Hoe valt literaire ontwikkeling vast te stellen?

AndrĂ© van Dijk  ·  10de Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  1996  ·  pagina 333 - 337

HOE VALT LITERAIRE ONTWIKKELING
VAST TE STELLEN?

André van Dijk

Het Tweede Fase-examenprogramma Literatuur zoals dat opgesteld is voor de Moderne Vreemde Talen en Nederlandse Taal en Letterkunde, onderscheidt drie subdomeinen: Literaire ontwikkeling, Literaire begrippen, en Literatuurgeschiedenis. In deze uiteenzetting richten we de aandacht op het eerste subdomein en wel op eindterm 40 (bij Frans/Duits en Engels) ofwel de identieke eindterm 26 (bij het vak Nederlands):

"De kandidaat is in staat leerervaringen op te doen door het lezen van een gevarieerd aanbod aan teksten, zodat hij in aansluiting op zijn persoonlijke voorkeuren zijn leessmaak kan ontwikkelen."

De ontwikkeling van de leessmaak dienen de examinatoren vast te stellen nadat de leerling zich twee of drie jaar verdiept heeft in literaire werken. Aan het begin van zijn bovenbouwloopbaan schrijft de leerling een leesautobiografie; vervolgens leest hij in de loop van de jaren een aantal teksten en voert hij verdiepingsopdrachten uit waarbij hij zijn persoonlijke leeservaring beschrijft, verdiept en evalueert; en ten slotte - als laatste onderdeel van het leesdossier - maakt hij de balans op: een balans die het voor de hand liggend vertrekpunt vormt van een schriftelijk of mondeling examen. Dus: eerst een intake-toets, dan de persoonlijke studie, ten slotte de beoordeling.

De vraag waar we ons hier op concentreren luidt: hoe valt literaire ontwikkeling vast te stellen? Aan de hand van welke criteria stelt een examinator vast of er inderdaad literaire smaakontwikkeling heeft plaatsgevonden? Hoe stelt men ten opzichte van de entréetoets vast dat de verdieping het beoogde resultaat heeft opgeleverd? Meten is weten. Hoe valt leessmaakontwikkeling objectief te meten?

1 VIER MODELLEN

Bij wijze van (verkenning van een) antwoord beschrijven we hier kort vier modellen: (1) een abstract-technisch model; (2) een lezersmodel; (3) een antropologisch model; (4) een model 'cultuur en ontwikkeling'. Elk model verdient een nadere uitwerking en didactisering. Vooralsnog gaat het er mij als leraar Nederlands hier om om voor mezelf een verantwoord beeld te vormen van mijn taak, en een handreiking te bieden voor collega's en vaksecties, materiaal om het gesprek over het examen Literatuur te stimuleren.

334   André van Dijk

1.1 Een abstract-technisch model

Ontwikkeling betekent: (1) updaten; (2) verbreden; (3) communicabel maken; (4) innoveren. Laten we deze facetten met voorbeelden illustreren voor literaire ontwikkeling. De leesautobiografie vertelt dat de leerling de film Geschichte ohne Ende heeft gezien; updating betekent dan dat hij nu de romanversie leest. De leerling heeft thuis de video The Hunchback of the Notre Dame, Sans Famille of de stripverhaalversie van Niels Holgerson; actueel maken houdt dan in dat hij passages uit het oorspronkelijke werk gaat lezen en zich rekenschap geeft van de verschillen.

Verbreding houdt vervolgens in dat de leerling een thema uitwerkt of een genre nader verkent, of naast het bijbelboek Ruth ook het verhaal leest van Esther. Naast eenvoudige thrillers/detectives als Havank gecompliceerde boeken als In de Naam van de Roos, naast jeugdboeken als Mories Besjoer literatuur van Tahar ben Jalloun uit de Mahreb, naast sprookjes van Moeder de Gans cultuursprookjes van Andersen. Updating en thematische verbreding en/of verbreding van een genre: deze actualiseringen en uitbreidingen zijn objectief meetbaar.

