J. van der Draai · 14de Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2000 · pagina 199 - 207
FLEXIBEL ZELFVERANTWOORDELIJK LEREN J. van der Draai
Inleiding
Er komen twee leerlingen het Open Leercentrum binnen. Het boek 'Communicatie Technologie Nederlands' onder de arm, de moduulwijzer leesvaardigheid' in de hand. Het is stil in het Open Leercentrum, je kunt er een speld horen vallen. In de grote lichte zaal zitten studenten te werken aan de computers die op werkeilanden verspreid in de ruimte staan. Tijd is kostbaar, je kunt computers maar een beperkte tijd reserveren, daarom moet er hard gewerkt worden.
Aan een kant van de zaal staan de schappen van de bibliotheek, daarachter de 'broncomputers' waarmee bronnen van nieuwe leerstof kunnen worden aangeboord. Een directe lijn met de Openbare Bibliotheek in de stad is in de maak.
Langs de kanten van het Open Leercentrum staan de Autocad-computers, in het midden de Internet-eilanden. Achter de bibliotheek zijn studiehoeken, waar in alle rust gestudeerd kan worden. Voor dit stiltecentrum hoef je niet te reserveren.
We zijn in een school voor Middelbaar Beroepsonderwijs in Hoorn, in de afdeling Techniek.
De leerlingen lopen naar de balie en laten hun pasje zien aan de twee medewerksters die het Open Leercentrum beheren. Met datzelfde pasje kopen ze leermiddelen in de schoolwinkel, kunnen ze telefoneren, een broodje halen uit de automaten in de hal en de printers activeren in het Open Leercentrum. Nu krijgen ze op vertoon van het pasje de computers toegewezen die ze een paar dagen geleden al voor nu gereserveerd hadden en ze kunnen aan het werk.
Plannen moet altijd. Zonder vooraf te reserveren word je niet toegelaten, zelfs niet al zou er een computer vrij zijn. Het plannen van een weektaak is een essentieel onderdeel van de aanloop tot zelfstandig en zelfverantwoordelijk werken.
1 Open leren
Met het vak Nederlands is het allemaal begonnen. Het wordt nu bijna geheel als Open Leren aangeboden. De leerstof is in modulen verdeeld, organisch afgeronde leerstofeenheden, zoals 'Spelling', leesvaardigheid', 'Correspondentie' 1 en 2, 'Verslaggeving' etc. Bij elk van de modulen is een moduulwijzer geschreven, een soort spoorboekje dat vooral in de eerste schoolsemesters de student precies vertelt wat hij moet doen. In zijn Trajectmap bewaart de leerling een jaaroverzicht waarin de 'deadlines' van de vakken zijn aangegeven, data waarop een module afgesloten moet zijn en waarop getoetst moet zijn. Bij de balie van het Open Leercentrum ligt een map waarin mogelijke toets-momenten zijn weergegeven, gemiddeld 10 tot 12 toetsmogelijkheden per week voor het
Flexibel zelfverantwoordelijk leren - J. van der Draai 1199
vak Nederlands.
De leerlingen bestuderen de stof uit het boek - thuis, in de studieruimten, in de bibliotheek - , reserveren een plaats in het Open Leercentrum en maken de oefeningen met de tekstverwerker. Die slaan zij vervolgens op in hun eigen homedirectory, zodat de docent die eventueel na kan kijken. Als de stof bestudeerd is, de oefeningen gemaakt en hij denkt dat hij succesvol de toets kan maken, zoekt de leerling in de map het voor hem geschiktste moment uit en schrijft zich in voor de toets. Flexibele toetsmomenten geven hem de mogelijkheid in eigen tempo te studeren.
Een groot deel van de leerstof wordt zo individueel en zelfstandig verwerkt. De leerling plant zijn weektaak en overlegt daarover met zijn mentor. Hij krijgt hulp van de vakdocent, die hij altijd kan aanklampen. De vakdocent bespreekt met hem de diagnostische instaptoets aan het begin van elke module, geeft bij elke module een aantal 'zwaartepunt-lessen' waarvoor de student zich kan inschrijven en houdt inloop- en vragenuurtjes.
