Leren omgaan met zaakvakteksten

Goedele Duran & Christine Mechelmans  ·  10de Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  1996  ·  pagina 119 - 129

ANDERSTALIGE NIEUWKOMERS
Leren omgaan met zaakvakteksten

Goedele Dumn & Christine Mechelmans

Anderstalige nieuwkomers in het secundair onderwijs krijgen in Vlaanderen 26 uur Nederlands per week gedurende één schooljaar. In die tijd moeten zij zo goed mogelijk voorbereid worden op het vervolgonderwijs. Welke richting zij ook uitgaan na het onthaaljaar, in elk geval zullen zij op school met vaktaal en zaakvakteksten geconfronteerd worden. Eén van de belangrijkste doelstellingen van het onthaaljaar is daarom de leerlingen de nodige vaardigheden bij te brengen om studieteksten van de verschillende vakdomeinen in grote lijnen te kunnen begrijpen, in zoverre het algemeen schools taalgebruik betreft. Ook het globaal begrijpen van onderwijsleergesprekken hoort daarbij.

Om leerlingen met zaakvakteksten te leren omgaan, is inzicht nodig in de verschillende componenten die bijdragen tot de moeilijkheidsgraad van een tekst, teneinde een goede tekstselectie te kunnen maken.

DE TOEGANKELIJKHEID VAN TEKSTEN'

De toegankelijkheid van teksten is afhankelijk van vier factoren, die als continua beschouwd worden:

  1.  de wereld in de tekst;

  2.  de mate van contextualisering;

  3.  het gevraagde verwerkingsniveau van de informatie;

  4.  de talige moeilijkheidsgraad.

De wereld die in de tekst aangeboden wordt, is de inhoud, het onderwerp van de tekst. Dat kan een onderwerp zijn waarmee leerlingen heel vertrouwd zijn, bijvoorbeeld een dag op de eigen school. Maar minder vertrouwd kan ook: 'het gezonde ontbijt' lijkt wel bekend te zijn voor alle leerlingen, maar een ontbijt is cultureel en sociaal gekleurd. De kans is bijgevolg groot dat de tekst een beroep doet op kennis die niet alle leerlingen bezitten. Als dat ontbijt bovendien beschreven wordt in termen van de nodige mineralen en vitaminen, is de tekst vermoedelijk ook voor 'gewone' leerlingen moeilijk.

Kortom, hoe ongebruikelijker het perspectief, hoe onbekender of abstracter het onderwerp, des te moeilijker de tekst. Bovendien verschillen leerlingen van elkaar wat hun positie ten opzichte van dit criterium betreft: wat een bekende wereld is

120   Goedele Duran & Christine Mechelmans

voor de één, kan een vaag bekende of zelfs onbekende wereld zijn voor de ander.

Een ander continuüm betreft de mate van contextualisering in een tekst. Teksten met veel visuele ondersteuning of een sterke verankering in het hieren-nu zijn in hoge mate gecontextualiseerd. Je kan veel informatie halen uit de omgeving van de tekst of de rest van de situatie. Daartegenover staan gedecontextualiseerde teksten, waarbij de tekst je enige bron van informatie is, zonder enige vorm van visuele ondersteuning. Zelfs het meest alledaagse onderwerp kan op een gedecontextualiseerde manier weergegeven worden, zodat het moeilijk wordt voor laagtaalvaardige lezers.

We nemen opnieuw de denkbeeldige tekst over het gezonde ontbijt. Hierbij kan een afbeelding staan van een ontbijtende familie, een maaltijdschijf met ontbijtproducten, een ongezond naast een gezond ontbijt, enz. De wereld die in de tekst aangeboden wordt, blijft dezelfde, maar hij wordt wel concreter en toegankelijker gemaakt door welgekozen afbeeldingen.

