Op weg naar een leerplan

Rudy Beernink, Harry Paus, Mieke Smits & Anja Swennen  ·  11de Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  1997  ·  pagina 26 - 34

Op weg naar een leerplan Nederlands op de Pabo

RUDY BEERNINK, HARRY PAUS, MIEKE SMITS, ANJA SWENNEN

Inleiding

In dit artikel schetsen we hoe we gewerkt hebben en nog werken aan de ontwikkeling van een leerplan Nederlands voor de Pabo. We gaan in op de aanvraag, op de voorbereidende fase waarin we ons breed oriënteerden en een draagvlak kregen, en op de uitvoeringsfase, waarin we nu nog zitten. Tot slot geven we een aantal plannen voor de toekomst, want er is vast nog leven ná dit project.

Het is ons eerste doel een duidelijk beeld te geven van onze werkwijze. Mogelijk is onze aanpak in z'n geheel of in onderdelen bruikbaar voor anderen die soortgelijk werk doen of gaan doen. Het tweede doel is, een indruk te geven van thema's die op dit moment actueel en belangrijk zijn in het vak Nederlands op de Pabo.

De aanvraag

In januari 1995 diende de Vereniging voor het Onderwijs in het Nederlands, de VON, een aanvraag in bij de SLO voor het ontwikkelen van een leerplan Nederlands voor de Pabo. De VON vraagt in die brief' om een vakcurriculum dat aansluit bij de huidige stand van zaken in het vak Nederlands op de opleidingen. 'Deze wordt enerzijds bepaald door een historisch gegroeid onderscheid tussen het trainen van eigen (taal)vaardigheden en het aanbrengen van didactische vaardigheden op het gebied van taal en lezen in de basisschool. Anderzijds is de praktijk van het vak Nederlands sterk in beweging onder invloed van algemene veranderingen in de opleidingsdidactiek en onder invloed van de kerndoelen - in dit geval voor Nederlands - in het basisonderwijs'. Verder vraagt de VON aandacht voor een vakprofiel Nederlands als brug tussen het vakcurriculum Nederlands en het beroepsprofiel. De VON wenst verder een aantal voorbeeldmodules voor een aantal nader te bepalen onderdelen van het vak. Die zouden moeten aansluiten bij een taalproject voor de basisschool , waarvan de VON ook de aanvrager is(2).

Op 13 mei 1995 vierde de VON haar 25-jarig bestaan in de Jaarbeurs in Utrecht. Bij die gelegenheid werden de leerplanaanvragen voor het basisonderwijs en voor de Pabo besproken. In de stroom die over de Pabo discussieerde heerste eenstemmigheid over het feit dat het te ontwikkelen leerplan niet voorschrijvend zou zijn. 'Men zit niet te wachten op een kant en klaar programma dat door alle Pabo's alleen nog maar uitgevoerd hoeft te worden. Maar een curriculum dat het vak Nederlands behoedt voor insneeuwen door de algemeen onderwijskundigen, dat de docent soms voorziet van hapklare brokken, dat is ontwikkeld op basis van praktijkkennis van onderwijzers, dat oog heeft voor de taallerende leerling, dat dient als inspiratiebron voor de zelf ontwikkelende docent en dat uitgaat van verhalen over goed

' Gedateerd 13 januari 1995.

Dat project is gericht op integratie van onderwijs in NT I en NT2. We hebben dat project om praktische redenen gesplitst in twee deelprojecten: Kerndoelen en mijlpalen en School-taalvaardigheden. 3 Een verslag daarvan staat in MOER 1995, nr. 4, p.180 - 186, van de hand van Elsbeth van der Laan en Bart van der Leeuw, onder de titel 'Met een spagaat kun je scoren'.

26

onderwijs, zo'n vakcurriculum mag er best wel komen'.4

Naast eenstemmigheid over de status en de functie (niet voorschrijvend, wel inspirerend ) waren er verschillen in opvattingen over wat dat leerplan zou moeten omvatten, en over de wijze van ontwikkelen. Er werd gevraagd om eindtermen, om aansluiting bij de stage, om startbekwaamheden, en om enkele hapklare brokken. Er was een inleider die een leerplan wenselijk vond, maar betwijfelde of het afgeleid moest worden van het beroepsprofiel. Een andere inleider vond het nog veel te vroeg voor een vakleerplan voor Nederlands: eerst moet de vakdidactiek verder ontwikkeld worden, want die gaat nauwelijks vooruit.

