Mariet van Goch · 12de Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 1998 · pagina 197 - 205
NEDERLANDS ALS DWARSVERBAND
Over ontwikkelingen in het Nederlandse beroeps-
onderwijs en de volwasseneneducatie
Mariet van Goch
Sinds 1979 werkzaam in het beroepsonderwijs als leraar Nederlands in het dienstverlenend en gezondheidszorg-onderwijs en later ook technisch onderwijs. Taken erbij: leerlingbegeleider en projectleider internationalisering, onderwijsvernieuwing, afstemming middelbaar en hoger beroepsonderwijs in techniek, agogiek, economie en gezondheidszorg en per 1 augustus 1998 verantwoordelljke voor het onderwijs in educatie en het team mavo-havo-vwo bij nog steeds dezelfde werkgever in een steeds groter gegroeide school: het regionaal opleidingencentrum (ROC) Baronie College te Breda.
De vogelvlucht leert dat ik met mijn onderwijs Nederlands verre reizen maak in de schoolnabije omgeving van het beroepsonderwijs. Twintig jaar onderwijsdienstverband met het onderwijs Nederlands als brug en bindmiddel, als opstap en overgang tussen de ene sector en de andere. Jarenlang heb ik de handen vol aan nieuwe eindtermen, volle heterogeen samengestelde klassen, aanpassingen als gevolg van nieuwe samenwerkingsverbanden, wet- en regelgeving en aan een managementfilosofie waarin sturen op geld dominant is. Ik ben de leraar Nederlands als mascotte: in te pakken, mee te nemen, over te dragen. De leraar Nederlands als dwarsverband. Dat brengt me waar de onderwijsstrijd is, waar de verandering is.
Ik bied een indruk van een roerige, boeiende, levendige onderwijswereld. Ik beschrijf in grote lijnen de vernieuwingen in het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie (bve) in Nederland. Ik vertel over initiatieven en projecten in het onderwijs Nederlands en doe verslag over mijn onderwijsaanbod en over de manier waarop ik met leerlingen werk in het licht van ontwikkelingen als zelfstandig leren, probleemgestuurd leren.
1 KWALIFICATIES EN KWALIFICATIENIVEAU-INDELING
De WEB (Wet Educatie en Beroepsonderwijs) wordt aangenomen in 1996 en per 1 augustus voor de scholen geëffectueerd (Ministerie van OC&W 1998). Nieuw is de kwalificatiestructuur: de indeling van het beroepsonderwijs in niveaus; de afstemming van voltijd/beroepsopleidend en deeltijd/beroepsbegeleidend onderwijs volgens min of meer eenduidige criteria; de zwaarte-aanduiding van de opleidingen in termen van studiebelastingsuren en de plaats van de volwasseneneducatie. Er ontstaan nog grotere scholen voor beroepsonderwijs en volwasseneneducatie: de regionale opleidingencentra.
De school krijgt met de WEB een drieledige opdracht: kwalificatie voor een beroep, kwalificatie voor doorstroming naar een vervolgopleiding en kwalificatie voor burgerschap. Tabel 1 laat de afspraken zien over de onderscheiden niveaus voor educatie en
198 Mariet van Goch
beroepsonderwijs, en op welke manier de aansluiting met het vervolgonderwijs en de afzonderlijke niveaus is geregeld.
TABEL 1: Nlveaus voor educatie en beroepsonderwijs; aansluitlng vervolgonderwijs
2 WEB EN AANBOD
De WEB regelt het totale aanbod volwassenenonderwijs en beroepsonderwijs in Artikel 1.2.1.
1 Educatie is gericht op de bevorderlng van de persoonlijke ontploollng ten dienste van het maatschappelijk functloneren van volwassenen en door de ontwlkkellng van kennis, inzicht, vaardigheden, houdlngen op een wijze dle aansluit bij behoeften, mogelijkheden, en ervaringen alsmede bij maatschappelijke behoeften. Waar mogelijk sluit educatie aan op het ingangsnlveau van het beroepsonderwijs. Educatle omvat niet actlvitelten op het gebied van het hoger onderwijs.