Heel belangrijk is ook de vereiste mate van verwerking van de informatie in en om de tekst. In sommige taken is het voldoende dat de tekst op beschrijvend niveau verwerkt wordt: de leerling hoeft geen operaties op tekststructuur en dergelijke uit te voeren. Een verhaal lezen situeert zich op het beschrijvende niveau. Als de leerling wel operaties met de tekst moet uitvoeren, is er sprake van een structurerende verwerking. Hij moet informatie reorganiseren, impliciete informatie zoeken, bijvoorbeeld bij het maken van een schema. Evalueren staat nog een stukje verder op het continuüm: de leerling moet informatie uit de tekst vergelijken met informatie uit andere bronnen en zich op basis daarvan een mening vormen, een antwoord formuleren, enz. Uit drie mogelijkheden het beste einde voor een verhaal kiezen vereist een evaluerende verwerking.

Het vierde continuüm ten slotte, behelst de talige complexiteit van de tekst. Hierin spelen verschillende componenten van de taal een rol. Onder andere tekstsoort, syntactische complexiteit, lexicon, en register bepalen of het taalgebruik in de richting van DAT (Dagelijks Algemeen Taalgebruik) dan wel van CAT (Cognitief Academisch Taalgebruik) gaat.

De combinatie van deze vier factoren bepaalt hoe moeilijk een tekst uiteindelijk is. Een tekst kan over een voor iedereen onbekend, abstract onderwerp gaan, en toch vrij toegankelijk zijn door een hoge mate van visualisering, een lage syntactische complexiteit en een laag verwerkingsniveau. Het evaluerend verwerken van een tekst kan gemakkelijker zijn dan het structurerend verwerken van een andere tekst omdat de wereld in deze laatste tekst onbekend is, er minder afbeeldingen bij staan en het taalgebruik ook moeilijker is.

Hoe situeert de gemiddelde zaakvaktekst zich ten opzichte van de hierboven beschreven continua? Een tekst uit een handboek geschiedenis voor het tweede jaar secundair onderwijs helpt die vraag te beantwoorden.

ANDERSTALIGE NIEUWKOMERS   121

VOORBEELD VAN EEN ZAAKVAKTEKST

HET LEVENSLUSTIGE KRETA Uitgebreide zeehandel

De Kretenzers waren een vredelievend volk. Door hun rijkdom en vakmanschap waren ze in staat handelsbetrekkingen met andere volken te onderhouden. Zo dreven ze o.a. handel met Malta, Babylon en zelfs met het diepe Nijldal. Uit Egypte haalden ze goud, papyrus, ivoor en albast. In die tijd werd er nog niet tegen geld verhandeld. De handel bestond erin goederen te ruilen. De Kretenzers boden olie, wijn en hout aan. Verder waren de produkten van hun vaklui erg in trek. Die bezaten een onvolprezen technische kennis (ze kenden het pottenbakkerswiel) voor wat het vervaardigen van aardewerk en keramiek en het bewerken van metaal (voor werktuigen en wapens) betreft. De Kretenzische beschaving evenaarde op dit gebied de Oosterse culturen.

Die uitgebreide handelsactiviteit van de Kretenzers was maar mogelijk omdat zij ervaren zeelui waren. Hun handelsvloot was tevens hun bescherming. Daarom brachten zij rond hun havens of paleizen geen versterkingen aan.

Kopje met witte en rode beschildering op een zwartbruine ondergrond.

De versiering is dwars op het vaatwerk aangebracht. Dit schenkt het geheel een zachte en tevens levendige indruk.

Uit: Dupon (red.) (1990)

Deze tekst gaat over een onbekende wereld, is vrij complex qua taalgebruik en bevat slechts één illustratie, die impliciet verwijst naar aardewerk, maar niet echt gerelateerd wordt aan de tekst. Deze bevindt zich duidelijk in de moeilijkere segmenten van de continua voor elk criterium.

122   Goedele Duran & Christine Mechelmans

Vergelijkingen met andere (zaakvak)teksten leren ons dat de gemiddelde zaak-vaktekst op school talig veeleisend is, dat de aangeboden wereld of het ingenomen perspectief onbekend of abstract is, dat contextualisering miniem is, en het verwerkingsniveau hoog. Dat kan op de volgende manier gevisualiseerd worden.2