Bij bepaalde onderdelen van het vak herstelt hij soms de klassikale situatie: als er spreekbeurten gehouden moeten worden, of als er vergaderen en notuleren op het programma staan. Dan wordt de klas - bij veel andere vakken zitten de leerlingen nog in de klas - in drieën verdeeld. Met een van de groepen als publiek worden de spreekbeurten gehouden, geëvalueerd en beoordeeld, terwijl de beide andere groepen gewoon doorgaan met andere modules. De volgende week zijn de groepen gewisseld.
Over alle vakken heen wordt de leerling begeleid door een eigen, persoonlijke mentor, die elke week op een vaste tijd met hem een 'voortgangsgesprek' voert, die hem helpt de weektaak te plannen en met hem werkt aan het oplossen van studieproblemen. De mentor speelt een cruciale rol in ons systeem van Flexibel Zelfverantwoordelijk Leren, waarin we doelbewust werken aan leren leren.
De persoonlijke mentor is voor de student van het eerste uur een vaste steun en toeverlaat, die ervoor zorgt dat hij probleemloos zijn weg kan vinden in de enorme schoolorganisatie en dat hij vlekkeloos kan functioneren in de verschillende leersystemen die hij vanaf het eerste moment tegenkomt. De overgang van een toeleverende school naar ons middelbaar technisch onderwijs is groot en vaak qua leerstof erg moeilijk voor onze leerlingen en het steeds wisselen van leersysteem maakt het er ook niet makkelijker op.
2 Leersystemen naast elkaar 2.1 Klassikaal onderwijs
Een groot aantal vakken zoals Constructieleer, Sterkteberekeningen, Materialenleer etc. die voor alle leerlingen volstrekt nieuw zijn, worden in eerste instantie klassikaal gegeven. Groepsgewijze instructie is bij deze nieuwe vakken de meest effectieve vorm van onderwijs. De leerlingen zitten dus in de klas, de docent draagt leerstof over, geeft huiswerk op en controleert het gemaakte werk.
2.2 Probleemgestuurd onderwijs
200 I Flexibel zelfverantwoordelijk Ieren - J. van der Draai
Er zijn ook vakken die te maken hebben met de praktijk en de werkplaats. Kozijnen stellen, Bouwmeten, Calculeren etc. Deze vakken worden aangeboden in de vorm van Probleemgestuurd onderwijs, waarbij leerlingen in groepjes van 7 of 5 een praktijkopdracht moeten uitvoeren. Ze moeten zelf zorgen voor een goede werkverdeling, moeten overleg voeren en verantwoordelijkheid dragen en delen. Ze moeten elkaar ook aanspreken op resultaten en inzet. Ze moeten gezamenlijk het resultaat in een week tot stand brengen en daarvan verslag uitbrengen in een gezamenlijk werkstukverslag.
Probleemgestuurd onderwijs is een goede simulatie van de werkelijkheid op de werkvloer en daardoor een zeer geschikte onderwijsvorm voor de praktisch vakken.
2.3 Open Leren
Tenslotte zijn er de vakken waarin de leerlingen per definitie zeer uiteenlopen, omdat de een van de havo komt en de ander van het lbo (Lager Beroepsonderwijs). Denk aan vakken als Nederlands, wiskunde en natuurkunde. Juist deze vakken worden in een setting van Open Leren aangeboden, omdat juist daarbij de leerlingen individueel en in eigen tempo kuinnen werken en flexibel kunnen toetsen.
Klassikaal onderwijs, Probleemgestuurd onderwijs en Open Leren blijven als heel verschillende leersystemen naast elkaar bestaan en de leerling moet per dag een aantal malen overstappen van de ene situatie in de andere. Mits goed begeleid, blijken de leerlingen daar geen moeite mee te hebben. Onze ervaring is dat leerlingen vaak flexibeler zijn dan docenten.
Wat wel gebeurt, is dat er verschuivingen plaatsvinden per vak. Technische docenten besluiten voor een stukje leerstof waarin het vooral veel op feitenkennis aankomt, een moduulwijzer te schrijven, zodat de leerlingen dat deel in het Open Leercentrum kunnen doen en hij er geen les meer over hoeft te geven, terwijl avo-docenten soms juist besluiten een onderdeel uit het Open leren te halen om weer groepsgewijs te instrueren. Aan onze Open Leercentra vast zijn niet voor niets instructieruimten gebouwd.
