Coöperatief leren in multiculturele groepen

Marc Smolenaers  ·  12de Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  1998  ·  pagina 354 - 358

COÖPERATIEF LEREN IN MULTICULTURELE GROEPEN

Marc Smolenaers

Coöperatief leren in multiculturele groepen (Clim) is een project dat werd opgezet door de Vlaamse onderwijsraad (Vlor) in samenwerking met het Steunpunt NT2 van de KU Leuven en met het Steunpunt ICO van de Universiteit Gent.' am was ook de Vlaamse partner van het Europese Clip-project. Clim gebruikt de methodiek van Complex Instruction (Cl), die ontwikkeld is door Elizabeth Cohen van de Stanford University in Californië.

1 ACHTERGROND

Cohen stelde vast dat leerlingen met een lage sociale status minder betrokken waren bij het interactieproces dan leerlingen met een hoge status. Als we aannemen dat het leerrendement recht evenredig is met de betrokkenheid en de intensiteit van het interactieproces, zal de kloof tussen de beide groepen leerlingen nog vergroten. Daarom wilde Cohen een werkvorm die leerlingen in heterogene groepen toelaat om optimaal deel te nemen aan het interactie(=leer)proces, vooral dan de leerlingen met een lage status.

Daarbij wordt getracht om de status van leerlingen te verhogen, onder meer door gebruik te maken van opdrachten die een beroep doen op de verscheidenheid in de intelligenties en de vaardigheden van de leerllngen, en

van een vaste taakverdeling in het groeps-

werk. Volgens Gardner (1993) is intelligentie geen enkelvoudig, maar een meervoudig begrip (flguur 1). Er is niet één vorm van intelligentie, er zijn er verscheidene. Iedereen heeft deze vormen in zich, maar niet allemaal op dezelfde wijze ontwikkeld.

FIGUUR 1:

Meervoudige intelligentie

COÖPERATIEF LEREN IN MULTICULTURELE GROEPEN   355

2 KENMERKEN VAN C/

C/ brengt wijzigingen met zich mee voor de rollen van leraar en leerling. De leraar organiseert, observeert en stimuleert het interactieproces, hij/zij is niet meer de kern ervan, is niet meer de bron van alle kennis. De leerlingen hebben verschillende, alternerende verantwoordelijkheden in hun groep. De groepen worden dan ook weloverwogen samengesteld door de leraar. Voor elke lessenreeks worden andere groepen gevormd. In een lessenreeks blijven de groepen dezelfde, maar de taakverdeling van de groepsleden wijzigt bij elke nieuwe opdracht. De opdrachten en de taakverdeling moeten ervoor zorgen dat de bijdragen van de verschillende groepsleden essentieel zijn om tot een resultaat te komen.

De belangrijkste kenmerken van C/ zijn:

  1.  Heterogene groepen

Het tot een goed einde brengen van een taak is in een grote mate afhankelijk van de samenwerking en van de heterogeniteit van de leden van een groep.

  1.  Gericht op het verhogen van de status van leeriingen

De verschillen in status kunnen het resultaat zijn van allerlei factoren: schoolresultaten, sportprestaties, uiterlijk, sociale achtergrond, etnische afkomst, taal enz. (Het 'multiculturele' in Clim verwijst dus duidelijk niet enkel naar etnisch-culturele verschillen.) Dikwijls bepaalt de status het deelnemen aan het leerproces, en dus ook de schoolresultaten.

  1.  Verscheidenheid in intelligenties en vaardigheden

De taken die de groepen moeten maken en de problemen die ze moeten oplossen, zijn zo gekozen dat ze een veelzijdige aanpak vereisen. Daardoor moeten de groepen gebruikmaken van de verscheidenheid in intelligenties en vaardigheden waarover de groep beschikt, met als gevolg dat elk groepslid moet bijdragen tot het groepsresultaat.

  1.  Het leren gebeurt door interactie

Het leerproces wordt zo georganiseerd dat de leerlingen leren door samen te werken. De opdrachten zijn gericht op conceptueel leren.

