Spreken Luisteren in de tweede fase. Presenteren, discussiëren, notuleren op de OSG Winkler Prins te Veendam

André Hoekstra & Tom Oud  ·  10de Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  1996  ·  pagina 159 - 163

SPREKEN EN LUISTEREN IN DE TWEEDE FASE

Presenteren, discussiëren, notuleren op de OSG
Winkler Prins te Veendam

André Hoekstra & Tom Oud

De eindrapportage van de vakontwikkelgroep Nederlands maakt duidelijk dat leraren Nederlands niet langer ontkomen aan het onderwijzen van spreek- en luistervaardigheid in de bovenbouw van havo en vwo. Deze vaardigheden moeten voortaan (als de Tweede Fase zal zijn ingevoerd) immers getoetst worden. Misschien is het goed dat de vrijblijvendheid van de CVEN verleden tijd is: `vooralsnog niet verplicht' luidde enige jaren geleden het advies. Vaak is het zo dat veranderingen in het onderwijs pas plaatsvinden als de toetsing (het eindexamen) aangepast wordt, c.q. verplicht gesteld wordt.

Uiteraard waren er voor de docenten redenen om voorzichtig om te gaan met spreken en luisteren. Het gaat hier om moeilijk te becijferen onderdelen van ons vak; het is lastig het onderwijs zo te organiseren dat alle leerlingen baat bij de lessen hebben. Het gaat bovendien om vaardigheden die tamelijk ongrijpbaar zijn: we voelen ons op onbekend terrein, en onbekend maakt onbemind.

Toch blijkt lesgeven in spreken en luisteren haalbaar. Gedurende een kleine vijftien jaar hanteren we in Veendam een organisatiemodel waarbij spreken en luisteren in een zinvolle samenhang aan de orde komen, waarin bijna alle leerlingen een taak hebben, en waarin het geven van feedback aan elkaar resulteert in voldoende voortgang in het leerproces. Hoe gaat dat in zijn werk?'

1 DE WERKWIJZE

De kern van onze werkwijze is de koppeling van spreekbeurt (presentatie) aan discussie. De spreekbeurt levert informatie en argumentatie voor enkele stellingen die ten grondslag liggen aan de discussie. De spreekbeurt moet daarom doel- en publiekgericht zijn; de discussianten beschikken over voldoende achtergrondinformatie om effectief aan de slag te kunnen. Verder hebben enkele leerlingen de opdracht presentatie en discussie te observeren. Zij moeten na afloop commentaar leveren en beoordelen. Ten slotte zijn enkele leerlingen belast met de verslaglegging.

Het opvallendste kenmerk van deze werkwijze is de veelheid aan activiteiten: (bijna) alle leerlingen hebben een taak tijdens de lessen. Verder is er veel aandacht voor de nabespreking: leerlingen geven elkaar direct en gericht feed-

160   André Hoekstra & Tom Oud

back, wat leidt tot een sterk leereffect. En wanneer de leerlingen na enkele rondes gewend zijn aan de organisatie, verlopen de lessen praktisch vanzelf: de docent heeft - vooral bij de nabespreking - een begeleidende rol. Hieronder volgt per onderdeel een nadere uitwerking.

2 PRESENTEREN

De klas wordt verdeeld in groepen van drie (als het zo uitkomt in verband met het aantal leerlingen in de klas, kan er een groepje van vier bij zijn). Wij laten de leerlingen vaak zelf groepen samenstellen, maar er kunnen goede redenen worden aangevoerd om de leraar te laten bepalen wie er gedurende een aantal lessen moeten samenwerken.

Elke groep houdt volgens een rooster (zie een voorbeeld als bijlage) een spreekbeurt (presentatie) waarbij de taken onderling verdeeld moeten worden. Alle sprekers verzorgen een gedeelte van het centrale deel van de spreekbeurt. Eén spreker neemt daarnaast de inleiding voor zijn rekening, één verzorgt bovendien het slot, en één presenteert de stellingen voor de discussie. Na de presentatie is er gelegenheid voor de luisteraars om informatieve vragen te stellen. Voor de presentatie is ongeveer een half lesuur (25 minuten) beschikbaar.