DE ZAAKVAKTEKST: CONTINUA

DAT   evalueren

taal   verwerking

2 TEKSTSELECTIE VOOR ANDERSTALIGE NIEUWKOMERS

Hoe selecteer je teksten om anderstalige nieuwkomers te leren omgaan met zaakvakteksten? Welke evolutie, welke opbouw kan je erin stoppen?3 In de beginperiode is het aangewezen om leerlingen met zo weinig mogelijk moeilijkheden te confronteren. Taken voor de beginperiode zitten dan ook zo veel mogelijk aan de gemakkelijke kant van elk continuüm en bevatten zo weinig mogelijk schriftelijk materiaal. Taal is voor elke leerling moeilijk op dat moment (ook als die voor een native speaker gemakkelijk is). Maar door het eenvoudig houden van de andere factoren maak je die kloof zoveel mogelijk overbrugbaar.

Gaandeweg wordt er steeds meer van de leerlingen gevraagd, zowel mondeling als schriftelijk. Op elk moment in de evolutie zijn veel combinaties van de moeilijkheidsgraad op de vier continua mogelijk. In dit artikel illustreren we aan de hand van drie voorbeelden hoe de vier continua kunnen helpen om de toegankelijkheid van taken in te schatten en hun afstand tot zaakvakteksten te bepalen.

taal CAT

verwerking begrijpen

weinig contextualisering

contextualisering veel

bekend wereld

wereld onbekend

ANDERSTALIGE NIEUWKOMERS   123

2.1 Als kat en hond

Uit: Werkgroep anderstalige nieuwkomers (1995a)

Bovenstaande afbeelding toont fragmenten van wat de leerlingen krijgen. De leerlingen moeten de tekstballonnetjes op de juiste plaats in de tekst zetten. Een gesprek over vijandigheid tussen dieren, waaronder kat en hond, is hieraan voorafgegaan. Geanalyseerd volgens de continua ziet de taak er als volgt uit:

124   Goedele Duran & Christine Mechelmans

ALS KAT EN HOND: CONTINUA

Globaal gezien ligt de tekst aan de gemakkelijke kant van de ster. Deze taak is een van de vroegste waarbij de leerlingen effectief een beroep moeten doen op geschreven tekst. Ook de taal in de taak gaat meer in de richting van DAT dan van CAT. Omdat we in de beginperiode zitten, is die taal voor de leerlingen op dit moment toch moeilijk. Daarom is het op dit moment in de evolutie belangrijk om de andere drie continua onder controle te houden. De wereld die wordt aangeboden, is relatief bekend. Daar is mede voor gezorgd door het instapgesprek. Een zekere culturele component speelt hier echter altijd mee. De mate van contextualisering is heel hoog door afbeeldingen die duidelijk tonen wat er gebeurt. Het verwerkingsniveau is structurerend.

Al bij al is deze taak voor de leerlingen toegankelijk omdat alle continua grosso modo aan de eenvoudige kant liggen. Taal is toch moeilijk voor de leerder omdat die nog beginner is.

2.2 Het menselijk lichaam

Door de huid heen kun je de botten voelen. Allemaal samen heten ze het geraamte. Je geraamte is heel sterk. Het beschermt de zachte delen van je lichaam, zoals je longen, je hersenen en je hart. Je hebt botten ook nodig om rechtop te kunnen staan.

VRAAG:

Waarvoor heb je het geraamte nodig? (Noem twee dingen.)

verwerking   taal

begrijpen   CAT

wereld onbekend

weinig contextualisering

DAT   t   evalueren

taal   verwerking

contextualisering veel

bekend wereld

ANDERSTALIGE NIEUWKOMERS   125

UITSPRAKEN:

Het geraamte zijn alle botten en zachte delen van het lichaam samen. Je kunt ook rechtstaan zonder botten.

Je moet je geraamte beter verzorgen dan je tanden.

