Het I.M.-project. Leerlingen discussiëren via email over een literair werk

Michel Couzijn & Lizan Zonneveld  ·  12de Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  1998  ·  pagina 124 - 131

HET I.M.-PROJECT

Leerlingen discussiëren via e-mail
over een literair werk

Michel Couzijn & Lizan Zonneveld

De herziening van de Nederlandse exameneisen voor literatuuronderwijs zal ertoe leiden dat leerlingen een kleiner aantal boeken lezen voor het examen, en in ruil daarvoor elk boek diepgaander moeten verwerken. Bij deze 'diepere verwerking' moeten begrip van het werk en de literaire achtergrond een rol spelen, alsmede de persoonlijke reactie op het gelezene en de aansluiting bij eigen smaak en leesgewoonten. Dit betekent dat docenten Nederlands op zoek moeten naar interessante en effectieve verwerkingsopdrachten, die daadwerkelijk leiden tot 'verdieping' van een leeservaring. En wel op zo'n manier dat docenten en leerlingen de verdieping ook kunnen vaststellen en beoordelen.

Hierbij kunnen twee didactische aspecten worden gevoegd die voortkomen uit de modernisering van het voortgezet onderwijs tot wat in Nederland 'het studiehuis' wordt genoemd. Het eerste aspect is het zelfstandig werken, hetzij individueel of in groepjes. Hoewel het lezen van literatuur bij uitstek een individuele aangelegenheid lijkt, kan er in het literatuuronderwijs goed worden samengewerkt bij het uitwisselen van leeservaringen en interpretaties en bij het maken van werkstukken. Bij een uitgekiende samenwerkingsopdracht kunnen leerlingen elkaar organisatorisch op het spoor houden en verschaffen ze elkaar feedback, zodat de docent niet altijd en overal nodig is.

Een tweede aspect is de zinvolle invoering van informatie- en communicatietechnologie (ICT - lees: computers) in het onderwijs. Wie literatuuronderwijs verbindt met computers, denkt al snel aan statische informatie, zoals recensies uitgebracht op cd-rom of de overvloed aan gratis boekverslagen op het Internet. "Echter, het Internet biedt het literatuuronderwijs ook de mogelijkheid tot dynamische informatie-uitwisseling via email of discussiegroepen. Daarop heeft de hier geïntroduceerde werkvorm betrekking.

De werkvorm herbergt dus een literaire verdiepingsopdracht, individueel en in groepswerk, en inzet van ICT. Toch willen we zeker geen gouden bergen beloven. De werkvorm is slechts op kleine schaal beproefd met drie groepjes van drie leerlingen op het Montessori Lyceum Amsterdam. De resultaten zijn echter zo aansprekend, dat het ons goed leek er op deze conferentie al over uit de school te klappen.'

1 LEZEN, RECENSEREN, DISCUSSIËREN EN HERSCHRIJVEN

De werkvorm bestaat uit vier stappen. Eerst kiest een groepje leerlingen een boek, dat ieder van hen leest. In onze proef kozen de leerlingen het boek I.M. van Connie Palmen, waarin zij schrijft over haar relatie met Ischa Meijer en over haar rouw na zijn overlijden.

HET I.M.-PROJECT   125

De tweede stap is dat iedere leerling een recensie schrijft over het boek. In de recensie is plaats voor eigen persoonlijke reacties, voor achtergrondinformatie over de schrijver, voor een beoordeling van de `geslaagdheid' van het boek, en verder alles wat een leerling erin kwijt wil. Deze recensies hoeven niet lang te zijn; gemiddeld waren ze 350-400 woorden (voorbeeld 1). Bij deze recensie voegt de leerling twee discussievragen, waarin hij of zij aangeeft wat er opmerkelijk of vreemd of onbegrijpelijk is aan het boek (voorbeeld 2).

VOORBEELD 1: Eerste versie recensie door D.G.

Bij het lezen van I.M. krijg je dadelijk het idee dat je iets heel persoonlijks leest. Het lijkt iets onwerkelijks. Connie Palmen wist dat Ischa Meijer voor haar bestemd was en ze zijn tot zijn dood hun scheidt ziek van geluk geweest samen.

Connie Palmen weet net de balans te vinden tussen het beschrijven van haar blije leven met I.M. en de mindere tijden. Hierdoor blijft het interessant in plaats van dat je oververzadigd wordt.

Door een struktuur van korte hoofdstukjes leest het boek heel snel weg. Het boek krijgt er een snelheid van. Wat op een gegeven moment deze snelheid ondermijnt zijn de steeds langer wordende citaten van uit I.M.'s boek over zijn jeugd. In het begin van het boek dragen de citaten echt iets bij aan het boek, later niet meer. De inhoud van de citaten is eerder in het boek al uitgebreid beschreven. Het is opzich best leuk om te lezen wat I.M. schreef, maar in principe is dat niet nodig.