  1.  De ieraar wordt organisator en begeleider

De leraar organiseert de mogelijkheden tot interactie tussen de leerlingen, observeert en geeft feedback. Een belangrijk punt is ervoor te zorgen dat alle leerlingen gelijkelijk toegang krijgen tot het leerproces; de leraar ondersteunt hiervoor in het bijzonder de leerlingen met een lage status.

  1.  Het delegeren van autoriteit en verantwoordelijkheid

Duidelijke afspraken en taken laten toe dat de leerlingen zelf verantwoordelijk zijn voor hun resultaten. De leraar is verantwoordelijk voor het organiseren van leeractiviteiten die gericht zijn op het verwerven van kennis, het ontwikkelen van vaardigheden en van attitudes. Met kennis wordt bedoeld: het begrijpen van concepten. We begrijpen iets als we in staat zijn om het toe te passen in nieuwe situaties en als we het kunnen plaatsen binnen de kennis die we al hadden. De vaardigheden worden ontwikkeld door ze toe te passen en door daarop te reflecteren. Attitudes worden ontwikkeld door begrijpen, door ervaringen en door de reflectie daarop.

356   Marc Smolenaers

3 WERKEN IN GROEPEN

De meest effectieve leeractiviteiten zijn die waarbij de leerlingen het meest actief zijn. Figuur 2 toont een lijstje van leerlingactiviteiten, gerangschikt volgens toenemend leerresultaat. Het meeste leer je dus als je iets moet uitleggen aan anderen. In C/ komen vooral de drie onderste activiteiten aan bod. Zij vragen heel andere vaardigheden van de leraar dan het 'normale' lesgeven: de leraar organiseert, reageert op vragen door nieuwe vragen te stellen die naar een andere of hogere denkorde leiden, observeert, geeft feedback enz.

Zeker als het Ieren gericht is op begrij-   FIGUUR 2:

pen, zijn interactie en deelnemen aan   Leerlingactiviteiten

interactie heel belangrijk. Hoe meer de   volgens toenemend

leerlingen deelnemen aan de interactie   leerresultaat en hoe actiever ze zijn, hoe meer ze

leren. Dat brengt met zich dat het werken in groepen effectiever is dan activiteiten met de hele klas.

Om te vermijden dat één of enkele actieve leerlingen al het werk doen en daardoor ook het meeste leren, terwijl de passievere leerlingen weinig of niets leren, doet Cl een beroep op de verschillende intelligenties, worden de groepen weloverwogen samengesteld, en hebben alle groepsleden een nauwkeurig omschreven taak, waardoor de bijdragen van alle leden nodig zijn om de groepsopdracht tot een goed einde te brengen. Dlt zorgt ervoor dat alle leerlingen de mogelljkheid hebben om tot het

begrijpen van het concept te komen. De opdrachten variëren, de problemen kunnen beke-, ken worden vanuit verschillende perspectieven, en voor de taken wordt gebruikgemaakt van verscheidene vaardigheden en intelligenties.

In een groep worden onder meer de volgende taken (die per opdracht roteren) toegekend (soms moet één groepslid meer rollen vervullen):

  •  aanvoerder: zorgt ervoor dat iedereen de instructies begrijpt, dat alle groepsleden meewerken, dat alle groepsleden de hulp krijgen die ze nodig hebben, roept de leraar als de groep vastzit;

verslaggever: organiseert het verslag van de groep, bespreekt inhoud en vorm van het verslag met de groepsleden;

  •   materiaalverantwoordelijke: zorgt ervoor dat de groep het materiaal krijgt dat hij nodig heeft;

  •   informatieverantwoordelijke: zoekt in alle mogelijke bronnen relevante informatie voor de groep;

  •   tijdbewaker: zorgt ervoor dat de taken tijdig klaar zijn en dat de groepsleden hun individuele taken maken.