Uit: Werkgroep anderstalige nieuwkomers (1995a)

Het betreft hier een taak in carrouselvorm. Elk groepje leerlingen krijgt een tekstje zoals het bovenstaande en een aantal tekeningen. Ze moeten uitzoeken welke tekening het beste bij hun tekstje past. De leerlingen beantwoorden ook een vraag. Daarna worden er nieuwe groepjes gevormd waarin de leerlingen, die allemaal iets weten over een ander lichaamsdeel, uitspraken' moeten beoordelen. De continua zien er hier als volgt uit:

HET MENSELIJK LICHAAM: CONTINUA

verwerking   taal

begrijpen    CAT

DAT      evalueren

taal   verwerking

contextualisering veel

wereld onbekend

weinig contextualisering

bekend wereld

126   Goedele Duran & Christine Mechelmans

Vergeleken met de vorige taak valt meteen op dat de taal veel moeilijker is. Dat is logisch, aangezien deze taak op een later tijdstip wordt gegeven en de leerlingen een hoger taalniveau aankunnen. De wereld waarvan sprake is de wereld van het lichaam. Op zich is die wel bekend, maar het wetenschappelijke perspectief zal voor veel leerlingen vreemd en bijgevolg niet zo gemakkelijk zijn. De mate van contextualisering is hier hoog. De tekeningen verduidelijken zowel de concrete als de abstracte informatie in de tekstjes. Het verwerkingsniveau is vrij hoog, vooral in de laatste fase, als de leerlingen een oordeel moeten vellen over een uitspraak en informatie van verschillende leerlingen met elkaar moeten vergelijken. Dat wordt echter voorbereid door de vraag die de leerlingen in de eerste fase moeten oplossen.

Deze tekst gaat dus al meer in de richting van zaakvakteksten: de taal is behoorlijk moeilijk, de wereld is vrij onbekend en het verwerkingsniveau ligt hoog. Er worden echter tussenstappen gezet en er is veel contextualisering.

In dit laatste voorbeeld is het niet de taal die bepaalt in hoeverre de tekst minder of meer schools is, maar de variatie in de andere continua. Ook het omgekeerde kan: enkel taal varieert en de andere continua blijven gelijk. Deze taken zullen telkens op een ander moment inzetbaar zijn in het geheel.

2.3 Make-up in de Chinese opera

Lees de volgende tekst en ga na wat voor karakter de personages hebben die je net geschminkt hebt. Schrijf de belangrijkste eigenschappen en kenmerken naast de gezichten op de invullijntjes.

ANDERSTALIGE NIEUWKOMERS   127

DE BETEKENIS VAN MAKE-UP IN DE CHINESE OPERA

In de Chinese opera zijn de acteurs volledig gegrimeerd. Die grime dient niet alleen om de acteur mooi en duidelijk zichtbaar te maken op het podium. Nee. Die grime vertelt het publiek ook een heleboel over het personage dat de acteur uitbeeldt. De grime is dan ook aangebracht volgens een aantal, zowel door het publiek als de acteur gekende, regels.

In de eerste plaats zijn er de kleuren. Een acteur die matwit gebruikt om zich te schminken, speelt een personage dat verraad pleegt. Het gebruik van zwart wijst op rechtschapenheid en eerlijkheid. Is het gezicht van de acteur blauw geschminkt, dan is het personage ofwel moedig ofwel arrogant, ofwel allebei. Het gebruik van geel wijst op berekening. Dat wil zeggen dat het personage dat de acteur speelt op voorhand de gevolgen van wat hij doet precies inschat. Alles wat hij doet heeft een bepaalde bedoeling, beoogt een bepaald effect. Als er groene schmink gebruikt wordt, dan is het personage trots.

Sobere kleuren zijn voorbehouden voor nobele personages. Dat zijn personen die uit de hoge, rijkere lagen van de maatschappij komen.

Niet alleen de kleuren geven belangrijke informatie over het personage. Ook het patroon waarin de kleuren aangebracht worden, is belangrijk. Zo zijn, naast sobere kleuren, ook eenvoudige lijnen enkel toegestaan voor nobele personages. Een asymmetrische make-up duidt op een slecht karakter. De make-up is asymmetrisch als de ene helft van het gezicht van de acteur anders geschminkt is dan de andere. Aan het patroon kan je ook nog zien of een personage gewelddadig is. Hoe ingewikkelder het patroon, hoe gewelddadiger de persoon.

Uit: Werkgroep anderstalige nieuwkomers (1996)

In deze taak krijgen de leerlingen eerst de opdracht drie Chinese acteurs in te kleuren. Daarna moeten ze opzoeken wat die kleuren en patronen te betekenen hebben. In het kader staan de – moeilijke – tekst en enkele representatieve delen uit de taak.