3 Flexibel zelfverantwoordelijk leren
Aan onze onderwijsvernieuwing liggen een aantal maatschappelijke en politieke factoren ten grondslag. Als de maatschappij verandert, moet de school mee veranderen. Onze school was ooit een reguliere M(iddelbaar) T(echnische) S(chool). Het was een goede school. Leerlingen die bij ons afstudeerden, hadden een hoofd vol gedegen vakkennis en een koffer vol praktische vaardigheden en ze werden door het bedrijfsleven in Noord-Holland met open armen ontvangen. Een leerling die na zijn diploma een baan kreeg, kon zonder problemen minstens 5 jaar vooruit bij zijn baas.
Vandaag is dat anders. Zelfs onze beste leerling moet straks als hij van school is, zich zeker binnen twee jaar grondig bijscholen. Vakkennis veroudert steeds sneller en leren is letterlijk een levenslang proces geworden. Kennis en vaardigheden zijn niet meer genoeg. De school moet zich erop toeleggen de student ook te leren hóe hij het beste kan leren, wat zijn sterke en zwakke punten zijn en welke leerstrategieën hij kan gebruiken. Onze school
Flexibel zelfverantwoordelijk leren - J. van der Draai 1201
verandert langzaam maar zeker van een productgerichte naar een procesgerichte opleiding, waarin het proces van het leren steeds meer centraal staat.
Het systeem van Flexibel Zelfverantwoordelijk leren leren steunt op de drie pijlers: Zelfkennis, Strategiegebruik en Verantwoordelijkheid.
Zelfkennis
Wij willen dat onze leerling inzicht krijgt in zijn eigen mogelijkheden en beperkingen. Zijn zelfbeeld moet positief en realistisch zijn. Hij moet bij het aansnijden van nieuwe leerstof kunnen vaststellen wat hij al van de stof weet, waar voor hem de problemen liggen en welke tijdsinschatting hij moet maken.
Strategiegebruik
Hij moet geleerd hebben leerstrategieën toe te passen en in staat zijn achteraf te evalueren of zijn strategie effectief was. Hij moet zijn strategieën kunnen bijstellen om zo zijn eigen leren effectiever te maken.
Verantwoordelijkheid
Er moet een verschuiving plaatsvinden in het dragen van verantwoordelijkheid. Onze leerling moet bereid en in staat zijn de verantwoordelijkheid voor zijn eigen studie zelf te dragen en die niet meer bij de docent te leggen. Daartoe moet hij sterk gemotiveerd zijn.
4 Mentor nieuwe-stijl
De mentor nieuwe-stijl is de spil van het systeem.
Hij begeleidt de leerlingen in de verschillende leersystemen, hij helpt hen bij studieproblemen en leert hen hun eigen motivatie op peil te houden.
Nieuw is dat hij zich intensief bezig houdt met het leerproces van zijn pupillen. Hij heeft beslist niet meer dan 10 à 12 leerlingen onder zijn hoede als mentor. Voor zijn taak als mentor krijgt hij 4 uren per week.
Voortgangsgesprekken
Hij begint met de z.g. `voortgangsgesprekken'.
Aan de hand van een vast rooster heeft hij iedere week minstens èèn gesprek met elk van zijn leerlingen, onder vier ogen. Daarin komen het welbevinden en de studievoortgang ter sprake. Met een verse computer-uitdraai uit het cijfersysteem worden de cijfers van de afgelopen week besproken. Over elke onvoldoende wordt een afspraak gemaakt. Mentor en student proberen samen de oorzaak van de onvoldoendes te achterhalen en maken afspraken over hulpvragen bij de vakdocent, over de hertoetsen en over werkplannen.
Een voortgangsgesprek kan heel kort zijn. Als een leerling goed scoort, een goede werkplanning heeft en het naar zijn zin heeft, krijgt hij een schouderklopje en kan hij weer een week voort. Misschien wel de grootste waarde van zo'n voortgangsgesprek is de geweldige motivationele stimulans die veel leerlingen ervan ondervinden.