Oriëntatie

Op 1 januari 1996 ging het project 'Vakcurriculum Nederlands op de Pabo' van start. De projectgroep bestond aanvankelijk uit vijf personen, later waren het er vier. Ieder van die projectleden is voor een beperkte weektaak aan het project verbonden. We slaagden erin, in de projectbezetting drie docenten Nederlands van Pabo's op te nemen, opdat inbreng uit en contact met het veld gewaarborgd zou zijn.

We meenden er goed aan te doen, ons breed te oriënteren op het gebied van Nederlands op de Pabo. Dat betekende dat we ons op de hoogte wilden stellen van opvattingen en van de praktijk, maar ook dat we een structurele uitwisseling met Pabo-docenten Nederlands tot stand wilden brengen. Die inhoudelijke oriëntatie hield in dat we via de zo genoemde Delphi-procedure meningen wilden verzamelen en een discussie op gang wilden brengen over opvattingen over Nederlands op de Pabo. Die procedure houdt in dat aan een groep deskundigen gevraagd wordt, uitspraken te doen over een bepaald onderwerp. Die uitspraken dienen daarna als 'brandstof' voor discussie in een grotere groep mensen.

We interviewden in dat kader een aantal personen die op dit gebied bekendheid genoten door publicaties of anderszins. Hun uitingen werden door ons samengevat tot stellingen, die we aan een grote groep Pabo-neerlandici voorlegden. Parallel aan deze activiteit stuurden we alle vaksecties Nederlands van de Pabo's een vragenlijst waarmee we een aantal feitelijke gegevens in kaart wilden brengen: titels van leerboeken, studielast, modulen en dergelijke. De resultaten van beide onderzoekje zijn o.a. meegedeeld in een van onze Nieuwsbrieven.

Samenwerking, uitwisseling

De structurele samenwerking en uitwisseling streven we op vier manieren na.

■Netwerken NT2 en NT1

We hebben direct aansluiting gezocht bij een netwerk van Pabo-docenten NT2, het zo genoemde `netwerk NT2'. Die groep is een aantal jaren geleden gevormd door de projectgroep NT2, en omvat een groot deel van de docenten die Nederlands als tweede taal verzorgen op Pabo's. In die groep bespraken we onze eerste opzet voor het project. Het contact met deze groep was voor ons uitermate belangrijk om minstens twee redenen. Allereerst omdat dit netwerk de eerste en tot voor kort enige spreekbuis van docenten Nederlands aan Pabo' s was. Ten tweede omdat we in deze groep merkten dat er enig wantrouwen bestond t.a.v. het te ontwikkelen leerplan. Het moest niet bindend en voorschrijvend zijn! De wens die op de VON-conferentie in mei '95 was geuit werd (terecht) herhaald. Die scepsis bestond natuurlijk niet alleen in die geleding. Het was voor

4 Van der Laan en Van der Leeuw, p. 186.

27

ons daarom goed die signalen te krijgen.

Bij verschillende gelegenheden hebben we erop gewezen dat het onze taak niet was een voorschrijvend document te maken, maar dat dit leerplan door en voor het veld was aangevraagd en niet door de overheid. Dit leerplan zal, wat onze projectgroep betreft, de functie hebben van een discussiestuk. Het zou allereerst een beschrijving geven van wat wenselijk en haalbaar is, en op enkele punten aanzetten geven tot vernieuwing. Het zal een inhoudelijk kader vormen voor Pabo-docenten Nederlands, maar zeker geen voorschrijvend leerplan. Om die reden gebruiken we de titel 'Een leerplan Nederlands voor de Pabo'. Deze discussie beperkte zich overigens niet tot dit netwerk, en werd steeds actueler toen de minister te kenen gaf, een landelijk leerplan voor de Pabo te willen. Die ontwikkeling kwam voor ons op een ongelegen moment, al was het alleen maar omdat het nu voor betrokkenen, en zeker voor buitenstaanders, steeds lastiger werd die twee leerplannen uit elkaar te houden. We komen daar verderop nog op terug.

