 punten. Wie

390   Cor Vlasman

een 8 op de tienschaal zou verdienen voor formulering, krijgt dus 32 punten, enz.

De verdeling van de punten over de vier aspecten is arbitrair: ze berusten eendeels op het belang van het aspect binnen het geheel van de tekst, anderdeels op de moeilijkheidsgraad van dat aspect. Bij informerende teksten ligt die verdeling op 40/20/30/10 en bij beschouwende/betogende teksten op 20/30/40/10.

  •   Voor elk van de technische vaardigheden werden tien punten toegekend; tussen haakjes staat de korting voor elke gemaakte fout.

  •   Voor de berekening van het eindcijfer werden de creatieve vaardigheden vermenigvuldigd met 2 voor de tweede klas, met 3 voor de derde klas enz.; de technische vaardigheden werden daar bijgeteld.

  •   Het eindcijfer werd berekend door te delen door 2+1 of - zoals bij deze derdeklasser - door 3+1.

Met enkele korte verklaringen voor de cijfergeving van de creatieve vaardigheden besluit deze analytische correctie en beoordeling.

  •   Deze manier van corrigeren en beoordelen is effectief, efficiënt en motiverend.

  • Effectief: de leerlingen krijgen voldoende aanwijzingen om de volgende keer een betere tekst te kunnen schrijven.

  • Efficiënt: wie enige tijd op deze manier gecorrigeerd en beoordeeld heeft, heeft er niet meer, maar vaak minder tijd voor nodig dan bij de globale 'aarzelen en dubben'-methode.

  • Motiverend: de docent kan hierbij ook duidelijk maken welke creatieve en technische vaardigheden wel goed zijn; een tekst zal op deze manier niet gauw beoordeeld worden als onvoldoende omdat één aspect van de zeven onvoldoende is.

GEEF EFFECTIEF EN MOTIVEREND LES IN TEKSTSCHRIJVEN   391

BIJLAGE

Voorbeeldteksten van leerlingen

VINVISSENANGST

Langzaam zwom ik vlak voor de kust van Australië langs het Groot Barriëre Rif Het water werd steeds aangenamer door de opkomende zon, dit was de plaats om m'n baby te krijgen. Ik voelde flauw de pijn opkomen: het viel niet mee om een bijna zeven meter lang kind ter water te brengen. Felle pijnen schoten nu door mijn lichaam.

Ik zwiepte hevig met mijn staart heen en weer, zo fel schoot de pijn door mijn lichaam. Ook bracht ik een geluid voort, dat wel wat op zingen leek. Ik wilde absoluut alleen zijn en zo waarschuwde ik mijn mede-blauwe-vinvissen om niet in mijn buurt te komen. Ik kronkelde met mijn grote, logge lijf heen en weer.

Een felle, zeer hevige pijnscheut en ah, even rust ...

Mijn kind voelde het aangename water van de oceaan al langs zijn staartje stromen. Als er nu van die kleine dieren met twee armen en benen in mijn buurt zouden zijn, dan zouden ze, denk ik, met hun knaldingen mij en mijn baby doden.

Opeens begon mijn onderlijf te trillen en ik wist, dat nu het ergste kwam: de rest van mijn baby moest geboren worden. Onder de meest ondragelijke pijn perste ik met nog meer moeite mijn kind naar buiten.

Na ongeveer vijftien minuten moest alleen de kop van mijn baby nog geboren worden. Nog een pijnscheut, nog een keer persen: ik kneep mijn ogen stijf dicht en ... mijn kind dreef hulpeloos in het water. Het zag er mooi uit. Nu nog sierde een heel lichtgrijze kleur hem, maar over een paar weken zou hij een mooie diepgrijze kleur hebben.