De resterende lestijd is nodig voor de nabespreking. Drie andere leerlingen (de beoordelaars) geven, nadat de sprekers kort hebben aangegeven wat hun bevindingen waren, aan de hand van een observatieformulier een beschrijving van wat ze hebben waargenomen en beoordelen de presentatie op grond daarvan. De hoofdcategorieën van dat observatieformulier betreffen de doelen publiekgerichtheid die beide opgedeeld zijn in een aantal subcategorieën (waaronder inhoud, argumentatie, structuur, en presentatie). De spreekbeurt dient immers een duidelijk doel en is gericht op een publiek dat de informatie nodig heeft en dat dus bereikt moet worden.

Meestal ontspint zich na het commentaar van de beoordelaars een interessante discussie, waarin alle aanwezigen zich - onder leiding van de docent - kunnen mengen. Deze discussie mondt uit in een cijfer, waarin de individuele prestatie en de samenwerking (afstemming) tussen de sprekers onderling een rol spelen. Onze ervaring is dat juist deze nabespreking/reflectie in hoge mate bijdraagt aan het leerproces. Met name discussies over de hoogte van het cijfer dwingen de leerlingen en de leraar tot zorgvuldige argumentatie. Doordat de argumentatie ontleend is aan de criteria van het observatieformulier, treedt een hoog rendement op aangaande het leereffect. De docent is uiteindelijk verantwoordelijk voor het cijfer.

SPREKEN EN LUISTEREN IN DE TWEEDE FASE   161

3 DISCUSSIËREN

Twee andere groepjes (elk van drie leerlingen) hebben de opdracht om in het tweede lesuur naar aanleiding van de stellingen die tijdens de spreekbeurt zijn gepresenteerd, een discussie te voeren. Ze maken tijdens het eerste lesuur doelgericht aantekeningen (de stellingen zijn immers bekend) en mogen die thuis bewerken, eventueel aanvullen. De discussie wordt geleid door één van de sprekers, de andere sprekers zijn beschikbaar om zo nodig nadere informatie te geven of opheldering te verschaffen.

De discussie verloopt volgens een vaste opbouw: eerst een beeldvormende fase, dan een oordeelsvormende fase waarin consensus bereikt moet worden en soms — maar dat is in schoolsituaties natuurlijk zelden haalbaar — een besluitvormende fase.

Ook voor de discussie is een half lesuur beschikbaar; daarna vindt de evaluatie plaats in het tweede deel van de les. Twee, desgewenst drie, groepjes zijn beschikbaar voor de observatie en beoordeling van de discussie. Aan de orde komen de rol van de discussieleider, het verloop van de discussie (het groepsproces) en de individuele inbreng van elke discussiant. De observanten beschikken weer over observatieformulieren met daarop vermeld de aandachtspunten die bij de evaluatie een rol spelen.

De procedure van nabespreken is vergelijkbaar met die van de presentatie. De discussianten mogen eerst reageren en hun (on)tevredenheid verwoorden. Vervolgens komen het verloop van de discussie en de rol van de discussieleider in beeld. Ten slotte wordt ieders individuele rol toegelicht. Ook hier komt een (groeps)cijfer tot stand na uitvoerige discussie. Indien individuele prestaties uitzonderlijk (goed of slecht) zijn, kan het groepscijfer in dat individuele geval enigszins worden bijgesteld. Alle aanwezigen leren ook hier weer en passant het een en ander over spreek- en luistervaardigheid. Uit de ervaringen blijkt dat de transfer zeer snel plaatsvindt. Al na enkele rondes is er een duidelijk leereffect.

4 VERSLAG SCHRIJVEN

Gedurende beide lessen (spreekbeurt en discussie) heeft een laatste groepje van drie aantekeningen gemaakt ten behoeve van een verslag. Ook zij luisteren dus doelgericht. Het verslag bevat naast een weergave van de inhoud van spreekbeurt en discussie een beeld van de observaties en beoordelingen. Tevens hebben de verslaggevers de taak een evaluatie te geven: wat heeft deze ronde voor leereffecten opgeleverd? De groepsleden maken zelf een taakverdeling. Allen maken van een deel van presentatie, discussie en nabespreking aantekeningen en werken dat deel uit; meestal verzorgt één de eind-

162   André Hoekstra & Tom Oud

redactie. Het verslag wordt een week na de discussie ingeleverd bij de docent, die het beoordeelt; het groepje krijgt een (groeps)cijfer.

