Een Europees literatuurportfolio. Enkele samenvattende aantekeningen

AndrĂ© van Dijk  ·  13de Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  1999  ·  pagina 48 - 50

Een Europees literatuurportfolio

Enkele samenvattende aantekeningen

André van Dijk

Literatuuronderwijs en ontwikkeling. Welke visie hebt u op de ontwikkeling van het letterkundeonderwijs in Nederland in Europese context? Ter vergelijking: een visie op de organisatie en ontwikkeling van de infrastructuur van Nederland staat volop in de belangstelling (Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening, januari 2000); zijn er visionaire richtlijnen voorhanden met betrekking tot het literatuuronderwijs in het Europese Nederland van 2030? Waar hebben jonge leraren zich op te oriënteren?

Legitimering

Waarom houden wij ons bezig met de vraagstelling: door welke leerstellingen laten we ons leiden? Drie vormen van legitimering.

  1. Beroepsprofiel leraar secundair onderwijs [Den Haag 1997] taakprofiel 41, contacten onderhouden met bronnen van nieuwe kennis en innovatie, ervaringen systematiseren en onderzoek verrichten; taakprofiel 11, collegiale ondersteuning geven en vragen; taakprofiel 6, eigen deskundigheid voortdurend ontwikkelen.

  2. Nota 'Het vak Literatuur op het CLV', pmvo-netwerk GLO, juni 1999: vooruitblik: harmonisatie en standaardisering in internationaal perspectief.

  3. Een gevoel van noodzaak (managementwijsheid: de goede dingen doen, de dingen goed doen, de dingen doen samen met anderen, werken met het oog op de toekomst); terwijl de ontwikkelingen zeer snel gaan, 6 miljard wereldburgers, rnegapolisvorrning, mondiale tweedeling, verkeert het voortgezet onderwijs in een crisis (zie www.lemonde.fr het dossier over het onderwijs). De vraag naar een visie is niet verkeerd.

Visie in Europese context

Een opvatting formuleren over de ontwikkeling van het literatuuronderwijs is verre van eenvoudig. Europa is een complicerende factor. Stel dat men overweegt voor het literatuuronderwijs aansluiting te zoeken bij de niveaus van het European Framework of Reference (Uitleg nr. 11, 14 april 1999, http://www.minocw.nlionderwiis/mvtihvo.htm), welke divergerende belangen komen er dan in beeld? Neem de opgave dat een Haiderstemmende leraar uit Oostenrijk die Jelinek en Bernhard afwijst, overeenstemming dient te bereiken met een Deense lerares die met een Vietnamees getrouwd is, samen met een Portugees. Onmogelijk deze diversiteit te managen. Literatuur en literatuuronderwijs is nationaal erfgoed bij uitstek. De belangen zijn zeer groot en zeer uiteenlopend. En worden fel verdedigd. Management of Meaning vraagt hier een grote diplomatieke kundigheid. Of een heldere visie waarin men zich kan vinden. Valt er zo'n visie in Europese context te formuleren? Wie ook maar oppervlakkig kennisneemt van het literatuuronderwijs in een aantal Europese landen, kan spoedig vaststellen dat hier zeer rijke tradities gestalte hebben gekregen. Europese richtlijnen zullen zeer veel bezwaren te overwinnen hebben.

Een enkel voorbeeld zal fricties kunnen aantonen. Een aantal leraren Deense taal en literatuur heeft gereageerd op de onderwijskundige ontwikkelingen in Nederland. Een rector van een lyceum uit Warffum met grote belangstelling voor Denemarken heeft in zijn Scandinavi-

48

sche netwerk leraren bereid gevonden zich op de hoogte te stellen van geïntegreerd literatuuronderwijs (GLO) in Nederland en op deze tendens commentaar te geven. De uitkomst? Diplomatiek gezegd: Denemarken stemt niet in met de Nederlandse tendens.