Hij keek helder uit zijn halfopen ogen en zijn kleine staartje bewoog zachtjes heen en weer. Ik zag dat het een jongen was, Fabian zou hij heten. Nu restten mij nog twee dingen: de navelstreng moest verbroken worden en Fabian moest gaan ademen. Ik kromde mijn lichaam, gaf een enorme klap op het water met mijn staart. Als een pijl uit de boog schoot ik van mijn kind weg. De navelstreng kwam strak te staan en knapte. Snel zwom ik naar Fabian terug. Zachtjes duwde ik hem naar de oppervlakte en deed hem voor, hoe hij moest ademen. Maar wat ik ook probeerde, Fabian ademde niet! Ik hield hem een hele tijd boven water, maar nog deed hij niets. Op dat moment schoot mij het droevige verhaal van mijn vriendin Sabine te binnen. Zij had twee maanden eerder ook een kind gekregen, een meisje, Vinneke. Sabine probeerde toen ook van alles om Vinneke te laten ademen, maar dat lukte niet. Na enkele minuten was Vinneke gestorven aan ademnood ...

Ik probeerde of Fabian zou reageren op zachte klapjes op zijn rug met mijn staart. Ik gooide hem een stukje de lucht in, zodat hij met een klap op het water neerkwam. Hij deed niets. Langzaam voelde ik me wanhopig worden. Als hij niet wilde ademen, zou ik hem kwijt raken!

392   Cor Vlasman

Oh, ik hield al zo zielsveel van hem! Ik deed alles om hem te laten ademen: ik schudde hem heen en weer, liefkoosde hem, zong voor hem, gaf hem kleine tikjes, deed wel tien keer voor hoe hij moest ademen, maar niets hielp! Ja, hij keek helder uit zijn ogen en bewoog een beetje! Gelukkig leefde hij dus nog wel. Er was nog hoop!

Weer probeerde ik hem te laten ademen en ik besefte, dat de tijd drong. Fabian moest nu gaan ademen. Oh lieve, lieve jongen, doe het nou voor mij! Schep een luchtje boven water, spring, dans, of weet ik wat! Adem Fabian, adem, adem, adem! smeekte ik in stilte. Maar hij keek me aan alsof ik gek was en het leek net of hij me uitlachte. Ik werd gek van wanhoop! Ik wilde zo graag een kindje! Een heel jaar lang heb ik met je rondgezwommen! Een heel jaar lang heb ik op je gehoopt! En nu wil je niet ademen, Fabian!

Levenslust had hij wel, maar hij snapte blijkbaar niet, dat bij willen leven ook willen ademen hoort. Weer probeerde ik van alles. Ik aaide hem weer; duwde hem weer naar boven, sloeg hem weer zachtjes en bad zelfs voor hem naar de Vinvisgod Oradin. En toen, het leek wel of Fabian daarop had gewacht, zwom hij plotseling naar boven. Hij deed zijn bek open, alsof hij wilde beduiden, dat hij inzag wat hij moest doen. Zou het dan toch ...

Fabian gaf een schrille kreet en eindelijk, eindelijk spoot er een fonteintje uit zijn neusgaten ...

Dolgelukkig zwom ik met hem naar de andere wijfjes.

Sandra Sinjewel, klas 3

SLAPEN

Kou ... regen ... wind. Slecht voor de spijsvertering, zeker 's morgens na het eten, maar daar mijn hol is afgesloten, moet dit maar. Volgens zeggen lijk ik op mijn vader, wat een bruinachtige kleur, dikke en stevige poten, een voor een rat erg lang en dun lichaam, een sierlijke, lange staart en grote ogen inhoudt. Al veel te lang moet ik dit leven veplicht voortzetten in een hol in de muur van een lage, vochtige, donkere en koude kelder, waarvan de eigenaar mij eindelijk heeft laten ontsnappen, nou ja ... eruit heeft laten trappen. Mijn leven gaat nu door met als uitzicht een hoge muur en een diepe, smerige gracht, terwijl er nog altijd geen einde komt aan dit belabberde, met hoofdpijn, buikpijn, braakneigingen, darmkrampen, kattenhaat, onbegrip en het opkomen van slokdarmtumors gevulde leven.