Van ontwikkeling is er ook sprake als leerlingen het bereik verruimen van onderwerpen waarover men wil of kan of durft te communiceren. Het is moeilijk om vrijmoedig te spreken over intimiteiten, over de smaak van de eigen maatschappelijke klasse als men vanuit de literatuur inziet dat deze onder kritiek gesteld wordt. Gerard Reves portret van zijn ouders in De Avonden of Gipharts harde beschrijvingen van intieme persoonlijke handelingen, hoe deze zo in het gesprek in te brengen dat men er de eigen visie op de werkelijkheid mee kan vergelijken?

Innovatie houdt in dat de leerling op een andere manier met literatuur heeft leren omgaan: het gebruik van nieuwe media, eventueel persoonlijke ontmoetingen met auteurs, vergelijkingen van cultuurdeelname, het vervaardigen van een filmscript, het omzetten van een romanplot in een gedicht of tekening, het herschrijven van een slot, de uitbeelding van een verhaalgegeven vanuit een ander perspectief, enz.

Mijns inziens valt de literaire ontwikkeling zeker objectief vast te stellen voor zowel de kandidaat als de examinator - op basis van een goed en tamelijk uitvoerig entréeverslag - met behulp van het abstracte model met de vier componenten updating, verbreding, het communicabel maken, en innovatie.

1.2 Een lezersmodel

Het model dat lezersreacties/opstellingen kwalificeert, sluit nauw bij het abstracte model aan. De kwalificaties worden in de eindtermen omschreven met: "de kandidaat kan zijn persoonlijke lezerservaring beschrijven, verdiepen en

HOE VALT LITERAIRE ONTWIKKELING VAST TE STELLEN?   335

evalueren". Het model dat focust op de lezer, maakt onderscheid tussen een viertal niveaus. Men kan lezers onderscheiden naar de intensiteit waarmee ze omgaan met het boek. We geven enkele niveaus aan:

  1.  de lezer die het verhaal beleeft: emotionele reacties staan centraal;

  2.  de lezer die het boek aan een beschouwing onderwerpt: een analyse van eigen en andermans reacties wordt ondernomen;

  3.  de lezer die zich opstelt als criticus: een historische situering wordt beschreven en geconfronteerd met een eigentijds perspectief;

  4.  de lezer die creatief reageert op het literaire werk: men neemt het literaire werk als uitgangspunt voor een eigen choreografie, een film, een vertaling in een ander genre, een vertaling in een andere taal.

Aan deze reeks kan men toevoegen de omgang met het boek als fysiek object:

  1.  de lezer als koper, die de boekenmarkt kent, van marketingtechnieken op de hoogte is en toptienlijsten kan doorgronden;

  2.  de lezer als lener, bekend met soorten bibliotheken en het NBLC enz.

Zowel de kandidaat als de examinator kunnen deze niveaus vaststellen, en daarmee is literaire ontwikkeling in beeld te brengen.

1.3 Stadia op de levensweg

Een derde model vertelt over ontwikkeling in antropologische zin. Wat betekent het dat een leerling zich als mens ontwikkelt en de literatuur daarbij als gesprekspartner gebruikt? We wijzen hier - bij wijze van voorbeeld - op het indringende boek Stadia op de levensweg van S. Kieregaard. De Deense schrijver onderscheidt verschillende fasen die een mens kan doorlopen.

Hij wijst de esthetische fase aan, de ethische en de religieuze fase. Niet iedere leraar zal met deze indeling uit de voeten kunnen, we betreden hier het spanningsveld tussen mooie (indringende) boeken, en boeken waarin het gaat om goed en kwaad, of zelfs boeken met een openbaringskarakter. Indien men ooit beseft dat omgang met literatuur ook een keuze betekent met betrekking tot waarden en normen, dan is dat wel hier. Stel dat men deze stadia accepteert als criteria bij het vaststellen van literaire ontwikkeling, dan houdt dat in (in voorbeelden) dat de bespreking van Sleepers zich niet beperkt tot het camerawerk, het 'point of view' en de spanningsopbouw van het narratieve gegeven, maar dat ook de vragen naar het eigen rechter spelen en het dilemma van de priester (wegens leugens op tegen levens) het volle pond krijgen.