Sinds enige tijd is er een nieuw netwerk actief, bedoeld voor alle docenten Nederlands aan Pabo's, dus niet alleen docenten NT2. Met deze groep, ook wel 'netwerk NT1' genoemd, onderhouden we eveneens contact. Dit werkverband bestaat nog niet erg lang, maar lijkt in een behoefte te voorzien en kan zeker veel betekenen voor de ontwikkeling van het vak Nederlands in de opleiding tot leraar basisonderwijs.

  • Resonansgroep

Om de 'doelgroep' optimaal bij het ontwikkelwerk te betrekken riepen we docenten op, mee te werken in een resonansgroep. Dat leidde tot acht aanmeldingen. Deze groep fungeert als klankbord, ze levert ideeën en kritiek, incidenteel zijn ze schrijvers van teksten voor het leerplan, voor conferenties en voor de Nieuwsbrief, en de leden bereiden conferenties mee voor. Dat is onze tweede vorm van uitwisselen met `de praktijk', en het is een bijzonder effectieve manier.

  • Leerplanconferenties

In de derde plaats zijn er conferenties, waarvoor alle docenten Nederlands van Pabo's uitgenodigd worden. De eerste hebben we gehouden in november 1996. Dat was een korte bijeenkomst van een middag, waarop we in het kort de bedoelingen en werkwijzen van het project presenteerden. Achteraf gezien hebben we die bijeenkomst niet goed ingevuld. We hebben die gelegenheid gebruikt om ons verhaal te vertellen, maar daarbij te weinig ruimte gegeven om 'het veld' aan het woord te laten.

Dat verzuim hebben we in april 1997 goed gemaakt. Voor de conferentie van 24 april, die was aangekondigd als een 'werkconferentie', toonden bijna 100 docenten belangstelling. Van hen waren er op die dag ruim 80 aanwezig. We hadden gezorgd voor conceptteksten en discussievragen. De deelnemers hadden zich daarop voldoende kunnen voorbereiden, en er was op die dag ruimschoots gelegenheid om van gedachten te wisselen.. Uit de evaluatie bleek dat men deze bijeenkomst waardeerde.

Op 6 februari a.s. wordt de volgende leerplanconferentie gehouden. Daarop zullen de teksten in hun volgende versie voorliggen. Over die teksten dadelijk meer. Wij stellen ons voor, die conferentie in het teken te stellen van een kritische reflectie op het concept, en van de toekomst. Het motto zal zijn 'Herkenning of vernieuwing?' Daarmee willen we de functie van het leerplanin-wording ter discussie stellen. Geeft het een beschrijving van wat we allemaal al doen en weten? Zitten er vernieuwende elementen in, of op z'n minst aanzetten voor vernieuwing? Daarop aansluitend willen we de deelnemers vragen, op welke elementen zij vinden dat

28

vernieuwing op korte termijn gewenst is. Dat kan uitlopen op korte vervolgactiviteiten ná augustus a.s., als dit leerplan gereed is.

In augustus zal de laatste conferentie van dit project gehouden worden. Daarop zal de definitieve versie van 'Een leerplan Nederlands voor de Pabo' aan de aanvrager aangeboden worden.

• Nieuwsbrief

De vierde manier om uitwisseling te bevorderen is onze Nieuwsbrief. Enkele malen per jaar brengen we deze uit, en we geven hiermee actuele informatie over de ontwikkeling van het leerplan, maar ook over andere zaken op het gebied van onderwijs in Nederlandse taal en van de opleiding tot leraar basisonderwijs. We schrijven tot nu toe zelf de meeste teksten, maar nodigen vaak anderen uit bijdragen te leveren. In deze Nieuwsbrief hebben we onder andere een reeks interviews met 'sleutelfiguren' opgezet, personen die een rol spelen in nationale ontwikkelingen op het gebied van Nederlands op de Pabo. We menen daarmee de discussie over ons vak te stimuleren, in vaksecties, op onze conferenties en daarbuiten.