Al een paar dagen bivakkeerde ik bij een groene bak vol eten, die nu helaas weg is, waardoor een nieuwe stek gevonden moet worden. Daar het weer slecht is zal ieder hol uitnodigen tot overnachten, zo ook dit hol tussen twee met voedzaam spul gevulde bakken. Helaas is de eigenaar het hier niet mee eens, met als gevolg, dat hij mij een agressieve duw geeft. Een vanaf de grond geworpen blik vertelt mij dat hij kracht, lelijkheid, breedte, lengte, hardheid, kwaadheid, agressie en psychische problemen genoeg bezit om mijn botten te breken, voor-

GEEF EFFECTIEF EN MOTIVEREND LES IN TEKSTSCHRIJVEN   393

dat de duivel er erg in heeft, dat hij een nieuwe logé in de hel krijgt. Na zijn lichaam gebukt te hebben, loopt hij op mij af Zijn ogen schieten vuur, zijn mond iets, dat er qua reuk sterk op lijkt, zijn neus iets dat niet thuis valt te brengen. We zullen het maar niet hebben over wat zijn oren schieten, dat is te erg voor woorden ...

Hij grijpt mij in mijn keel en sleept en sleurt mij de goot in, waarna een heel hard gevoel mij bekruipt. Zoiets is mij nog nooit overkomen, zo'n klap, alsof mijn schedel wordt gekraakt tussen stenen, waarna mijn bloedend hoofd in mijn romp gedrukt wordt. Maar goed, nu dit toch tot mijn leefgebied is gebombardeerd, moet dit maar. Dan komt de reuk van deze plek in mijn neus ... spontaan slaat mijn spijsvertering op hol, mijn hersens slaan op hol waarna minstens 90% afsterft, mijn darmen komen via mijn maag - waar het maagzuur ook even meegaat - in mijn keel, waarna ik ze in ongeveer een kwartier uitbraak en mijn hart lijkt 15 slagen per seconde te geven. Waar is mijn pacemaker?

Een beetje van de stank bekomen, kijk ik rond. Op zich niet zo'n slechte omgeving, behalve de stank en mijn kotsplek. Een leuk betegeld randje naast een leuk, bruin stroompje, een mooi glinsterend, rond, grijs dak en muur in één geheel, en leuke grijze buisjes waaruit gezellig wat water stroomt, versieren de omgeving. In de stroom liggen enkele leuke, grijze met driehoekjes en doodshoofden beschilderde vaten, wat andere kleinere vaten, witte vellen en bruine planken gezelschap te houden. Daar de stank toch te ondraaglijk het milieu verpest, gaat mijn lichaam toch maar eens een uitgang zoeken.

Na een stukje lopen vallen mij voor het eerst zwarte vlekken op in het water. Dat ziet er op zich best smakelijk uit en daar mijn darmkanaal al behoorlijk opdroogt, zie ik geen reden om niet een beetje te proeven. Dat was dus de grootste fout sinds mijn geboorte. De zooi plakt aan mijn tanden en is nauwelijks door te slikken. Omdat er geen lucht meer door mijn mond komt, ga ik door mijn neus ademen. Meteen vliegt alles eruit door de stank ... Geef mijn portie maar aan Fikkie. De wil om verder te lopen overtuigt me ervan deze actie ook uit te voeren, met als gevolg dat ik in de stroom val.

Met moeite heft mijn hoofd zich uit de zooi en met meer moeite veegt mijn hand de zooi weg. Gelukkig is er een huis waaruit water stroomt dichtbij, uitstekend geschikt voor een douche. Met de grootste moeite baant mijn lichaam zich een weg door wat het ook moge wezen en gaat onder de buis staan. Opeens wordt mijn karikatuur van een rat oftewel ikzelf meegesleurd de buis in. Met duizelingwekkende snelheden bots ik ergens tegenaan. Sinds de vorige pagina heeft mijn lichaam niet zo'n pijn hoeven te verduren, maar ... het went, dus gaat mijn oog de kamer observeren. Het eerste wat mij opvalt is dat mijn hoofdpijn mij niet belet rond te kijken, het tweede dat opvalt is, dat drie muren van de vierkante, geheel witte kamer - met een vreemd soort pot tegen de vierde muur en daarnaast een behoorlijk breindode man - op palen staan. De breindode man heeft in zijn hand geklemd een soort cylinder met aan de ene kant een scherpe punt en aan de andere kant een drukknop. Dit vreemde voorwerp is gevuld met een smakelijk uitziende vloeistof en daar mijn darmkanaal nog ligt te verdrogen, neem ik een slok. Smaakt niet slecht, best wel goed zelfs. Geef Fikkies portie maar aan mij. Bang dat het bederft, ontfermt mijn spijsvertering zich over de hele zooi.