Leergesprekken
202 I Flexibel zelfverantwoordelijk leren - J. van der Draai
Bij een aantal leerlingen echter blijkt dat er soms problemen zijn. Dan maakt de mentor met hem een nieuwe afspraak op een ander tijdstip en vindt er een z.g. studiegesprek of leergesprek plaats, waarin studieproblemen worden geanalyseerd en aangepakt. Vaak spelen zaken als werkdiscipline, gebrek aan motivatie, faalangst, onvoldoende planningsvaardigheid etc. een rol en is hulp noodzakelijk. Meestal zal de mentor dan besluiten om met de leerling 'samen een eindje op te studeren'.
Samen gaan ze dan aan een nieuwe module beginnen. Aan de hand van de diagnostische instaptoets en de moduulwijzer gaan ze vaststellen welke onderdelen er aan bod komen, wat de hoofd- en bijzaken zijn, welke voor de leerling specifieke moeilijkheden erin zitten en welke leerdoelen gehaald moeten worden. Samen maken ze een persoonlijk werkplan, bespreken een mogelijke strategie, maken een tijdsinschatting en maken een werkafspraak. Ook wordt de volgende sessie vastgelegd, waarin deze zaken geëvalueerd zullen worden. Na drie of vier leergesprekken is de leerling vaak weer op het spoor.
Soms kan de mentor niet helpen en moet hij een leerling met een ernstig probleem doorverwijzen naar het 'Onderwijsbureau', waar men bijvoorbeeld een cursus 'omgaan met faalangst' aan de leerling aanbiedt.
5 Leerinstrumenten
De moeilijkheid van leerprocessen is dat ze abstract zijn en zich in het verborgene afspelen. Het probleem van spreken over leerprocessen is het probleem van het zichtbaar maken van die processen.
De gemiddelde mentor is geen geschoolde psycholoog. Om toch effectief en verantwoord met zijn pupillen over hun leerprocessen te praten, heeft hij de beschikking over een aantal instrumenten die op een redelijk eenvoudige manier allerlei belangrijke aspecten van die processen zichtbaar maken. Deze instrumenten zijn gedeeltelijk ontwikkeld aan diverse universiteiten, gedeeltelijk door mijzelf. Het zijn instrumenten specifiek voor de mentor, hij gebruikt de vraag-items en uitspraken ervan in zijn leergesprek met de leerling. Dan gaat het bijvoorbeeld over zaken als desinteresse in de studie, faalangst, planningsvaardigheid, werkdiscipline, zelfsturing en motivatie. De mentor vaart niet blind op de instrumenten, hij gaat in de eerste plaats uit van zijn intuïtie en gebruikt de instrumenten om zijn vermoedens te verifiëren.
Terwijl vier van de vijf leerinstrumenten slechts gebruikt worden als zich bij de leerling studieproblemen voordoen, is er een speciaal leerstijl-instrument, de ILS (Inventaris Leerstijlen) van Vermunt, dat altijd aan alle leerlingen wordt voorgelegd. De mentor maakt aan het begin van het schooljaar van ieder van zijn leerlingen een z.g. leerstijlprofiel'
Dit profiel geeft al een eerste indicatie van de manier waarop de leerling gewend is te studeren. Soms is dit leerstijlprofiel voor de mentor al de eerste aanleiding om een leergesprek te organiseren.
De ILS geeft informatie over o.a. verwerkingsstrategieën (van leerstof), regulatiestrategieën (het kunnen aanpassen van strategieën), leermotieven, leeroriëntaties en leeropvattingen, gebaseerd op de constructivistische leertheorie van Vermunt.
Uit onze eigen metingen blijkt dat ongeveer de helft van de leerlingen die bij ons instro-
Flexibel zelfverantwoordelijk leren - J. van der Draai 1203
men, een sterk reproductieve leerstijl heeft. Deze leerlingen kenmerken zich door hun rijtje-voor-rijtje, bladzijde-voor-bladzijde manier van leren. ze leren om te kunnen reproduceren. U kent ze wel: de leerlingen die vragen 'meneer, hoort bladzijde 11 ook nog bij de repetitie of niet? en moeten we figuur 12 ook kennen?' Nu is een reproductieve manier van leren niet per definitie altijd slecht. Tenslotte hebben de leerlingen er de mavo mee gehaald. Maar als leerstof uitgebreider wordt en abstracter, komen de problemen. Wij willen deze leerstijl graag veranderen in een meer betekenisgerichte en beroepsgerichte stijl van leren.