128   Goedele Duran & Christine Mechelmans

MAKE-UP IN DE CHINESE OPERA: CONTINUA

De taal is ingeschat als erg moeilijk. Niet alleen de woordenschat, maar ook de zinsstructuur is complex en de tekst is lang. De wereld in de tekst wordt als relatief onbekend beschouwd. Theater kennen de meeste leerlingen wel, maar het Chinese theater met zijn specifieke afspraken? Theater is bij uitstek cultureel gebonden. Bovendien is er weinig contextualisering. De leerlingen hebben wel een Chinese acteur moeten inkleuren, maar verder gaat de ondersteuning niet. Het verwerkingsniveau is ook vrij hoog: de leerlingen moeten precies weten wanneer welke informatie van toepassing is om de karakters juist te kunnen kenmerken.

Het profiel van deze tekst komt duidelijk dichter bij het profiel van de zaakvak-teksten dan de voorgaande. Stilaan worden alle continua dus moeilijker.

3 CONCLUSIES

De taken die we getoond hebben, vertonen een duidelijke evolutie. In een eerste fase is taal altijd moeilijk voor de leerlingen, die immers beginners zijn. Daarom moeten de andere continua zoveel mogelijk aan de makkelijke kant liggen. In een tweede fase komt daar verandering in. Taal wordt moeilijker in de ster, in de teksten zitten steeds meer kenmerken van schools taalgebruik. De moeilijkheidsgraad van het taalgebruik bepaalt in hoeverre de andere continua meer naar de moeilijke of de gemakkelijke kant mogen neigen. De profielen geven een gevarieerder beeld dan in de eerste fase. In de eindfase is de taal altijd moeilijk. De andere continua blijven variren, maar minder extreem. Ze gaan meer en meer naar de moeilijke kant, wat het meest opvalt in het continuüm contextualisering. Zo wordt meer en meer het profiel van de gemiddelde zaakvaktekst in de eerste graad secundair onderwijs benaderd.

verwerking begrijpen

contextualisering veel

taal CAT

wereld onbekend

bekend / wereld

DAT taal

weinig contextualisering

evalueren verwerking

ANDERSTALIGE NIEUWKOMERS   129

NOTEN

1 Het model dat hier gepresenteerd wordt, is een eerste versie en zal vast nog veel evolueren. Bovendien is het een hulpmiddel en geenszins een wetenschappelijk instrument.

2 Wij hebben de gemiddelde zaakvaktekst uit de eerste graad als referentiepunt genomen en daarbij taal 100% aan de moeilijke kant gezet. Voorbeelden die we later tonen, moeten met die 100% vergeleken worden.

3 Leerlingen met zaakvakteksten leren omgaan is natuurlijk niet alleen afhankelijk van een goede tekstselectie, maar ook van het didactische kader waarbinnen met die teksten wordt gewerkt. De selectie in deze bijdrage kadert binnen een taakgerichte aanpak.

LITERATUUR

Dupon, W. (red.): Als in een spiegel. Deurne: Plantyn, 1990.

Hajer, M. & T. Meestringa: Schooltaal als struikelblok. Didactische wenken voor alle docenten. Bussum: Dick Coutinho, 1995.

VON-werkgroep NT2 (red.): Taakgericht taalonderwijs. Een onmogelijke taak? (Taalcahiers 2.) Deurne: Plantyn, 1996.

Werkgroep anderstalige nieuwkomers (red.): Modelactiviteiten. Bundel 3. Experimentele versie, 1995a.

Werkgroep anderstalige nieuwkomers (red.): Het schrift. Experimentele versie, 1995b.

Werkgroep anderstalige nieuwkomers (red.): De zoekende mens. Experimentele versie, 1995c.

Werkgroep anderstalige nieuwkomers (red.): Echt of schijn? Experimentele versie, 1996.

Labels

doelgroep
NT2-leerlingen/cursisten
domein
taal bij andere vakken
land
België
onderwijstype
volwassenenonderwijs
thema
onderwijsleeractiviteiten

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

10de Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 1996