  1.  Ik vond de citaten in het boek op een gegeven moment vrij storend.

  2.  Ik had niet het gevoel dat ze nog iets bijdroegen aan het boek. Wat vond jij van de citaten en de inhoud ervan?

VOORBEELD 2: Discussievragen van leerlingen

  •   Vind je dat Connie Palmen arrogant overkomt over haar liefde, alsof het de beste liefde ooit is?

  •   Is het noodzakelijk/logisch dat zo'n dramatische liefde zo'n dramatisch eind heeft?

  •   Hebben de gevoelens van Connie P. Het beeld over Ischa Meijer vervormd? Waarom is de stijl, de persoonlijkheid van Connie Palmen in het eind van het boek anders dan in het begin?

  •   Waarom zou Connie Palmen dit boek hebben geschreven???

  •   Heeft Connie Palmen het boek voor zichzelf geschreven of voor het publiek?

De recensie en de twee vragen dienen als uitgangspunt voor de derde stap: een discussie in een kleine groep. Het bijzondere is dat deze discussie plaatsvindt via uitwisseling van e-mails. Daar zijn twee redenen voor. Ten eerste denken we dat de aard van

126   Michel Couzijn & Lizan Zonneveld

de communicatie verbetert in vergelijking met mondelinge discussies (of met chatboxen): minder vluchtig, meer inhoudelljk, beter luisteren naar (= lezen van) elkaars reacties. Ten tweede levert het discussiëren via e-mail een automatisch 'protocol' op van de discussie: alle bijdragen worden vanzelf in de juiste volgorde bewaard en kunnen naderhand worden bekeken. Daardoor hoeven leerlingen geen aantekeningen te maken en kunnen ze hun aandacht bij de discussle houden. Bovendien heeft de docent later inzicht in wat er allemaal aan de orde is geweest.

We denken dat deze voordelen opwegen tegen het statischer karakter van een e-maildiscussie in vergelljking met 'echte' discussies (en dan nog: de laatste hoeven in de klas natuurlijk niet te worden ultgebannen!). De discussie start ermee dat de leerlingen elkaars recensies en discussievragen lezen, en vervolgens leveren ze commentaar erop, geven weerwoord, vragen om voorbeelden enzovoort. Een discussieronde van een uur levert circa 15-20 uitwisselingen op tussen drie leerlingen. In onze proef organiseerden we twee discussierondes met een week tussentijd.

De vierde stap bestaat eruit dat leerlingen terugblikken op de discussies (aan de hand van de bewaarde e-mails) en bedenken hoe ze de discussiestof kunnen gebruiken om hun recensies te verbeteren. Ze hebben commentaar ontvangen op hun eigen recensie, antwoorden op hun discussievragen, en informatie uit andermans recensies. Lang niet alles hoeft een plaats te krijgen in de herschreven recensie: de leerling blijft de baas over de eigen tekst. Wel kun je als docent randvoorwaarden stellen, zoals 'er moet een onderbouwde mening in staan' of 'je moet enkele verhaaltheoretische begrippen naar keuze aan de orde stellen'.

De rol van de docent bestaat uit het instrueren en begeleiden van leerlingen in het omgaan met e-mail als discussiehulpmiddel en uit het beoordelen van de leerlingproducten: bijvoorbeeld een cijfer voor de herschreven recensie en een aftekening 'naar behoren' voor een mapje waarin de leerling de eerste versie, de uitgeprinte discussie en de herschreven recensie verzamelt, al of niet aangevuld met een procesverslag. Als de leerlingen goede afspraken maken over het hoe en wanneer van de e-maildiscussie, hoeft de docent daarbij niet per se aanwezig te zijn.

2 OVER DE ORGANISATIE VAN DE WERKVORM

Hoe gaat dat praktisch in zijn werk, discussiëren via e-mail? Zolang de minister van Onderwijs talmt met het oprichten van een Edunet ofwel een mini-Internet speciaal voor scholen, kunt u gebruik maken van standaard e-mailfaciliteiten. Een voorwaarde is dat u voor elke leerling een eigen e-mailadres maakt (wij deden dat met de gratis e-maildienst Freemail). De meeste e-mailprogramma's voorzien in het aanmaken van groepjes e-mailadressen waar je een bijnaam of nickname voor verzint. Zo kun je drie leerlingen leerling1@school.be, leerling2@school.be en leerling3@school.be samenvoegen onder de nickname groep1. Alle e-mails die de leerlingen sturen naar groept worden dan automatisch naar elk van de leerlingen 1, 2 en 3 verzonden. Zo kun je als groepje samenwerken aan een project of discussie.