Een nationaal leerplan?

Voordat we onze voornemens ten aanzien van inhoud en structuur presenteren, willen we kort ingaan op een ontwikkeling in het onderwijsbeleid die ons werk enigszins compliceert.

In april van dit jaar werd een taakgroep geïnstalleerd door het Procesmanagement Lerarenopleidingen. Die taakgroep dient voor mei volgend jaar aan de HBO-raad een advies op te leveren over een nationaal leerplan voor de Pabo. Daartoe heeft de taakgroep adviesgroepen ingesteld, een voor ieder vakgebied. Die adviesgroepen werken nu hard aan leerplannen die t.z.t. landelijke status zullen krijgen. We zullen daarop hier nu niet uitgebreid ingaan, maar het zal duidelijk zijn dat deze ontwikkeling sterk interfereert met onze werkzaamheden. In ieder geval is het nu meer zaak dan ooit om duidelijk te maken wat de verschillen zijn tussen wat 'zij'en wat `wij' doen.

Wij stellen ons op het standpunt dat ons leerplan een inhoudelijk kader zal bieden, niet voorschrijvend zal zijn en maar een beperkte tijd waarde zal hebben. Het is een discussiestuk dat, zo hopen wij, aanzetten geeft tot nieuwe ontwikkelingen. Uit concepten van het leerplan van het PmL blijkt, dat het in vergelijking met 'ons' leerplan op een macroniveau geschreven wordt, en meer op regelgeving gericht is.

Leden van ons project zijn uitgenodigd te adviseren over concepten van dat nationale leerplan. Wij gaan uiteraard op die verzoeken in; we zijn niet elkaars concurrenten, ook al doen we in grote lijnen hetzelfde werk. We adviseren echter wel op persoonlijke titel, om de schijn van vermenging tegen te gaan. Op dezelfde basis zijn leden van de adviesgroep ook bij ons werk betrokken.

De inhoud en de structuur

Na oriëntatie op andere leerplannen, discussies in de projectgroep en de resonansgroep kwamen we tot een voorlopige structuur. We hebben die in een Nieuwsbrief ook voorgelegd aan de vaksecties Nederlands. Er zijn in de loop van het afgelopen jaar een paar kleine wijzigingen aangebracht. Op het moment hebben we de volgende structuur voor ogen.

Hoofdstuk 1 bevat uiteraard de inleiding. Daarin zal onder andere ingegaan worden op de

29

totstandkoming en de functie van dit leerplan. Hoofdstuk 2 beschrijft het onderwijs in Nederlandse taal op de basisschool. We geven daar een schets van 'mooi' taalonderwijs. Negatieve geluiden die de laatste jaren opklonken uit rapporten van PPON en CEB negeren we niet, maar we zullen ze hier evenmin versterken. Het gaat er ons om, een beeld te geven van het taalonderwijs waarvoor de Pabo studenten opleidt. Omdat de Pabo opleidt voor morgen, beschrijven we een aantal trends waarvan te verwachten is dat die het (taal)onderwijs zullen beïnvloeden, of die al grote invloed hebben. Het gaat om zaken als: ICT, de invloed van de overheid op het taalonderwijs (Periodieke Peilingen, Expertisecentrum Nederlands), de roep om integratie van NT1 en NT2, enzovoorts. Dit hoofdstuk besluit met een overzicht van kenmerken van toekomstig taalonderwijs.

Hoofdstuk 3 geeft een beeld van beleidsontwikkelingen op het gebied van de opleiding tot leraar primair onderwijs: van normaalschool tot Pabo, of: 'Van leerling naar LIO'. Dit hoofdstuk laat zien hoe deze opleiding steeds meer een beroepsopleiding werd. In hoofdstuk 4 bespreken we de startbekwaamheidseisen en de eindtermen voor het onderwijs in Nederlandse taal op de Pabo. We geven aan dat ze ruim geïnterpreteerd moeten en kunnen worden, en dat ze een middel voor Pabo-docenten kunnen zijn om inhouden af te leiden.