2 Beroepsonderwijs ls gerlcht op de theoretlsche en praktlsche voorbereldlng voor de ultoefening van beroepen, waarvoor een beroepskwallflcerende opleldlng ls verelst of dienstlg kan zijn. Het beroepsonderwijs bevordert tevens de algemene vormlng en persoonlijke ontplooilng van de deelnemers en draagt bij tot het maatschappelijk functioneren. Beroepsonderwijs slult aan op het voorbereldend beroepsonderwijs en het algemeen voortgezet onderwijs. Beroepsonderwljs omvat nlet het hoger onderwijs.
De nieuwe wet maakt het mogelijk om op de verschillende niveaus - naast opleidingen die toeleiden tot een examen - andere opleidingen en trajecten aan te bieden:
NEDERLANDS ALS DWARSVERBAND 199
toeleidende trajecten naar een vervolgopleiding in het beroepsonderwijs, trajecten voor aansluiting op de arbeidsmarkt voor een specifieke doelgroep, trajecten die volwassenen in staat stellen beter te functioneren in het dagelijks leven...
Zoals gezegd krijgt de school met de WEB een drieledige opdracht: kwalificatie voor een beroep, kwalificatie voor doorstroming naar een vervolgopleiding en kwalificatie voor burgerschap. Of anders gezegd: de regionale opleidingencentra bieden onderwijs aan (jong)volwassenen leidend tot maatschappelijke participatie op verschillende niveaus van:
-
professionele redzaamheid: toeleidend tot de arbeidsmarkt;
-
educatieve redzaamheid: toeleidend tot vervolgonderwijs;
-
sociale redzaamheid: ter vergroting van communicatieve en sociale vaardigheden.
Een nadere analyse, met de bril van educatie, levert de volgende functies op voor de opleidingencentra beroepsonderwijs en educatie:
-
integratie van allochtonen;
-
alfabetisering van autochtonen;
-
bevorderen van sociale redzaamheid en maatschappelijke participatie van laaggeschoolden;
-
kwalificering voor vervolgonderwijs;
-
voorbereiding op en toeleiding naar de arbeidsmarkt;
-
voorbereiding op en toeleiding naar algemeen onderwijs, beroepsonderwijs en overig vervolgonderwijs;
-
opvang voortijdig schoolverlaters;
-
een leven lang leren.
De veelzijdige functies van de school maken het mogelijk veel mensen met onderwijs op maat te bedienen. In de geest van de wet is de toegang tot de school voor bepaalde niveaus drempelloos. Jongeren en ouderen die geen voorbereidend onderwijs met een diploma hebben afgerond, zijn toelaatbaar. De school organiseert het aanbod voor deelnemers vanaf een jaar of zestien. Grofweg zijn onderstaande doelgroepen te onderscheiden:
(1) allochtonen
-
nieuwkomers;
-
oudkomers: werkenden, uitkeringsgerechtigden, allochtone vrouwen;
-
jonge NT2'ers met doorstroomtraject op maat;
(2) autochtonen
-
voortijdig schoolverlaters: risicojongeren/randgroepjongeren, doorstromers naar beschermde arbeid, tweede generatie allochtonen, diplomagerichte vavo-deelnemers, tweede kans en tweede weg;
-
laaggeschoolde volwassenen: werkend, uitkeringsgerechtigd, ouderen;
-
certificaatgerichte vavo-deelnemers: werkend, uitkeringsgerechtigd;
-
individuen met specifieke leerbehoeften: leven lang leren, maatschappelijke ontwikkeling, persoonlijke ontwikkeling;
(3) deelnemers beroepsonderwijs
-
voorbereidende en ondersteunende trajecten
-
kwalificerende trajecten voor assistenten, basisberoepsbeoefenaars, vakfunctionarissen, middenkaderfunctionarissen en specialisten.