Het grootste deel van de andere helft zijn leerlingen met een z.g. ongerichte leerstijl. Dat zijn leerlingen die volstrekt niet weten hoe ze moeten studeren. Zij proberen met vallen en opstaan. Kenmerkend voor hen is eigenlijk het ontbreken van leerstijl. Zij zijn die studenten die, als ze een toets gemaakt hebben, er werkelijk geen idee van hebben of ze voldoende of onvoldoende hebben gescoord. Zij hebben totaal geen strategisch inzicht in hoe een leertaak aan te pakken. Ook hier heeft de mentor nieuwe-stijl een zware taak.
6 Leren leren = 1 op 1
Het is nogal pretentieus om als mentor te denken dat je de leerstijl van iemand kan veranderen, zelfs al beschik je over instrumenten die het leergedrag duidelijk zichtbaar maken. Een leerstijl is hardnekkig. Als we een leerstijl bespreken, praten we vrijwel direct ook over persoonlijkheidskenmerken. De manier waarop iemand leert, heeft veel te maken met zijn karakter en het wezen van zijn persoon. Als je iemands leerstijl wil veranderen, wil je de persoon veranderen.
Leren leren kan alleen plaats vinden als iemand bereid is zichzelf bloot te geven en zijn eigen functioneren ter discussie te stellen. Daarvoor is een sterke vertrouwensrelatie nodig tussen mentor en student. Zowel de mentor als de leerling moeten bereid zijn veel van zichzelf te geven in het leergesprek en moeten zich kwetsbaar op durven stellen. Daarom is leren leren een kwestie van 1 op 1. Trouwens, de oude Grieken wisten dat al... De Inventaris Leerstijlen (ILS) van Vermunt is een prima instrument om de metacognitieve stap in te zetten.
7 Flexibiliteit
Het leren van onze beide leerlingen die in het Open Leercentrum zitten, is flexibel in dubbel opzicht.
De leerstof wordt flexibel aangeboden in modules. Nu ligt de volgorde van de modules nog vast, straks kan een leerling zelf de volgorde kiezen voor zover modules niet voorwaardelijk voor elkaar zijn. Hij toetst flexibel, op het moment dat hij zelf denkt eraan toe te zijn.
Hij plant zelf zijn werkzaamheden over de week en is daar zelf verantwoordelijk voor. Natuurlijk is hij flexibel binnen bepaalde grenzen. Hij zou kunnen besluiten om vanmiddag inplaats van in school te zitten, naar huis te gaan. Maar maandag a.s. is wel de deadline voor wiskunde en moet hij toetsen, anders krijgt hij moeilijkheden met zijn mentor.
204 I Flexibel zelfverantwoordelijk leren - J. van der Draai
Daarom zit hij nu toch in school. Onze ervaring is dat leerlingen al vrij snel goed met hun tijd kunnen omgaan. Flexibiliteit dus binnen duidelijke grenzen, maar dat is ook maatschappelijke realiteit.
Flexibel in ander opzicht is zijn leren op het moment dat hij in staat is zijn manier van leren, d.i. zijn strategie, aan te passen / te veranderen als hij constateert dat de de strategie niet werkt, al dan niet met behulp van zijn mentor. Flexibel leren betekent dus ook flexibel omgaan met strategieën, de kunst om strategieën te reguleren na evaluatie van het leerproces.
Het kennistrument dat de mentor hanteert als leidraad bestaat dan ook uit twee delen: `Oriëntatie op de leertaak' en 'Evaluatie van het leerproces'.
In het eerste deel staat stap voor stap aangegeven hoe de leerling gebracht kan worden tot het systematisch opstellen van een werkplan voor de module, via het onderscheiden van leerdoelen, hoofd- en bijzaken, kennis en vaardigheden, het kiezen van strategieën en het maken van een tijdplan.
In het tweede deel wordt geëvalueerd of tijdsinschattingen reëel waren en of strategieën gewerkt hebben. In de evaluatie van het leerproces ligt het strategisch leermoment voor de student.
In hogere semesters, als het proces van zelfsturing bij de student toeneemt, zal hij zonder hulp van de mentor zelf het instrument kunnen hanteren.
