Evenwichtsoefeningen op “Vlaamse Pabo’s”

Riet Jeurissen  ·  11de Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  1997  ·  pagina 126 - 134

Evenwichtsoefeningen op 'Vlaamse Pabo's'

RIET JEURISSEN

* Wat leeft er nu? Wat vraagt de nabije toekomst van ons? * Wat laat je los? Wat houd je vast? Wat breng je in?

Enkele vragen die rijzen bij het nieuwe Vlaamse decreet voor de lerarenopleiding en die zorgen voor een voortdurend afwegen van belangen voor het onderwijslandschap van morgen. Een nieuw curriculum Nederlands - in de vorm van een inspirerende blauwdruk - zou een gezond evenwicht moeten vinden tussen vakinhoud en vakdidactiek, tussen vakdomeinen onderling en knooppunten met andere vakken, tussen tot wat tot de kern behoort en dat wat ondersteunt of verruimt, tussen wenselijkheid en haalbaarheid binnen door de overheid opgelegde structuren.

De Vlaamse "Pabo's", met een aparte opleiding voor 'leraar kleuteronderwijs° en 'leraar lager onderwijs', zetten dit academiejaar hun eerste stappen binnen een nieuwe structuur. Net zoals een koorddanser, vooruitblikkend en ondertussen schoorvoetend tastend naar een houvast, zoeken zij naar actuele didactische invullingen.

1. Situering

Als je om je heen kijkt
zie je dat alles
gekleurd is.

K Schipper

Als je de natuur in de herfst bekijkt, zie je niet alleen een bonte mengeling van kleuren maar zie je ook nuances van één kleurenpalet. Als je het Vlaamse onderwijs bekijkt, zie je door de autonomie van de hogescholen niet alleen een bonte mengeling van invullingen, maar stilaan ook via vakverenigingen een zoeken naar een gezamenlijke basis. Als je om je heen kijkt in de ons omringende landen zie je niet alleen reclamespots voor de herwaardering van het

beroep, maar ook het ontstaan van allerlei initiatieven ter verbetering van de kwaliteit. Het lijkt wel of iedereen op zoek is naar een betere opleiding voor de man of de vrouw voor de klas.

126

2. Vakmanschap is meesterschap, leraarschap is vakmanschap

Deze roep om professionalisering lijkt men binnen de nieuwe structuren vooral gestalte te geven door allerlei algemeen onderwijskundige injecties : eindtermen, beroepsprofielen, basiscompetenties ... . Willen wij een volgende generatie maximaal voorbereiden op een adequaat leraarschap, dan kan een optimale invulling voor het basisvak Nederlands hiervoor zeker een goede voedingsbodem zijn.

In de eerstelijnszorg dient een goed functionerende vakgroep binnen de opleiding hiervoor zorg te dragen. Zij dient zich zeker te bezinnen over een duidelijke positionering van het vak Nederlands t.o.v. de andere vakken, vooral nu het onderwijs Nederlands binnen de beroepsprofielen als basis, als instructietaal lijkt te verzanden in een weliswaar lyrisch verwoorde maar ongrijpbare wereld. Verder krijgt taal door het overkoepelende belang binnen tal van disciplines een beetje aandacht, maar nergens wezenlijk als vakgebied waarin toekomstige leraren zich zouden moeten bekwamen.

Uit verschillend onderzoek op het einde van het voortgezet onderwijs blijkt dat de Nederlandse taalbeheersing en taalvaardigheid van jongeren niet voldoet aan wensen en verwachtingen en dat het zelfs eerder bedroevend gesteld is met de algemene taalbeheersing. Correct taalgebruik behoort meestal niet meer tot de schoolcultuur en van een echt taalbeleid is er slechts op enkele scholen sprake, veelal scholen met veel allochtone leerlingen. Enerzijds voelen zij

meer de noodzaak aan, anderzijds worden zij er van hogerhand toe verplicht ,willen zij in aanmerking komen voor extra fondsen. Het welslagen van een goed taalbeleidsplan is natuurlijk in niet geringe mate afhankelijk van het onderwijskundig vakmanschap van de schoolleiding.

Maar hoe zit het met de opleidingen ? Hanteren zij een geïntegreerd en gestructureerd taalbeleidsplan ? Hoe krijgt de overtuiging dat "iedere leraar een moedertaalleraar is" daar gestalte zonder dat iedere leraar meteen ook een leraar Nederlands kan zijn ? In hoeverre ligt deze vakoverschrijdende dimensie vertaald in een opleidingscurriculum?