394   Cor Vlasman

Meteen wordt alles weer vaag, alsof mijn geest wegvliegt en dit brengt erg veel pijn, maar ook veel opluchting, vrijheid, rust en duizelingen met zich mee. Vaag hoor ik stemmen, onzeker of ze er zijn of niet, vaag zit het breindode figuur naast de pot, vaag blijft de vage reuk van de eerder genoemde ruimte uit de pot stromen, vaag dondert mijn hoofdpijn op mijn schedel, vaag kots ik mijn darmen leeg, vaag brandt het maagzuur zich een weg door mijn lichaam, vaag wordt mijn hart verteerd, vaag banen mijn gedachten zich een weg tot hoog boven de witte kamer; waar mijn vage lichaam vaag staat te zijn, vaag zwelt een ziekte in mij op, vaag zakt mijn lichaam ineen, vaag komt een goed, duizelig ziek, afwezig, geweldig, vreselijk, hemels, maar toch hels, zelfmoordneigingen-verwekkend gevoel in mij op ...

Voor het eerst voel ik mij goed, mede door de gedachte dat dit wel eens de laatste keer zou kunnen zijn. Hopend dat dit een dodelijke overdosis is, zweeft mijn slechte leven aan mij voorbij. Tevreden met het slot hiervan, sluiten mijn ogen zich eindelijk ...

Hoofdpijn ... buikpijn ... darmkrampen ... vermoeidheid ... honger. Waarom word ik nou nooit eens dood geboren? Gelukkig ruikt mijn oplettende neus een rond, wit schijfje in de jaszak van de nog steeds aanwezige breindode man. De laatste keer dat ik zo'n ding heb gegeten, betekende dat het einde van een lange periode met onafgebroken hoofdpijn. Zonder aarzelen zetten mijn tanden zich in het schijfje, waarna de agressie mij bekruipt. Een energiestroom davert door mijn lichaam, mijn hoofd spat bijna uiteen door de agressieve krachten die opgewekt worden. Er moet nog een rekening vereffend worden. Dankzij hoge snelheden, harde energiestoten en mijn benen vliegt mijn lichaam de straten door.

Mijn ogen voel ik wijd open staan, de agressie stijgt. Al snel passeer ik de plaats waar de groene bak heeft gestaan en is het hol bij de grijze bakken zichtbaar. Er staat wat troep voor het hol. Mooi! Een schop met mijn rechterpoot is voldoende om de troep opzij te krijgen, waarna de oude monsterrat opspringt. Gestoord van woede ren ik op hem af Radeloos van angst en smekend om genade kijken zijn grauwe ogen mij aan. Mijn adrenalinepeil stijgt, ik voel het, moordlust zwelt in mij op ... martelingen komen uit het diepste kwaad van mijn geest op ... het kwijl druipt uit mijn mond. Het monster voelt mijn hand om zijn nek, die zijn strot dichtknijpt ... Na het ontspannen van die hand valt hij kuchend neer, wat mij de gelegenheid geeft hem de goot in te schoppen en iets te gaan doen, wat ik allang had moeten doen: slapen. Maar voor de zoveelste keer deze avond krijg ik te maken met iets voor mij onbekends, dat op een hoofdpijn-verwekkende, geestelijke handicaps producerende en mentale rattenkankergezwellen ontketenende manier mijn plezier in het leven lijkt te gaan verzieken.

Slapeloosheid!!!

Niek Fraanje, klas 3

Labels

doelgroep
NT1-leerlingen
domein
schrijfonderwijs
land
Nederland
thema
onderwijsleeractiviteiten

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

10de Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 1996