200 Mariet van Goch
Naast de deelnemers die als het ware de schoolinterne klanten vormen, heeft de school met externe klanten van doen. Een overzicht: gemeentes (regionale allianties, lokaal niveau), het algemeen voortgezet onderwijs, beroepsonderwijs, CWI (Centrum voor Werk en Inkomen), Sociale diensten en Arbeidsvoorziening, RMC (Regionaal Meld- en Coördinatiepunt), Jeugdhulpverlening, bedrijven en non-profitorganisaties.
De gemeentes zorgen, wat educatie betreft, voor een belangrijke som geld. Aan het uitgeven van het geld aan de scholen ligt uiteraard beleid ten grondslag. Bepalende beleidsterreinen van de overheid waar leren aan de orde is: inburgering (oudkomers + nieuwkomers, onderwijsachterstandsbeleid, voortijdig schoolverlaten, arbeidsmarktbeleid, (WIW)-ouderenbeleid, integratiebeleid, jongerenbeleid, emancipatie, sociale activering.
Naast gemeentes speelt het bedrijfsleven een dominante rol: in het gestructureerde overleg van landelijke organen en commissies onderwijs en bedrijfsleven maken werk gevers en werknemers met het onderwijs plannen' voor de inhoud van het beroepsonderwijs. De vormgeving is aan de school. De landelijke organen trekken ook de externe legitimering naar zich toe, evenals de uitwerking van de eindtermen in toetstermen. Ze bieden bovendien landelijke onderwijs- en examenprogramma's aan, die ze voor een belangrijk deel ontlenen aan ervaringen uit het deeltijdonderwijs. Al die activiteiten en documenten raken aan de vormgeving van het onderwijs.
Ten aanzien van de volwasseneneducatie stelt het bedrijfsleven zich terughoudender op. Daar zijn het, zoals gezegd, de gemeentes en arbeidsvoorzieningen die als opdrachtgevers/partners vanwege hun budgetbepalende rol invloed uitoefenen op het aanbod van de scholen.
Zo hebben scholen met partners van doen die opdrachtgever en klant tegelijkertijd zijn. Om de banden aan te trekken, organiseren scholen netwerkprojecten waar de verschillende partners elkaar ontmoeten. Er ontstaan samenwerkingsverbanden/netwerken binnen ROC's, tussen ROC's met medewerking van ondersteunende instanties, tussen ROC's en sociale partners.
3 WEB EN WERKVLOER
De leraren in de bve-sector krijgen de kans optimaal te profiteren van de speelruimte van de wet. Ze mogen flexibel zijn op programmatisch, didactisch, organisatorisch en deelnemersbegeleidend terrein. Zo krijgen ze onder meer te maken met standaardtrajecten, (modulaire) leerlijnen, kwalificaties en deelkwalificaties, en deelnemersprofielen. Dat mag blijken uit de volgende onderwerpen en activiteiten waar leraren in de bvesector, en vaak in het bijzonder leraren Nederlands, mee bezig (moeten) zijn. Het beroep op de leerplanontwikkelingsvaardigheid en afstemmingsvaardigheid van de leraar is groot.