5 KNELPUNTEN 5.1 Tijd

Bij een klas van 27 leerlingen kost deze werkwijze 18 lesuren. De praktijk op de OSG Winkler Prins is zo dat alle leerlingen in het voorexamenjaar een 'oefenronde' meemaken; in het examenjaar vormt zo'n cyclus een schoolonderzoeksonderdeel. Uitgaande van het feit dat de leerlingen in deze lesuren (en daarbuiten!) zeer actief zijn, vinden we deze investering verantwoord. De leerlingen moeten namelijk overleggen, keuzes maken, lezen, eventueel kijken, interviewen, organiseren, werk op elkaar afstemmen, overleggen met de docent etc. Ze luisteren gericht, maken aantekeningen, bewerken die, overleggen over de vormgeving van het verslag, spreken, discussiëren, schrijven, beoordelen, reflecteren over hun leerprestaties etc. Omdat de leerlingen bij deze werkwijze niet alleen aangesproken worden op hun eigen prestaties, maar ook verantwoordelijkheid dragen voor de hele gang van zaken, wordt er in het algemeen zeer serieus gewerkt.

5.2 Voorbereiding

De beginsituatie van onze leerlingen zal - vermoeden we - vergelijkbaar zijn met die van veel leerlingen op andere scholen. In de vroegere onderbouw kwam spreek- en luisteronderwijs mondjesmaat voor. Meestal betrof het initiatieven van individuele docenten. De basisvorming vereist dat er stelselmatig aandacht aan spreek- en luisteronderwijs besteed wordt. Maar het komt -althans bij ons - moeizaam van de grond. Met het houden van een spreekbeurt heeft elke leerling ervaring.

De manier waarop wij onze leerlingen voorbereiden op de cyclus, is eenvoudig: er is een instructiestencil (uitgedeeld tijdens de workshop), dat door de docent wordt toegelicht. Soms wordt een enkele oefendiscussie gehouden. De voorbereiding stelt dus niet veel voor. Toch blijken de leerlingen snel in staat, waarschijnlijk door de intensieve en directe feedback, veel op te pikken tijdens de lessen als ze geconfronteerd worden met onze - ogenschijnlijk ingewikkelde -aanpak.

Wel vinden we zelf dat er meer voorbereiding nodig is. Vooral de rol van gespreksleider en ook wel die van discussiant blijkt voor veel problemen te zorgen. Het lijkt ons zinvol de vaardigheden die voor het vervullen van die rollen vereist zijn - via kleine spreek- en luisteropdrachten - te oefenen. Dit moet

SPREKEN EN LUISTEREN IN DE TWEEDE FASE   163

dan zo mogelijk wel in een zinvol verband gebeuren. We denken daarbij in eerste instantie aan een thematische aanpak, waarbij allerlei vaardigheden in een normaal-functionele, zo natuurlijk mogelijke communicatieve situatie aan de

orde komen. Deze gedachte is verder uitgewerkt in onze workshop betreffende geïntegreerd taalvaardigheidsonderwijs (zie boven).

NOOT

1   Het Instituut voor Leerplanontwikkeling (SLO) heeft een casestudy aan onze aanpak gewijd: Spreken en Luisteren in de Tweede Fase. Presenteren, discussiëren, notuleren op de OSG Winkler Prins. In de reeks Studie en onderzoek nr. 16. Zie ook: Hoekstra, A. & T. Oud: Luisteren is goud. Spreek- en luisteronderijs in de bovenbouw HAVO/VWO. Moer 1997/4, p. 154-164.

BIJLAGE Organisatieschema

 

s

b

n

d

o

b,o

data

1

2

3

4,5

6,7

8,9

15 en 16 okt.

2

3

4

5,6

7,8

9,1

5 en   6 nov.

3

4

5

6,7

8,9

1,2

12 en 13 nov.

4

5

6

7,8

9,1

2,3

26 en 27 nov.

5

6

7

8,9

1,2

3,4

10 en 11 dec.

6

7

8

9,1

2,3

4,5

17 en 18 dec.

7

8

9

1,2

3,4

5,6

14 en 15 jan.

8

9

1

2,3

4,5

6,7

21 en 22 jan.

9

1

2

3,4

5,6

7,8

18 en 19 jan.

  •     spreken

b   beoordelen van de presentatie

  •     notuleren/verslag schrijven

  •     discussiëren

  •     observeren van de discussie

b,o   leerlingen beschikbaar voor extra beoordelings- en observatietaken

de nummers staan voor de groepen

Labels

doelgroep
NT1-leerlingen
domein
mondelinge taalvaardigheid
luisteren
spreken
schrijfonderwijs
land
Nederland
onderwijstype
voortgezet/secundair onderwijs

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

10de Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 1996