In hoofdstuk 5 geven we een aanzet om tot een visie op het vak Nederlands op de Pabo te komen. We richten ons daarbij vooral op de taak van de docent Nederlands op de Pabo. Daarover dadelijk meer. In hoofdstuk 6 bieden we een overzicht van inhouden voor het vak Nederlands op de Pabo. We gaan daarbij uit van de startbekwaamheidseisen. We presenteren die inhouden in een schema. Daarmee willen we niet suggereren dat die inhouden afzonderlijk en in die volgorde aangeboden moeten worden, integendeel. Dat schema dient echter als een overzicht dat als controle kan dienen bij het inrichten van het onderwijs.

In hoofdstuk 7 geven we aan hoe met dat schema van inhouden omgegaan kan worden, welke keuzen een sectie kan maken voor het vorm geven van het onderwijs. We bieden daartoe enkele praktische beschrijvingen van onderwijs aan enkele Pabo's, en reflecteren daarna op die voorbeelden. Waar het in dat hoofdstuk om gaat, is dat de keuze van inhouden niet vrijblijvend is, maar gerelateerd dient te worden aan al het voorafgaande: de waarde voor het taalonderwijs op de basisschool, de Pabo als beroepsopleiding, de startbekwaamheidseisen, en de plaats van Nederlands op de Pabo. In hoofdstuk 8 tenslotte kijken we vooruit naar de toekomst. Welke ontwikkelingen kunnen en willen we als betrokkenen (docenten, netwerken, andere groeperingen) bevorderen? Welke nieuwe ontwikkelingen dienen zich aan, en hoe staan we daar tegenover?

We menen hiermee een vrij organisch leerplan te ontwikkelen, waarin allerlei belangrijke onderwerpen in onderlinge samenhang gepresenteerd worden. We zullen niet verhelen dat het zoeken en formuleren van samenhangen niet eenvoudig is, en we weten ook niet zeker of we daarin volledig zullen slagen. Maar we denken wel dat het voor de ontwikkeling van het vak Nederlands op de Pabo uitermate zinvol is, naar deze samenhangen te zoeken. Dat zoeken gebeurt voornamelijk in reflecties van ons en anderen op praktijkvoorbeelden.

We werken hieronder drie hoofdstukken wat nader uit: hoofdstuk 5 Naar een visie op het vak Nederlands op de Pabo, hoofdstuk 6 Op zoek naar inhouden van het vak Nederlands op de Pabo en tenslotte hoofdstuk 8 De toekomst van het vak Nederlands op de Pabo.

Naar een visie op het vak Nederlands op de Pabo

30

Een van de eerste zaken waarmee we in de projectgroep geconfronteerd werden, was dat er niet een eenduidige visie heerst bij Pabo-docenten Nederlands op hun eigen vak. Er is geen overeenstemming, in ieder geval niet in de retoriek, over wat nu de belangrijkste uitgangspunten zijn van het vak Nederlands op de Pabo.

In de projectgroep hebben we niet geprobeerd een visie op het vak op te stellen vanuit een abstract standpunt. We hebben vrij praktisch willen kijken naar de taken waarmee een docent Nederlands naar ons idee geconfronteerd wordt. En die taken verschillen naarmate de docent een andere rol aanneemt binnen zijn beroep. Welke rol hij wanneer vervult, is afhankelijk van de situatie.

In de context van zijn werk lijken ons de volgende rollen het belangrijkst:

- de rol van opleidingsdocent

- de rol van vakdeskundige.

En ook is van belang: de docent als persoon. De keuzes die hij maakt, zijn daarvan immers ook sterk afhankelijk.

De opleidingsdocent

De professionaliteit van opleiders is al jaren een aandachtsgebied. Het Procesmanagement Lerarenopleidingen heeft deze als speerpunt opgenomen voor de innovatie van lerarenopleidingen op de middellange termijn (Procesmanagement Lerarenopleiding, 1996). Korthagen (1996) geeft een overzicht van kenmerken van lerarenopleiders in het algemeen en de bekwaamheden die deze zouden moeten bezitten.