(1) programmatisch
- modulaire leerlijn per vakgebied, gepresenteerd als blokkendoos; de blokkendoos staat voor een structuur voor niveaus van leergebieden waaraan eindtermen ten grondslag liggen; de eindtermen omvatten een ordening van vakinhouden ontleend aan examenprogramma's en er zijn eindtermen met
NEDERLANDS ALS DWARSVERBAND 201
aandacht voor de samenhang tussen de vakken en tussen de vakinhouden op verschillende niveaus, met name tussen aan elkaar verwante vakgebieden;
-
individuele trajecten;
-
doorlopende trajecten waarin aansluiting educatie en beroepsonderwijs geregeld wordt; zo zijn er projecten voor Nederlands, NT2, Engels, rekenen/wiskunde en digitale vaardigheden in de sector van de administratie;
-
sleutelvaardigheden: training van vergadertechnieken, onderhandelingstechnieken, presentatietechnieken, sociale vaardigheden, leervaardigheden/zelfstandig leervermogen, probleemoplossend vermogen, organisatievaardigheden, analytische en reflexieve vaardigheden;
-
afstemming tussen Nederlands en NT2;
-
functietrainingen op de werkplek;
-
leertrajecten van de arbeidsvoorziening;
(2) didactisch
-
effectief leren;
-
samenwerkend leren;
-
toepassing van ict;
(3) deelnemersgericht
-
deelnemersprofielen;
-
standaardtrajecten;
(4) organisatorisch
-
zelfsturende teams;
-
automatisering van onderwijsprocessen;
-
implementatie kwalificatiestructuur: organisatiemodellen;
-
implementatie kwalificatiestructuur: deskundigheidsbevordering;
-
samenwerkingsverbanden vakleraren: uitwisseling van ervaringen en producten met betrekking tot flexibilisering.
4 ONDERWIJS NEDERLANDS IN DE BVE
Gevolg voor het onderwijs Nederlands in het beroepsonderwijs van de wet op de sectorvorming en vernieuwing medio '80 is dat literatuur zo goed als verdwijnt. Verder blijkt snel dat de leraar Nederlands niet zoveel aan zijn vakinhouden verandert. Hij grijpt de gelegenheid aan van zijn ongenoegen blijk te geven over allerlei randvoorwaardelijke zaken waar hij mee te maken heeft. Dat blijkt uit de inventarisatie van de vele problemen en het handjevol praktijkoplossingen uit het onderzoek van Van Gelderen & Oostdam (1996).
Als belangrijkste belemmerende factoren voor vakinhoudelijke verandering komen naar voren:
-
grote verschillen in taalbeheersing bij de leerlingen;
-
matige kwaliteit van lesmateriaal/leermiddelen;
afwezige of geringe kwaliteit van toetsen om leerbevorderingen vast te stellen;
-
minimalisering van het aantal contacturen;
-
grootte van de klassen.
202 Mariet van Goch
Met de WEB komen er weer nieuwe eindtermen: de derde generatie. In de kwalificerende beroepsopleidingen is de plaats van het vak Nederlands onduidelijk: soms een aparte onderwijseenheid, dan weer geïntegreerd met andere beroepsgerichte eindtermen. Bij bepaalde kwalificaties wordt gesproken over afzonderlijke eindtermen Nederlands en onderdelen van het vak komen terug bij andere vakken onder termen als algemene vorming, algemene vaardigheden en communicatie...
Alleen in de kwalificatiestructuur voor de volwasseneducatie heeft het vak een voorname positie: de programmainhouden van Nederlands en van NT2 zijn vertrekpunt bij de ontwikkeling van trajecten voor in het bijzonder doelgroepen op de laagste kwalificatieniveaus. Op de hoogste niveaus in educatie gelden dezelfde eindtermen als in het algemeen voortgezet onderwijs. Leerlingen volgen een opleiding mavo, havo of vwo.
5 SPEELRUIMTE
De vertaalslag van ontwikkelingen in het mbo voor het onderwijs Nederlands of communicatie onder invloed van de WEB, ontleend aan de derde generatie eindtermen, levert praktijkverhalen op die uitdagingen beschrijven voor de leraar Nederlands in het bve-veld op het gebied van de vakinhoud en de didactiek. Ik wil daarmee betogen dat de drievoudige opgave de leraar Nederlands in het bve-veld tot de keuze verleidt voor vernieuwing: vernieuwing van inhouden en van didactiek.