COÖPERATIEF LEREN IN MULTICULTURELE GROEPEN   357

De groepen moeten zich houden aan een aantal basisregels:

  •   iedereen is verantwoordelijk voor zijn/haar rol;

niemand is klaar voor de andere groepsleden klaar zijn (`klaar zijn' betekent eveneens 'alles begrepen hebben');

  •   iedereen heeft het recht om een groepslid om hulp te vragen;

  •   groepsleden helpen elkaar;

  •   iedereen moet zljn/haar individuele taak (en verslag) afmaken.

Om deze basisregels vlot te kunnen toepassen is het meestal nodig een aantal voorbereidende oefeningen te maken waarbij de regels één voor één ingeoefend worden. Hetzelfde geldt voor de gewone deelvaardigheden die nodig zijn voor groepswerk.

4 EEN CLIM-LESSENREEKS

Elke lessenreeks is opgebouwd rond een concept, een centraal idee (figuur 3). Meestal is er een introductie, gevolgd door een vijftal opdrachten, die beurtelings door de verschillende groepen worden uitgevoerd. Alle opdrachten zijn verbonden met het centrale concept. Elke opdracht bestaat uit drie grote delen: een oriëntatie, het groepswerk en het voorstellen van het resultaat. In elke opdracht moeten de leerlingen eerst de informatie verwerven die ze nodig hebben om hun taak te kunnen uitvoeren. Voor de eigenlijke taak zullen ze ook verscheidene vaardigheden en intelligenties moeten gebruiken.

Het groepsresultaat wordt telkens voorgesteld aan de andere leerlingen, zodat die daarvan gebruik kunnen maken als ze zelf de opdracht krijgen. Het is de bedoeling om telkens een 'beter', 'vollediger', 'diepgaander' resultaat te bereiken. Bij de voorstellingen wordt telkens gereflecteerd op het proces dat de groep doorlopen heeft en op de inhoud van hun resultaat. De afsluitende individuele taak moet bewijzen dat elke leerling het begrepen heeft.

FIGUUR 3: Een Clim-lessenreeks

introductieles

2

centrale concept

3

5

afsluitende les

358   Marc Smolenaers

Cl is bedoeld om iedereen gelijke toegang tot het leren te verschaffen, door alle leerlingen in heterogene groepen te laten deelnemen aan klasactiviteiten. Sommige leraren willen die gelijke toegang verschaffen door het niveau van vereiste kennis en vaardigheden te verlagen. Dit is zeker niet de bedoeling van C!! Het doel van Cl is dat leerlingen het hoogst mogelijke niveau van begrip bereiken. Daarom moet het materiaal voldoen aan de volgende criteria:

  •   voldoen aan de eisen van de eindtermen/ontwikkelingsdoelen/kerndoelen/leerplannen. Cl is niet bedoeld voor activiteiten in de marge, maar voor de belangrijkste vakken (waarvoor conceptueel denken, echt begrijpen, kunnen toepassen enz. nodig is);

  •   een beroep doen op verschillende intelligenties en vaardigheden. Dat vereist een grote variëteit in taken voor de groepen;

  •   de verschillende opdrachten moeten leiden tot het begrijpen van het centrale concept;

  •   de opdrachten moeten zo opgebouwd zijn dat de leerlingen elkaar nodig hebben om ze te kunnen uitvoeren; de groepsleden zijn afhankelijk van elkaar;

  •   het materiaal moet een uitdaging zijn voor de leerlingen; die moeten erdoor gemotiveerd worden;

de opdrachten moeten open zijn, zodat ze de interactie aanmoedigen.

NOOT

1   Voor dit overzicht is dankbaar gebruik gemaakt van Gardner (1993) en Batelaan (1998).

LITERATUUR

Batelaan, P.: Towards an Equitable Classroom. Cooperative Learning in Intercultural Education in Europe. Hilversum: IAIE, 1998.

Gardner, H.: Frames of the Mind. The Theory of Multiple Intelligences. London: Fontana Press, 1993.

Labels

doelgroep
NT2-leerlingen/cursisten
domein
overige
land
België
onderwijstype
volwassenenonderwijs

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

12de Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 1998