De docent Nederlands functioneert als opleidingsdocent; het vakprogramma is niet een autonome eenheid, maar een organisch deel van het gehele curriculum. De docent Nederlands als opleidingsdocent draagt de algemene uitgangspunten van het opleidingscurriculum in zijn onderwijs uit. Dat kunnen per opleiding andere zijn, maar een (groeiend) aantal is gemeenschappelijk. Zo gaat hij er bij zijn onderwijs van uit, dat hij een begeleider is van leerprocessen bij de studenten. Hij stemt zijn onderwijs af op de individuele student en heeft oog voor de culturele achtergronden van hem en zijn soms gecompliceerde taalsituatie, met name als de student een andere culturele en etnische herkomst heeft.

Het onderwijs is voor een belangrijk deel gericht op het verwerven van strategieën, van leren leren. Het onderwijs geschiedt in een zo interactief mogelijke context, waarin de docent de lerende student centraal stelt, die voortdurend wordt geprikkeld tot reflectie op zijn handelen. De praktijk staat in de opleiding centraal. De student wordt opgeleid voor de basisschool die hij bezoekt en voor de basisschool die hij moet maken. Dat betekent dus niet dat de stage allesbepalend is voor de opleiding, maar wel dat de praktijk zoveel mogelijk in de opleiding wordt gehaald, waardoor de student in staat is op de opleiding een praktijktheoretische kennis te ontwikkelen. Dat gebeurt in een aantrekkelijke leeromgeving, waarin het gebruik van informatie- en communicatietechnologie organisch is ingebouwd. In de naaste toekomst stelt de docent de student in de gelegenheid de praktijk te bestuderen via een multimediale leeromgeving. Over het algemeen geldt dat de opleidingsdocent waar mogelijk de uitgangspunten van het onderwijs op de basisschool toepast in zijn eigen onderwijs (teach as you preach).

De vakdeskundige

De docent Nederlands op de Pabo speelt een centrale rol in het taalbeleid van de opleiding. Hij is een sleutelfiguur bij de afstemming van de vakken op elkaar. Taal speelt een rol bij de andere

31

vakken op verschillende niveaus. Door middel van taal worden vakinhouden overgedragen op de studenten; door middel van taal worden inhouden overgedragen aan de leerlingen. Voor de Pabo is dat een leerstofinhoudelijke en een didactische kwestie. Veel meer dan in het verleden moet de docent Nederlands zich bewust zijn van de rol die taal speelt op de Pabo en op de basisschool. Op de Pabo: waar werkstukken worden gevraagd voor welk onderdeel van het curriculum dan ook, waar presentaties worden gehouden door studenten en waar studenten onderzoekjes moeten opzetten, is de docent Nederlands de centrale figuur voor de afstemming van deze taaltaken op elkaar. Op de basisschool: de leerlingen moeten bij de zaakvakken teksten lezen waarbij talige vaardigheden in het geding zijn. De leerlingen luisteren, spreken, lezen en schrijven bij taal maar ook bij andere vakken. De docent Nederlands zorgt ervoor dat de transfer naar andere vakken zo soepel mogelijk verloopt.

Verder begeleidt de docent de ontwikkeling van studentvaardigheden. Deze zijn in twee delen te onderscheiden: de student treedt op als communicator; hij moet in zijn toekomstige beroep adequaat kunnen communiceren. We denken hierbij aan taaltaken op het gebied van de vier vaardigheden spreken, luisteren, lezen, schrijven en taalbeschouwing. Wat dit betreft verschilt een leraar basisschool niet zoveel van bijvoorbeeld een maatschappelijk werker of een ander hoger opgeleide.

Daarnaast gaat de student functioneren als (taal)leraar. De docent Nederlands zorgt ervoor dat de student zich de daarvoor vereiste didactische vaardigheden kan verwerven. Dat wil twee dingen zeggen: de student is zich bewust van de rol die taal op de basisschool speelt bij andere vakken en hij kan daar bij zijn onderwijsaanbod rekening mee houden. In de tweede plaats heeft hij kennis van en vaardigheden met betrekking tot de taaldidactiek van het taalonderwijs in engere zin (het spreek- en luisteronderwijs, het onderwijs in lezen en schrijven en in de taalbeschouwing).