Nu is het zo dat dit voor de opleidingen een moeilijke opgave is . Zij beschikken immers niet over een soort van taalbeleidsraster waarin alle vertakkingen aangegeven zijn en dat zij als basisinstrument zouden kunnen hanteren. Voorlopig blijft het dan ook vaak bij een aanpassing van bestaande plannen voor de bassisschool. Het volgende schema geeft een mogelijke structuur van een taalbeleidsplan binnen de opleiding aan waarbij het geheel natuurlijk meer is dan de som der delen.

127

Het kunnen uitstippelen van een taalbeleidslijn op een haalbare en functionele wijze zou voor de opleiding zeker een kwalitatieve meerwaarde betekenen. Deze vraag om ontwikkeling werd onlangs ook nog door het 'Platform Onderwijs van de Taalunie' gesteld.

Naast een duidelijke positionering van het vak binnen een taalbeleidsplan heeft een vakgroep de opdracht om een actuele taalvisie te ontwikkelen en uit te dragen. Op dit ogenblik beoogt men in Vlaanderen wel een communicatief - reflectief taalvaardigheidsonderwijs, maar in vele gevallen beperkt zich dit nog te zeer tot een overkoepelend begrip zonder een fundamentele verankering. Wij zijn natuurlijk binnen de nieuwe structuur nog maar aan het beginpunt, een fase waarin heel wat evenwichten moeten worden gezocht.

128

3. Kwaliteit: een kwestie van evenwichten

Bij het aftasten van het terrein heb ik een aantal van deze polen in kaart willen brengen. Dit is een willekeurige opsomming die hier en daar extra toelichting krijgt.

basiskennis / basistaalvaardigheden

communicatieve beroepsvaardigheden / doorgroeicompetenties communicatieve vaardigheden / agogische vaardigheden taal / totale persoonsontwikkeling

taal / cultuuroverdracht

vakinhoud / vakdidactiek

taaldidactiek in de opleiding /taaldidactiek in het onderwijsveld taalleraar / beroepsprofiel

doorstroming taaldomeinen / knooppunten met andere vakken thematisch / cursorisch

modulair / flexibiliteit - clustering domeinen / voortgezette opleiding deel/geheel

aanbod / leerlijnen / verdeling over jaren

programma / ontwikkeling - ervaring

doceren / gerichte training / zelfstandig werk

studie / studietaken

informatieverstrekking / - verwerving / - technologieën initiële / voortgezette opleiding

gestuurde en ongestuurde nascholing / ondersteuningsveld / onderzoek

belang van het vak / aantal toegekende uren

onderwijskundige opties / accommodatie en logistieke ondersteuning wenselijkheid / haalbaarheid / verplichting

3.1. Op de Hogeschool Limburg hebben wij ons binnen de vakgroep Nederlands eerst gebogen over wat wij als gemeenschappelijk zagen voor leraar kleuter-, lager en middelbaar onderwijs ( basisschool en basisvorming). In feite kwam dit neer op het afbakenen van een basis, van een kern van je vak. Al snel maakten wij een onderscheid tussen Taal en Nederlands. Wij ontwierpen een gemeenschappelijke module Taal - communicatieve vaardigheden en modules Nederlands per doelgroep i.f.v. de onderwijspraktijk. Het is de bedoeling dat de verworven kern uit de module Taal als rode draad doorheen de modules Nederlands loopt en hier een didactische vertaalslag krijgt.

129

Bij het bepalen van de inhoud van de module Taal zijn wij uitgegaan ( zie inhoudsopgave) van een aantal kerngebieden,leerstrategieën en tekstsoorten per taaldomein.

Aan deze module gaat een instaptoets, zowel mondeling als schriftelijk, vooraf.

Tot nu toe is deze alleen maar 'richtinggevend' voor de student, graag zagen wij deze ook 'bindend'. Maar dan moeten wij wel over een degelijk en betrouwbaar meetinstrument beschikken. Wij zijn in elk geval vragende partij bij de universiteiten en onderwijskundige centra voor de ontwikkeling van dergelijk toetsingsmateriaal.