Het materiaal dat Schram & Geljon (1997) ontwikkeld hebben, is in dit opzicht zeer waardevol: niet de vraag of de parabels mooi of lelijk geschreven zijn, maar de vraag of de lezer voor zichzelf kan verantwoorden wat goed en fout is,

336   André van Dijk

dat is het onderwerp van bezinning. Waar het mij hier om gaat, is dat de kandidaat en de examinator wel degelijk kunnen vaststellen of er sprake is van literaire ontwikkeling als men in staat is de ethische dimensies van literatuur te bespreken en daarbij de eigen waarden en normen toe te lichten.

1.4 Cultuur en ontwikkeling

De filosoof Amartya Sen, in het UNESCO-rapport Our creative diversity, betoogt dat literatuur op drie niveaus met ontwikkeling samenhangt: op instrumenteel niveau, op evaluatief en op constitutief niveau.

  1. In onze cultuur is de communicatie doordrenkt van literaire verwijzingen zonder welke het maatschappelijk moeizaam communiceren is: Barbertje moet hangen, een roepende in de woestijn, als de vos zijn passie preekt, what do you read mylord. Een vaksectie Literatuur helpt leerlingen met van hen fors wat kennis te vragen van het type 'wat iedere Europeaan moet weten'.

  2.  Goede werken uit de literatuur houden de lezer een spiegel voor: hoe zou ik, lezer, mij in die situatie gedragen hebben? Lezers spiegelen zich en ontwikkelen zich daardoor.

  3. Grote letterkundige werken helpen ons bij het ontwikkelen van onze mentale constructies: het beleven van en nadenken over de samenleving en het leven in het algemeen. Ontwikkeling kan men dan constateren bij wie begrippen als queeste, `mémoire involontaire', een Amadeus-constructie van de film Karakter, het concept 'Kafkaeske situatie' kan identificeren en hanteren.

2 CONCLUSIE

Hoe valt literaire ontwikkeling vast te stellen? Een objectieve meting is zeer zeker mogelijk en aan leerlingen op transparante wijze duidelijk te maken. De basis is een objectieve en uitgebreide entréetoets. Men doet recht aan verschillen als men voor deze leesautobiografie ruim de tijd neemt. Een kennistoets is daar een onontbeerlijk onderdeel van. De leerling moet zich bekend maken. Men moet hem de maat meten. De leesautobiografie dient eerst als uitgangspunt van de planning van de leerlingen: welke literaire werken is men voornemens te gaan lezen? wat zijn de mogelijkheden voor updating, voor verbreding, enz.? bij welke werken heeft men als kind of jeugdige lezer wel aandacht gehad voor de spanning en de sensatie, maar eigenlijk niet voor de ethische kant ervan, enz.?

HOE VALT LITERAIRE ONTWIKKELING VAST TE STELLEN?   337

Een zorgvuldige planning is noodzakelijk. De rol van de leraar/coach is van veel gewicht: hij moet duidelijk maken wat ontwikkeling betekent. Ten slotte kan men de leesautobiografie gebruiken als referentie bij het balansverslag. Zoveel is zeker dat de vier modellen (elk op zichzelf en zeker ook in combinatie) mijns inziens voldoende criteria leveren als handreiking om te beoordelen of men kerndoel 40/26 bereikt heeft: het is goed mogelijk vast te stellen of de kandidaat in aansluiting op zijn persoonlijke voorkeuren zijn leessmaak ontwikkeld heeft.

LITERATUUR

Schram, D. & C. Geljon: Blijvend in verbeelding. Amsterdam, 1997.

Labels

doelgroep
NT1-leerlingen
domein
literatuuronderwijs
land
Nederland
onderwijstype
voortgezet/secundair onderwijs

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

10de Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 1996