Op zoek naar inhouden van het vak Nederlands op de Pabo

In hoofdstuk 6 van Een vakcurriculum Nederlands op de Pabo geven we een opsomming van mogelijke inhouden van het onderwijs in Nederlands op de Pabo. We doen dat zo ruim mogelijk; er zal dan ook geen enkele Pabo zijn die probeert aan al de genoemde aspecten gelijkelijk aandacht te besteden. We zouden dat geen student toewensen. Secties Nederlands zullen keuzes moéten en wíllen maken, uit een groot aanbod.

Dus: in dit hoofdstuk komen inhouden van het programma Nederlands aan de orde. We gaan hier niet in op de manier waarop die inhouden in de gehele curricula moeten functioneren. Of een Pabo een curriculum heeft dat opgezet is vanuit probleemgestuurd onderwijs, of praktijkgestuurd is, of volgens het concept van het APS is ontwikkeld of anderszins is georganiseerd, blijft op deze plaats buiten beschouwing. Welke keuzes er gemaakt worden, en vanuit welke criteria die worden gemaakt, daar gaan we in dit hoofdstuk niet op in.

Welke inhouden zijn voor de Pabo voor het vak Nederlands relevant? We beantwoorden die vraag vanuit de startbekwaamheden voor onderwijs in Nederlands, die in het najaar van 1997 opnieuw zijn geformuleerd. In die startbekwaamheden voor onderwijs in het Nederlands wordt aangegeven wat de beginnende (taal)leraar moet kennen en kunnen om een goede start te kunnen maken in het basisonderwijs.

Evenals voor de startbekwaamheden gaan we uit van de traditionele indeling in de vier domeinen

32

(spreken/luisteren, schrijven en lezen en taalbeschouwing). We hebben daarmee een kapstok waaraan we vrijwel alle denkbare inhouden van het programma Nederlands kunnen ophangen. Vrijwel. Er zijn enkele aspecten die voor elk domein van belang zijn. Deze vak- en domeindoorsnijdende aspecten zitten, als het goed is, verweven binnen de domeinen, maar om te voorkomen dat er te weinig accent op komt te liggen, werken we ze apart uit. We bedoelen de volgende:

  • de rol van interactie in het programma Nederlands,

  • de rol van taal bij andere vakken,

  • de integratie van taalvaardigheden met elkaar,

- het belang van metacognitie,

  • onderwijs op maat, waarbinnen NT2,

  • interculturaliteit,

  • de rol van de informatie- en communicatietechnologie.

Het is goed voorstelbaar dat vakgroepen Nederlands van Pabo's in afzonderlijke modules aandacht besteden aan deze onderwerpen.

De toekomst

En dan ligt daar in augustus 1998 een boekwerk met de titel Een leerplan voor Nederlands op de Pabo. Wat dan? We hebben al meegedeeld dat het leerplan geen eeuwigheidswaarde zal hebben. Maar voor ons als projectgroep zit het er dan bijna op. We mogen nog een jaartje doorgaan, en dan is dit project formeel afgelopen. Maar ook daarna blijft er nog genoeg te doen waar ons instituut een bescheiden rol in kan spelen. We denken dat we na het werk aan het leerplan het volgende moeten doen.

Ontwikkelwerk

In de eerste plaats willen we op de conferentie van februari a.s. peilen op welke deelgebieden ontwikkelwerk dringend gewenst is. Een paar voorbeelden':

De rol van taal in alle vakken. Pabo-docenten zeggen wel steeds dat die van belang is, maar er zouden eens voorbeelden uitgewerkt moeten worden van taalbeleid op een Pabo.

Op Pabo's worden eigen vaardigheden in een bepaald domein en de didactiek ervan meestal gescheiden aangeboden. We zouden een paar modulen kunnen ontwikkelen als voorbeeld van integratie van eigen

vaardigheid (schrijven van teksten bijvoorbeeld) en de didactiek.