Leerplanontwikkelaars van het CINOP (Centrum Innovatie Opleidingen) doen voor het bve-veld een handreiking voor de leraar Nederlands in welke sector, voor welke opleiding en op welk niveau ook werkzaam: een modulaire leerlijn Nederlands (zie bijlage). Afhankelijk van de leerlingengroep maakt de leraar een keuze uit onderwerpen en activiteiten en past die in een jaar-, semester- of weekplanning. Het vernieuwingsaccent ligt in de flexibele aanpak en op de mogelijkheid tot zelfstandig leren. De modulaire leerlijn Nederlands is een beheersingslijn Nederlands van het alfabetiseringsniveau tot aan het taalvaardigheidsniveau waarmee iemand in het wetenschappelijk onderwijs kan functioneren. Er zijn zes niveaus, die zijn onderverdeeld in modulen. De modulen bevatten: begin- en eindtermen, inhouden en suggesties voor uitwerking, leermiddelen en toetsing.
FlexNed is een multimediale methode Nederlands, gebaseerd op die leerlijn. Lezen en schrijven op basisniveau (niveau 3 educatie; niveau 1 beroepsonderwijs) vindt daarin een aantrekkelijke werkvorm. Het belang van het programma is de mogelijkheid het te hanteren als remediaal programma, als onderdeel van een traject op een ander niveau en de mogelijke 'vertaling' naar NT2-gebruikers. Het programma houdt rekening met verschillen in leerstijlen en biedt de mogelijkheid te reflecteren op de eigen leerstijl. Er komen onderwerpen aan bod zoals aantekeningen maken, instructies lezen, studerend lezen.
In de sector economie van het beroepsonderwijs komen lessen bedrijfscommunicatie en public relations voor, onderdelen die gewoonlijk gelden als leerinhouden Nederlands. De lessen worden gegeven als apart leergebied aan leerlingen die gaan werken als administrateur, medewerker banken, medewerker openbaar bestuur en andere middenkaderfunctionarissen in de economische sector. Het lesmateriaal is
NEDERLANDS ALS DWARSVERBAND 203
zelfsturend: de leerlingen krijgen een opdracht waarin zij volgens een voorgestructureerd stappenplan uiteindelijk tot een communicatieplan komen voor een door hen zelf gekozen (fictief) bedrijf.
De leraar Nederlands in het ROC Utrecht heft zijn traditionele en klassikale 'havo'-lessen over stijl, grammatica en spelling ontwikkeld tot `mbo'-lessen over telefoneren en rapporteren, door middel van rollenspelen en diverse groeperingsvormen met voorbeelden uit de beroepspraktijk als leidraad. In zijn onderwijs Nederlands in de sector economie moet hij een uitdrukkelijk accent leggen op mondelinge taalvaardigheid. Het aandeel schrijfvaardigheid, zoals dat rechtstreeks uit de nieuwe WEB-eindtermen valt af te lezen, is verminderd tot zo'n 20%.
In de sector techniek kan ik vanuit mijn school voorbeelden noemen van samenwerking tussen beroepsonderwijs en trajecten uit educatie waarin Nederlands een rol speelt. In het project digitaal-vaktaal-lokaal werken de taalleraar en de vaktaalleraar elektrotechniek samen met gebruikmaking van ict: een virtueel vaklokaal met simulatie van te gebruiken materialen. De doelgroep bestaat uit taalzwakke voornamelijk allochtone deelnemers. Daarnaast zijn er ondersteunende trajecten voor assistent werktuigbouwers die Nederlands op basaal niveau krijgen.
Een voorbeeld waarbij de didactiek centraal staat, is de lesopzet van Nederlands in het Horizon College in Hoorn. Daar wordt Nederlands gegeven volgens zelfverantwoordelijk leren in een open leersysteem. Voor het vak Nederlands is de leerstof in modules verdeeld. De leerlingen werken individueel en zelfstandig aan de hand van zelfinstruerende modulewijzers en zij toetsen ook flexibel.