8 Verantwoordelijkheid
Strategische persoonlijkheidsontwikkeling is een politieke term, voor het eerst gebezigd op een topconferentie in Helsinki, toen Europese leiders lijnen uitzetten voor het onderwijs na het jaar 2000. Strategische persoonlijkheidsontwikkeling betekent dat iemand zelf verantwoordelijk is voor wat hij leert en hoe hij zich ontwikkelt.
In ons geval betekent het dat onze leerlingen moeten leren zelf de verantwoordelijkheid voor hun studie te dragen, in plaats van die bij de school en de docenten te leggen. Dat vergt een hele omslag in het denken van de leerlingen.
Verantwoordelijkheid dragen kun je niet leren door erover te praten, je leert pas verantwoordelijkheid te dragen als je ook daadwerkelijk verantwoordelijkheid krijgt, met alle mogelijkheden en gevaren van dien. Op scholen krijgen leerlingen vaak terecht het gevoel dat de verantwoordelijkheid waar de leraar zo de mond van vol heeft, eigenlijk een schijnverantwoordelijkheid is.
Wij sluiten contracten met leerlingen. Niet alleen aan het begin van het schooljaar het wettelijk voorgeschreven studiecontract, ook gaande het jaar leercontracten met leerlingen die een dergelijke stok achter de deur nodig hebben. Maar ook het beste contract kan er niet voor zorgen dat de leerling zijn houding en studiegewoontes verandert. Weer is hier de mentor nodig, die vanuit zijn persoonlijke relatie met de leerling systematisch werkt aan diens motivatie en gevoel van verantwoordelijkheid, en die hem ook steeds meer verantwoordelijkheid laat dragen.
Flexibel zelfverantwoordelijk leren - J. van der Draai 1205
9 Externe sturing en zelfsturing
De beginsituatie is voor ons niet bepaald gunstig.
Onze instroom bestaat uit leerlingen van 16 jaar en ouder, die na de basisschool gemiddeld 4 jaar voortgezet onderwijs hebben gevolgd. In die 4 jaar hebben ze een sterk reproductieve manier van leren aangeleerd. Het leren was min of meer volgzaam uitvoeren van wat de docent opdroeg. Ook de verantwoordelijkheid voor het leerproces lag bij de docent. Wij zeggen dan dat deze leerlingen sterk afhankelijk zijn van externe sturing: afhankelijk van de instructies van de docent, de leerstof en de opdrachten in het boek.
Bij die afhankelijkheid van externe sturing sluiten wij aan door de leerlingen in de beide eerste semesters zeer intensief te begeleiden. Vandaar dat wekelijkse voortgangsgesprek met de mentor en de instructie- en zwaartepuntlessen.
Na verloop van tijd verandert dat.
Leren leren is een bewustwordingsproces gestimuleerd door de gerichte acties van de mentor nieuwe-stijl. Langzamerhand zal de leerling leren om zijn eigen manier van studeren kritisch te bekijken en bij te stellen, steeds beter zal hij in staat zijn hierbij beslissingen te nemen.
Hij krijgt inzicht in zijn eigen mogelijkheden en beperkingen, hij wordt min of meer strategiebewust. Daardoor kan hij stap voor stap ook meer verantwoordelijkheid voor zijn eigen studie dragen. Wij zeggen dan dat zijn zelfsturing toeneemt. Externe sturing en zelfsturing zijn complementaire begrippen. Naarmate de zelfsturing van de student toeneemt, kan de externe sturing afnemen. In hogere semesters is uiteindelijk geen mentor meer nodig.
Maar voor het zover is...
Wij kijken vaak met bewondering naar de basisschool en zien dat die leerlingen, hoe klein ze ook zijn, toch al een verrassend grote mate van zelfstandigheid tonen. Zij dragen op hun manier al verantwoordelijkheid voor hun eigen taken en materialen. Ook met kinderen van zeer jonge leeftijd kan de begeleider al heel goed werken aan zelfstandigheid en zelfverantwoordelijkheid. Dat zouden wij graag voortzetten.
Maar het lijkt soms wel of de kinderen na de basisschool op de mavo of de havo, systematisch alle zelfstandigheid en verantwoordelijkheid weer afleren. Er gaapt voor ons een kloof in de ontwikkeling die wij zo graag voortgezet willen zien.
Wat dat betreft heeft u het in Vlaanderen gemakkelijker, denk ik. U heeft de kinderen na de basisschool al in huis, in de eerste graad. U kunt beter dan wij inspelen op de verworvenheden van de basisschool.