In onze proef hebben we echter gebruik gemaakt van een wat minder bekende Internetfaciliteit die Usenet2 heet (ook wel News genaamd). Usenet bestaat uit vele

HET LU-PROJECT   127

duizenden discussiegroepen, waar miljoenen mensen dagelijks met elkaar over vele, zeer vele onderwerpen discussiëren. In de discussiegroep met de naam nl.kunst.literatuur hebben onze leerlingen in juni 1998 hun discussie over het boek I.M. gehouden.' Het voordeel van Usenet is dat de uitgewisselde e-mails in een handige hiërarchie worden opgeslagen, zodat je gemakkelijk kunt zien wie op wie heeft gereageerd. Bovendien is het Usenet openbaar, zodat ook anderen aan de discussie kunnen deelnemen - wat leerlingen, zo ervoeren wij, heel stimulerend vinden.4

FIGUUR 1: De interface van Free Agent

Figuur 1 geeft u een idee van hoe het programma Free Agent werkt. Linksboven ziet u (een deel van) de lijst discussiegroepen en rechtsboven (een deel van) de discussies die op dat moment werden gevoerd in de groep nl.kunst.literatuur. Van één discussie met de naam Groep A: I.M.-recensie Elmar krijgt u een lijstje bijdragen. Zo ziet u dat Didi (e-mailadres didimla@freemail.nl) als eerste heeft gereageerd op de recensie van Elmar, en dat Suus en Elmar op hun beurt weer op Didi reageerden, enzovoort. In de onderste helft van het scherm is de bijdrage te lezen waarin Didi reageert op Elmar: geciteerde tekst wordt in de kantlijn voorafgegaan door een speciaal teken >, en daartussen typt Didi haar reacties. Zo kun je heel precies reageren op specifieke gedeelten van elkaars discussiebijdragen. Wij merkten dat de leerlingen uit de vijfde klas het programma Free Agent in een uurtje onder de knie kregen.

Wanneer spreken de leerlingen af om via e-mail te discussiëren? Eigenlijk hoeft dat niet op een vast tijdstip. Als leerlingen het werken met e-maildiscussies eenmaal

128   Michel Couzijn & Lizan Zonneveld

beheersen, kunnen ze afspreken om in een periode van bijvoorbeeld twee weken per persoon minimaal vijf- tot tienmaal op elkaars discussiebijdragen te reageren. Dat kan overdag of 's avonds, wanneer het hun uitkomt. Echter, in onze proef hebben we de leerlingen wél op een vast tijdstip laten e-mailen, zodat de dynamiek of de 'spanning' van het antwoord versturen en ontvangen aanwezig was. Een leerling ontving bericht, reageerde er direct op, en ontving even later weer een reactie terug. Voor de discussie was dat stimulerend, zo gaven de leerlingen aan.

3 WAT LEVERT HET OP?

Na een of meer discussierondes hebben de leerlingen alle bijdragen van de discussie tot hun beschikking (zie voorbeeld 3). Dat betekent dat ze de zelf aangedragen vragen bij het gelezen boek samen met anderen hebben geprobeerd te beantwoorden. Dat kan op zichzelf best al leiden tot verdieping van de leeservaring, maar om deze verdieping verder uit te lokken dan wel te bestendigen dient de herschrijfopdracht. In voorbeeld 4 staat zo'n herschreven recensie (zelfde leerling als voorbeeld 1).

VOORBEELD 3: Een discussiebijdrage

Newsgroups: nl.kunst.literatuur

Subject: Re: Groep A: "IM" — recensie Didi From: suusmla@freemail.nl

Date: Mon, 15 Jun 1998 09:19:15 GMT

On Mon, 15 Jun 1998 08:53:04 GMT, didimla@freemail.nl wrote:

>Bij het lezen van I.M. krijg je dadelijk het idee dat je iets heel persoonlijks leest. Het >lijkt iets onwerkelijks. Connie Palmen wist dat Ischa Meijer voor haar bestemd was en >ze zijn tot zijn dood hun scheidt ziek van geluk geweest samen.

Heb jij ook niet het gevoel alsof het en verhaal uit een boek is? Is dat wat je bedoeld met "onwerkelijk"

>Connie Palmen weet net de balans te vinden tussen het beschrijven van haar blije >leven met I.M. en de mindere tijden. Hierdoor blijft het interessant in plaats van dat je >oververzadigd wordt.