En weer terug naar mijn eigen schoolpraktijk. Vanaf het moment dat ik per leerjaar maximaal twee lesuren Nederlands geef aan een en dezelfde groep, heb ik slechts spaarzaam gebruikgemaakt van een boek. Ik zet de leerlingen aan het werk, laat hen keuzes maken, breng hen in aanraking met hun latere beroepspraktijk. lk spreek over een lange opleiding (niveau 4-middenkaderfunctionaris) waarvoor alleen in de eerste twee leerjaren Nederlands op het programma staat. Vaardigheden die ik aan bod laat komen: studievaardigheid/portfolio Ieren lezen, meetverslag of artikel schrijven, instructie geven, interview afnemen, corresponderen, rapporteren door een onderzoeksverslag, presenteren met behulp van spreekschema, de presentatie van het onderzoeksverslag, debatteren en solliciteren.
Samengevat hanteer ik veelal de volgende werkwijze. Ik stuur leerlingen op pad, in en buiten de school, waarbij ik een beroep doe op hun verantwoordelijkheid. lk stimuleer dat ze van elkaar Ieren en gebruik eerdere voorbeelden van leerlingen. Bij voorkeur laat ik ze werken in groepen van twee of drie. Ik zorg voor een duidelijke structurering van de taak door middel van een handleiding. Daarin beschrijf ik steevast de volgende punten: doelstelling, context programma Nederlands, inhoudsopgave, toetsopdracht, normering, verantwoording, uitwerking, (zelf)evaluatie of mening, uiterlijke verzorging, aanwijzingen voor een planning van werkzaamheden, eventuele bijlagen en voorbeelden.
204 Mariet van Goch
6 ACCENTEN, ACCENTVERSCHUIVING EN ACCENT VERLEGGEN
Uit de praktijkvoorbeelden van collega's uit het bve-veld, van mezelf en van de leerplanontwikkelaars maak ik tot slot een balans op van moedertaalaccenten. De voorbereiding op het beroep, op verdere studie en op het burgerschap leiden binnen de beschreven contexten tot nadenken over Nederlands en studievaardigheden, Nederlands en bedrijfscommunicatie, Nederlands en andere (beroepsgerichte) vakken, Nederlands en taalbeleid. Het programma Nederlands krijgt andere accenten, accenten verschuiven onder invloed van ontwikkelingen en de leraar zelf verlegt accenten om de leerling te blijven motiveren en ervoor te zorgen dat de leerling 'er wat aan wil hebben' in zijn (latere) beroep. Inhoudelijk ligt het accent meer op vaardlgheden, minder op kennisoverdracht; en veel meer spreekvaardigheid; spelling vooral via de computer; meer technieken/strategieën.
Organisatorisch: meer inhoudelijke afstemming met collega's van andere vakken; andere noemers: bedrijfscommunicatie, lees-methodiek/leermethodiek; sociale-vaardigheidstraining; interactie met het werkveld. Didactisch: meer groepswerk, meer begeleiding, meer zelfinstruerend lesmateriaal, meer gebruik van de computer en van computerprogramma's, minder leunen op leerboeken.
En wat hebben leerlingen eraan in hun beroep? Ze Ieren meer over het hoe en een beetje over het waarom van de dingen dan over het wat. Misschien leren ze zo uiteindelijk meer van zichzelf en degenen met wie ze samenwerken dan over beroepsinhouden, worden ze zo meer algemeen gevormd door de aanpak bij Nederlands en ook beroepsgericht opgeleid. De spreekwoordelijke punten op de i worden `werkendeweg' aangeleerd!
LITERATUUR
Gelderen, A. van & R. Oostdam: Talenonderwijs in het vernieuwde MBO. 1996.
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen: Wet Educatie en Beroepsonderwijs Kwalificatiestructuur Educatie. Den Haag, februari 1998.