  1. Inleiding

  2. Wat is taal ?

2.1. Taal als structuur

2.2. Competence & Performance 2.3. Taal en denken

2.4. Taalvariatie

  1. Zo verwerf je taal

3.1. Verwervingstheorieën

3.2. De taalontwikkeling van het kind (NT1)

3.3. Tweede taalverwerving (NT2) 3.4. Taalaspecten

3.4.1. De taalinhoud, het semantische aspect

3.4.2. De taalvorm, de vorm waarin je de inhoud giet

3.4.3. Het taalgebruik, het pragmatische aspect

  1. Zo zit taal in mekaar

4.1. Het spreekmechanisme 4.2. De structuur van de taal 4.2.1. Fonemen

4.2.2. Woorden

4.2.3. Woordgroepen

4.2.4. Zinnen

4.2.5. Teksten

  1. Zo gebruik je taal

5.1. Het communicatieproces 5.2. Functies van taal

5.2.1. De communicatieve functie 5.2.2. De conceptualiserende functie 5.2.3. De expressieve functie 5.3. Taalhandelingen

  1. Zo word je taalvaardig(er)

  2. Praktijksuggesties

  3. Bibliografie

Als kerngebied voor de module Taal - communicatieve vaardigheden bakenden wij af: wat is taal? zo verwerf je taal - zo zit taal in mekaar - zo gebruik je taal - zo word je taalvaardiger. Voor de tekstsoorten lieten wij ons leiden door de eindtermen voor lager en middelbaar onderwijs. Wel is het zo dat deze gemeenschappelijke module gegeven wordt door de vakdidacticus van de afdeling om zo de inhoudelijke eenheid tussen de modules Taal en Nederlands te bewaren en om de keuzes van de teksten en de oefeningen meer op de doelgroep af te stemmen.

Een probleem blijft in zekere zin het vastleggen van de verwerkingniveaus t.o.v. evolutie en evaluatie. Voor een aantal deelterreinen ( bv. uitspraak, spelling ) spreken wij dan ook van doorgroeicompetenties.

Een luik van de communicatieve vaardigheden zullen wij zeker moeten bewaken en beter integreren bij de zgn. agogische vaardigheden, meestal gegeven door de pedagoog. Maar al te vaak vormen deze twee modules aparte identiteiten zonder functionele ankerpunten.

130

Voor de verdere invulling van het curriculum hebben wij een gezond evenwicht gezocht tussen vakinhoud en vakdidactiek, tussen vakdomeinen onderling en knooppunten met andere vakken, tussen wat tot de kern behoort en dat wat ondersteunt of verruimt, tussen wenselijkheid en haalbaarheid binnen door de overheid opgelegde structuren. Het SLO-project i.v.m. de curricula Nederlands voor de Pabo's zal ook voor Vlaanderen in de komende jaren een waardevolle inspiratiebron zijn.

3.2. Dit huis weerspiegelt voorlopig een beetje de opbouw van het curriculum in de Hogeschool Limburg.

Het fundament bestaat uit de taalbasisvaardigheden en -kern, de woordenschat fungeert als motor voor de vier vaardigheden die elk hun ruimte innemen met doorlaatbare wanden en de ladder van de verwerkingsniveaus (cf. eindtermen basischool), de schoorsteen verspreidt de warmte van de kinderliteratuur en -cultuurbeleving doorheen alle kamers, het dak zorgt voor de overkoepelende reflectie op het terrein. Het huis is een thuis zowel voor het kleuteronderwijs als het lager onderwijs, maar afhankelijk van het doel en de doelgroep wordt de ene kamer meer bewoond dan de andere. Moeilijk blijft het volgen van leerlijnen, de verdeling van het totale aanbod over de studiejaren heen en de directe vraag van de praktijk.

Voor een eerste jaar opleiding lager onderwijs hebben wij bijvoorbeeld naast de module Taal ons beperkt tot één module Nederlands. In deel A krijgen de studenten een initiatiatie in de kinderliteratuur, leren zij verhalen verwerken i.f.v. voorlezen en

131

vertellen; in deel B nemen zij kennis van de didactiek luisteren en spreken. Wij opteren voor deze twee domeinen omdat zij voor alle vakken centraal staan.