Ik had hier het idee bij dat ze juist zo blij waren met elkaar juist door die problemen die ze hadden. Omdat je niet weet wat geluk is als je het altijd hebt, maar juist als je ook verdriet kent heel gelukkig kan zijn.

>Door een struktuur van korte hoofdstukjes leest het boek heel snel weg. Het boek >krijgt er een snelheid van.

Ja, dat had ik me helemaal niet beseft, dat is inderdaad heel goed gedaan!

HET I.M.-PROJECT   129

Om te zien of we van 'verdieping' kunnen spreken, wilden we op twee aspecten letten: beter begrip van het literaire werk en betere onderbouwing van het oordeel. Ons bleek dat leerlingen in hun herschreven versies vaker een aantal kenmerkende verhaaltheoretische begrippen aan de orde stellen. Dan gaat het om thema, titelverklaring, symboliek, personages, stijl, structuur, perspectief, tijd, ruimte, genre, en de verhouding fictie/werkelijkheid (dat laatste mag bij het boek I.M. geen verwondering wekken). Over de onderbouwing van het oordeel hebben we op dit moment nog geen gegevens voorhanden.

VOORBEELD 4: Herschreven versie recensie door D.G.

Extreme emoties

Na de dood van Ischa Meijer was Connie Palmen totaal van slag af. Het heeft lang geduurd voordat ze weer verder kon met haar leven. Toen ze daaraan toe was, heeft ze `I:M' geschreven. Een boek over hoe belangrijk Ischa Meijer voor haar was en ze maakt hiermee een soort gedenkteken voor hem; een in memoriam (vandaar de titel).

Connie Palmen is een schrijfster die heel persoonlijke boeken schrijft, en TM.' is ook zo'n boek. Het beschrijft de hechte relatie tussen haar, Connie P., en Ischa M. Over de heftige emoties die ze bij elkaar teweeg brachten en de problemen die ze hadden. Zoals de drang van Ischa Meijer om steeds weer vreemd te gaan en de moeilijkheden die hij met zijn jeugd had en het alcoholisme van Connie Palmen zelf. Het zijn heel intieme onderwerpen waar je door aangetrokken of afgestoten kan worden.

Het gaat er bij dit boek niet om of alles echt zo gebeurd is als het er staat, maar om hoe Connie Palmen het zelf ervaren heeft. Een boek kan nooit de waarheid precies weergeven. Zeker niet als het om dingen gaan die je zo aangegrepen hebben.

Het boek is niet ingedeeld in hoofdstukken, maar in allemaal stukken tekst. Je kunt het zien als een soort alinea's. Hierdoor komt het over zoals het leven is: allemaal losse fragmenten die samen een geheel vormen. Al deze korte stukjes (gedachtes, gebeurtenissen etc.) achter elkaar geven een snelheid aan het boek. Je raakt in een soort ritme.

Door het boek komen steeds citaten van Ischa Meijer terug. In het begin is dit een leuke afwisseling en het geeft aan hoezeer Connie Palmen met Ischa Meijer en zijn gedachtes bezig was. Op een gegeven moment voegen sommige citaten echter echter niet zoveel meer toe, omdat de inhoud ervan vaak al eerder in het boek besproken is. Ook worden de citaten steeds langer. Wel geven de filosofische gesprekken en gedachtes een extra dimensie aan het boek.

Ischa Meijer en Connie Palmen leken voor elkaar bestemd. Dat maakt het einde heel aangrijpend, ook al weet je van tevoren hoe het afloopt.

Ter illustratie laten we hier zien hoe we in de herschrijving van voorbeeld 4 'verdieping' hebben vastgesteld (tabel 1). Per alinea geven we aan welk verhaalanalytisch aspect nieuw is of uitgebreider aandacht heeft gekregen.

130   Michel Couzijri & Lizan Zonneveld

TABEL 1: Verdieping in de herschreven recensie van D.G.

 

ALINEA

VERDIEPING

ASPECT

TOELICHTING: De leerling ...

1

Nieuw

Genre

... benoemt het boek als 'een

in memoriam'.

1

Uitgebreider

Fictie/

Werkelijkheid

... verbindt het boek met de

biografie van de schrijfster.

2

Uitgebreider

Personages

... benoemt een aantal

eigenschappen van de personages.

3

Uitgebreider

Fictie/

Werkelijkheid

... geeft aan dat het boek niet

precies de werkelijkheid weergeeft,

maar de ervaring van de schrijfster.

4/5

Uitgebreider

Structuur

... gaat uitgebreider in op het

verband tussen structuur, inhoud en

effect op de lezer.