De onderwijsvernieuwing op onze school is een proces van bijna 4 jaar geweest. Het heeft grote investeringen geëist zowel materieel als aan persoonlijke inzet van veel collega's. Het vervullen van materiële randvoorwaarden was gemakkelijker dan het aansturen van ontwikkelingsprocessen bij mensen. Maar we zijn er bijna.
Onze urenleraar van vroeger die altijd praattte over taakbelasting, heeft nu een weektaak waarbij hij al zijn werk verricht op de school en waarbij hij in overleg met zijn naaste collega bepaalt wanneer hij een vrije dag of middag zal nemen.
Onze leerling van vroeger die altijd klaagde over tussenuren, weet nu dat hij een rooster heeft waarop maar enkele van zijn vakken staan. De lege plekken op het rooster geven de
206 I Flexibel zelfverantwoordelijk leren - J. van der Draai
tijd aan die hij heeft om al zijn andere taken te doen. Hij moet dan hard werken om al de deadlines te halen.
Een groot deel van de daarvoor geschikte leerstof wordt aangeboden en verwerkt in de Open Leercentra en leerlingen werken flexibel en zelfverantwoordelijk. De intensieve begeleiding van de mentor zorgt ervoor dat de leerlingen de verantwoordelijkheid voor hun studie zelf opnemen en leerstrategieën ontwikkelen. Het volle profijt ervan zullen ze straks krijgen, als ze na de school nog levenslang moeten leren.
Bibliografie
Elshout-Mohr, M. (1992), Meta-cognitie van lerenden in onderwijsprocessen. In: Pedagogische Studiën, 5, 273-290.
Jong, F.P.C.M. de (1993), Zelfstandig Leren. Regulatie van het leerproces en leren reguleren: een procesbenadering. Katholieke Universiteit Brabant: Academisch proefschrift. Roosendaal, A (1994), Congruenties en fricties tussen leer- en instructiestrategieën. Katholieke Universiteit Brabant.
Roosendaal, A (1994), Verschillen in leerstijlen tussen HBO- en WO-studenten: een metaonderzoek, Katholieke Universiteit Brabant.
Schouwenburg, H.C. e.a. (1988), Het leren hanteren van faalangst door universitaire studenten. Groningen: Rijksuniversiteit, UGD-rapport.
Schouwenburg, H.C. (1993), Procrastinerende en faalangstige studenten in termen van persoonsbeschrijvende adjectieven. In: Nederlands Tijdschrift voor de psychologie, 48, 4344.
Schouwenburg, H.C. (1994), Uitstelgedrag bij studenten. Groningen: Proefschrift. Schouwenburg, H.C. (1995), Uitstellen en faalangst: twee aan de persoonlijkheid gebonden studeerproblemen. In: Studievaardigheid en leerstijlen, H.C. Schouwenburg e.a. Schouwenburg, H.C. (1995), Voorspellende waarde van de Vragenlijst Studieproblemen voor het studiesucces van eerstejaarsstudenten. In: Studievaardigheid en leerstijlen, H.C. Schouwenburg e.a.
Schouwenburg, H.C. e.a. (1995), Studievaardigheid en leerstijlen. Groningen: WoltersNoordhoff.
Thijssen, H. Th. (1997), Leerstijlen en percepties in het afstandsonderwijs. UVA: Doctoraalscriptie.
Vermunt, J.D.H.M. (1992), Leerstijlen en sturen van leerprocessen in het hoger onderwijs —Naar procesgerichte instructie in zelfstandig denken. Lisse: Swets & Zeitlinger. Vermunt, J.D.H.M. (1995), Leerstijlen, een overzicht en recente onderzoeksgegevens. In: Studievaardigheid en leerstijlen, red. H.C. Schouwenburg e.a.
Wijnen, W.H.F.W. e.a. (1992), "Te doen of niet te doen?" Advies over de studeerbaarheid van onderwijsprogramma's in het hoger onderwijs.
Zijlstra, P.M. (1995), De Studeergedrag Vragenlijst: een nuttig instrument? in: Studievaardigheid en leerstijlen, red. H.C. Schouwenburg e.a.
Flexibel zelfverantwoordelijk leren - J. van der Draai l 207