3.3. De schreeuw om ICT- toepassingen binnen het onderwijs weerklinkt ook in Vlaanderen steeds luider; de maatschappelijke druk wordt steeds groter. Daar het gebruik van multimedia het kennislandschap meer en meer kleurt, vraagt ook het onderwijs Nederlands op de "Vlaamse Pabo" om een duidelijke bezinning, zowel wat eigen vaardigheden als didactische mogelijkheden betreft:

- over plaats en gebruik binnen het vak Nederlands

- over een veranderde vorm van lesgeven en kennisoverdracht, kennis-verwerving en verwerking

- over integratie van ICT- toepassingen in het taalonderwijs en hoe je voor de studenten de media taalfunctioneel in plaats van taalafilankelijk kan maken

- over de te hanteren criteria en de didactische kwaliteit van de middelen.

Dit is op de Vlaamse lerarenopleidingen nog grotendeels een braakliggend terrein. Er ontbreekt ons elke vorm van structurele, inhoudelijke en materiële ondersteuning. Als het beleid ICT echt een prioriteit wil geven, dienen er nieuwe middelen vrijgemaakt. De opleiding zelf zal een evenwichtig , weloverwogen taaldidactisch referentiekader moeten uitbouwen en investeren in expertise op dit vlak.

3.4. Vele onderwijsgevenden spreken nog altijd van een zgn. kloof tussen opleiding en praktijk, van een voortdurend balanceren tussen wenselijke vernieuwingen en dat wat in de praktijk aan de orde komt. Enerzijds vinden didactische vernieuwingen slechts bij mondjesmaat hun weg naar de basis, anderzijds bereikt dat wat in de basisscholen leeft, slechts fragmentarisch de opleiding. De studenten klagen erover dat zij te weinig de kans krijgen om via recente taalmethodes nieuwe didactische inzichten in praktijk om te zetten. De basis klaagt op haar beurt dan weer over een gebrek aan beheersing van traditionele items in het onderwijs Nederlands , van herkenbare thema's en methodieken.

De opleiding zal veel energie moeten steken om deze kloof te dichten. Een weloverwogen implementatiestrategie, een verbetering van de stages gekoppeld aan een degelijke begeleiding door professionele vakdocenten , een voortdurend inhoudelijk overleg met de pedagoog kan al een stap in de goede richting zijn.

132

3.5. Slechts een aantal 'evenwichten' kregen extra aandacht, de andere spreken voor zich. Als speerpunten op korte termijn zie ik voor ons nog weggelegd :

positionering van het vak Nederlands

rolbepaling en kwaliteitslabel van de docent Nederlands

taalbeleidsplan binnen de opleiding

vakinhoudelijke en vakdidactische kern afbakenen

vergroten van vakkennis i.f.v. didactisch handelen

fundament 'taal' uitlijnen in didactische modules

leerlijnen - remediëring volwassen taalleerder

inzichten in taalleerprocessen

durven stellen van duidelijke eisen wat het vak betreft

integratie van vakdocent in projecten / seminaries / praktijkbegeleiding implementatie vakdidactiek binnen en buiten de opleiding

4.

Het decreet in Vlaanderen voor een vernieuwde lerarenopleiding biedt zeker heel wat kansen om zowel het vak als de didactiek te actualiseren. Het komt er nu op aan om voldoende informatie over diverse curricula te verzamelen en te evalueren i.f.v. profiel en doelgroep van je hogeschool. Nuttig is hierbij de werking van vakverenigingen en netwerken tussen Nederland en Vlaanderen; de ervaring van de ene kan de andere gidsen. Vooral ook wat de werkvormen betreft , het modulair en zelfstandig werken en de organisatie hiervan, kan men heel wat van elkaar opsteken. Vlaanderen staat hier nog maar aan het begin van de af te leggen weg en ontmoet er heel wat inhoudelijke en structurele obstakels.

133

5.

Na het zoeken van de evenwichten zijn de contouren er, maar is de inhoud vaak nog te weinig tastbaar. Het aangepaste gedichtje van Shel Silverstein geeft dit 'ongrijpbare' het beste weer.

Onzichtbare student

En hier zien wij de onzichtbare student
in zijn fraaie onzichtbare klas
hij geeft een stukje onzichtbare leerstof
aan een kleine onzichtbare Bas.
Oh, wat een schitterend schilderij !
Teken jij nu iets zichtbaars voor mij ?

naar Shel Silverstein

134

Labels

doelgroep
NT1-leerlingen
land
Belgiƫ
onderwijstype
basisonderwijs
lerarenopleiding
thema
onderwijsleeractiviteiten

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

11de Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 1997