Er zou voor één gebied een leerlijn over een aantal studiejaren uitgewerkt kunnen worden. Daarbij dient te worden aangegeven waarom die er zo uitziet, en welke keuzen hierbij een rol spelen.

In het SLO-project Kerndoelen en mijlpalen wordt gewerkt aan verbetering van het onderwijs in mondelinge taalvaardigheid in de onderbouw. 'Verbetering' betekent hierin onder meer: bewust worden van de doelen, verbetering van de didactiek (differentiatie), verrijking van het 'repertoire' van de leerkracht. We zouden dat kunnen uitwerken in een module, zodat (toekomstige) leerkrachten van de groepen 3 en 4 in staat zijn hun onderwijs in mondelinge taalvaardigheid zelf in te richten.

Op (enkele van) die vragen willen we in het resterende jaar met belangstellende Pabo's ontwikkelwerk doen. De resonansgroep zal daarbij, hopen we, blijven meedoen. Zij zal waarschijnlijk uitgebreid worden met andere docenten, en meer het karakter van een ontwikkelgroep krijgen.

Voortgaande samenwerking

5 Met dank aan Bart van der Leeuw, die enkele suggesties deed in een interview voor de Nieuwsbrief van het project.

33

In de tweede plaats willen we met het netwerk van Pabo-docenten structureel tot samenwerking komen. We zijn bereid in dat kader in de komende jaren inhoudelijk mee te werken aan (jaarlijkse) conferenties over aspecten van het vak Nederlands op de Pabo.

Uitbreiding van gezamenlijke contacten en uitwisseling met collega's en werkverbanden in België is al een gezamenlijke activiteit, en zal dat mogelijk in de toekomst blijven. Waarschijnlijk kan de Taalunie daaraan ook medewerking verlenen, inhoudelijk of facilitair.

Nieuwsbrief

In de derde plaats willen we proberen de Nieuwsbrief te laten voortbestaan als 'doorgeefluik'. In dat verband lijkt structurele samenwerking met het netwerk, en mogelijk ook andere groepen, noodzakelijk. Er zal een kleine redactie van Pabo-docenten gevormd worden. Over de formule van dit periodiek en over de frequentie van verschijnen zal nader overlegd worden.

De rol van ICT in de nieuwe opleiding

Dit aspect kunnen we hier alleen kort aanstippen. Dat wil niet zeggen dat het het minst belangrijke is! We wijzen op het project MILE-Nederlands, dat wordt uitgevoerd door het Expertisecentrum Nederlands en dat een multimediale leeromgeving voor taaldidactiek ten behoeve van Pabo-studenten wil ontwikkelen. In de tweede plaats vermelden we het SLO-project TRIOS (`Taal en Rekenen In Onderlinge Samenhang'), aangevraagd door de VON en de Nederlandse Vereniging voor Reken- en Wiskundeonderwijs (NVORWO). In dit project wordt gewerkt aan ideevorming over de rol van taal in het onderwijs in rekenen en wiskunde, aan de ontwikkeling van ICT-materialen die in de Pabo in beide vakken gebruikt kunnen worden, en aan het ontwikkelen van een gemeenschappelijke opleidingsdidactiek. Deze ontwikkelingen zullen de komende jaren zeker veel aandacht vragen van de opleidingsdocenten en het opleidingsonderwijs sterk beïnvloeden en veranderen.

Literatuur

Korthagen, F.A.J., 'Lerarenopleiders: Van vergeten groep naar speerpunt in de ontwikkeling van het onderwijs', In: Velon, Tijdschrift voor lerarenopleiders, jg. 17 (1996), nr. 5.

Laan, E. van der en B. van der Leeuw, 'Met een spagaat kun je scoren', In: Moer 1995, nr. 4, p. 180-186. Procesmanagement Lerarenopleiding, Scholen voor de toekomst, HBO-Raad, Den Haag, 1996. VLPC-SLO, Startbekwaamheden leraar primair onderwijs, Vierde versie: toetsingsversie, Utrecht, 1 september 1997.

34

Labels

domein
onderwijsbeleid
land
Nederland
onderwijstype
lerarenopleiding

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

11de Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 1997