Om de kritische opstelling te begrijpen is kennis van het Deense curriculum zinnig. Deense literatuur neemt in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs een centrale plaats in. Men leest standaard gezamenlijk vijftig teksten uit de laatste 350 jaar, terwijl aandacht voor Vikingenteksten niet ontbreekt. Het centrale examen bestaat onder meer uit een door het Ministerie van Onderwijs opgestelde centrale toets van vijf uur en een uitvoerig essay waar de kandidaat een week schooltijd voor krijgt, maandag aan de centrale opgave beginnen, vrijdag om twaalf uur afronden. Een zwaar programma. Bij de voorbereiding ligt de nadruk op klassikale discussies, op gedegen analyses en argumentatieve vaardigheden. Handboeken als Litteraturens Veje (Kobenhavn 1998) en At omgas tekster tonen in tekst en beeld de kracht van de Scandinavische cultuur. Kennis van het Deense erfgoed - inclusief de klassieke auteurs, Grundviq, Andersen, Kierkegaard - staat centraal.

Deense kritiek op Nederland

Vanuit dit klare kader formuleren de Denen hun kritiek. Twee leraressen Deense taal en literatuur uit Kopenhagen adviseren de leraren Nederlandse literatuur en de leraren GLO in het Nederlandse onderwijs kennis op peil te brengen en nieuwe werelden te openen. Als zeer bedenkelijk ervaren zij de mogelijkheid van individuele keuze van de leerlingen. Grote vraagtekens plaatsen ze bij jeugdliteratuur in de bovenbouw. Het leesdossier? 'Het Nederlandse literatuuronderwijs riskeert het te eindigen in een egocentrische leespraktijk.' `De leraar en het gemeenschappelijke gesprek zijn absoluut nodig om de leerling te bereiken.' `De relevantie van literatuur mag niet afhankelijk gemaakt worden van het werk alleen om de leerling te bereiken.' Ook het kunnen vervaardigen van een gekwalificeerde analyse moet een standaard-eis zijn. Dit commentaar op het gebrek aan een canon, de individualisering, de lage standaard en het ontbreken van een gekwalificeerd centraal examen, raakt het hart van de vigerende, Nederlandse onderwijskundige vernieuwing. [Er is alle reden om eens een debat te beleggen tussen Nederland en Denemarken om een evenwichtig oordeel te kunnen formuleren en de waarde van de ontwikkelingen te evalueren]. Waar het ons hier ondertussen om gaat, is de werelden van verschil aan te geven tussen twee Noordwest-Europese landen waarvan de culturele tradities vanuit mondiaal perspectief bepaald niet divergent zijn. Werelden van verschil om te overbruggen. Het literatuuronderwijs in Finland (www.edufin.fi), in Luxemburg, in de Duitse landen, deze nationale curricula kennen alle een zwaar patriottisch accent en een centrale aansturing. In Luxemburg is het zelfs zo dat drie onafhankelijke correctoren het eindexamenwerk letterkunde corrigeren en dat het gemiddelde van deze drie als eindcijfer Literatuur telt. Een zeer grondig verschil met de vrije beoordeling van de leerling door de eigen leraar in de Nederlandse onderwijspraktijk. Deze voorbeelden scherpen de centrale vraag van mijn beschouwing wel degelijk aan. Een Nederlandse visie formuleren in Europese context? Het Europese literatuurportfolio met als kern een Europese standaard voor literatuuronderwijs lijkt op operationeel gebied nog zeer ver weg.

49

Standaard en canon

Er zijn ook Nederlandse stemmen te over die op de noodzaak van een goede bezinning wijzen. Twee krachtige geluiden. Sarah Blom (Intellectuele vorming in Nederland en Frankrijk) beargumenteert de noodzaak van een maatstaf. En Bram Kempers 'Onze cultuur zoekt dringend een nieuwe canon.' (NRC Handelsblad, 11 september 1999). Deze complexe materie vraagt om een helder concept van literatuurdoelstellingen. We proberen dat concept te verkennen.

50

Labels

doelgroep
NT1-leerlingen
domein
literatuuronderwijs
land
Nederland
onderwijstype
voortgezet/secundair onderwijs
thema
beoordelingsinstrumenten
portfolio

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

13de Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 1999