6

Nieuw

Structuur

... geeft aan waarom het boek

spannend blijft, ook al weet je hoe

het zal aflopen.

Je ziet dat sommige verhaalanalytische aspecten voor het eerst aan de orde worden gesteld en dat andere uitgebreider worden weergegeven. In totaal is de herschreven recensie op vier aspecten verdiept. Bij het bepalen van de verdleping hebben we niet gelet op de lengte van de recensie en het taalgebruik.

In de evaluatie wilden we weten wat de waardering van de leerlingen was voor deze werkvorm. Ze gaven aan het discussiëren via e-mail en het werken met het programma Free. Agent in het algemeen 'leuk' te vinden en 'leerzaam'. Dat gold ook, zij het in iets mindere mate, voor het schrijven van de recensies. Wel was de tijdsdruk een bezwaar: we hielden de proef aan het eind van het schooljaar en dat is niet het beste moment voor het laten (her)schrijven van teksten. Een enkele leerling gaf ook aan dat het moeilijk was over een pas gelezen boek meteen een oordeel te formuleren.

Zelf zijn we tamelijk tevreden met het verloop en de resultaten van de proef. Het werken met groepjes leerlingen aan de computer bleek weinig praktische moeilijkheden op te leveren, en de discussies en uiteindelijke recensies hadden een acceptabel niveau. Op de onderbouwing van de gegeven oordelen willen we nog nader studeren. Tot slot viel ons op dat beide versies van de recensie, de eerste en de tweede, hun eigen kwaliteit hebben. Hoewel de laatste versie doorgaans wat serieuzer van toon is, inhoudelijk van een hoger niveau, lijken de eerste versies wat spontaner en 'authentieker'. Dat laatste gaat in de herschrijving enigszins verloren. Daarom is het goed als leerlingen hun eerste versies ook bewaren, zodat ze later kunnen terugblikken op de ontwikkeling die er zit in de kijk op en waardering voor een gelezen boek.

HET I.M.-PROJECT   131

4 HOE VERDER?

Wij zouden graag ervaringen uitwisselen met andere docenten die hun leerlingen via email laten discussiëren over literatuur. Zo willen we vaststellen wat een zinvolle begeleiding door de docent precies inhoudt en welke beoordelingswijzen deugdelijk en haalbaar zijn. Ook willen we kijken naar de mogelijkheid om groepjes leerlingen van verschillende scholen samen te stellen, zodat een leerling die een ongewoon boek wil lezen, ook partners kan vinden van buiten de eigen klas. Onze ervaringen, alsmede het leerling- en docentenmateriaal dat wij gebruikten, stellen we graag ter beschikking van geïnteresseerde leraren.5

NOTEN

1   Over deze werkvorm hebben we al eerder gerapporteerd in Vonk 28/1 (sept.-okt. 1998), een themanummer over de nieuwe media.

2 Om gebruik te kunnen maken van Usenet moet je een programma gebruiken dat News kan lezen. Een speciaal, eenvoudig te bedienen en gratis programma is Free Agent, dat te verkrijgen is op http://www.forteinc.com. Vraag aan uw Internetprovider hoe de Newsfeed te krijgen is.

3   U kunt alle leerlingdiscussies nalezen in DejaNews, het archief van alle Usenet-discussies.

Zoek via http://www.dejanews.com/home_ps.shtml met de trefwoorden Ischa AND con-

nie'. Met behulp van de optie View Thread kunt u de bijdragen hiërarchisch geordend

bekijken.

4 Toch willen wij ervoor waarschuwen dat Usenet, hoe handig ook, zich NIET leent voor grootschalige toepassing in het onderwijs. Herhaalde 'invasies' van leerlingen in het kader van schoolse opdrachten kunnen de normale communicatie in de discussiegroepen hinderen. Hoewel sommige gebruikers van de discussiegroep `nl.kunst.literatuur' het /.M.-initiatief toejuichten, waren er ook die zich ergerden aan de grote hoeveelheid leerlingbijdragen'. Gebruik liever kleinschalige e-maillijsten of onderzoek of het ministeriële Kennisriet deze mogelijkheid biedt.

5 We zijn te bereiken op het Instituut voor de Lerarenopleiding (ILO) van de Universiteit van Amsterdam, Wibautstraat 4, NL-1091 GM Amsterdam, tel. +31-20-525 15 88, fax +31-20525 12 90, E-MAIL: couzijn@ilo.uva.nl.

Labels

doelgroep
NT1-leerlingen
domein
literatuuronderwijs
land
Nederland
onderwijstype
voortgezet/secundair onderwijs
thema
onderwijsleermateriaal
ICT
onderwijsleeractiviteiten

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

12de Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 1998