Moet er nog zeep zijn / Van rijmen en dichten naar poëzie

Paul Mestdagh  ·  14de Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  2000  ·  pagina 99 - 102

MOET ER NOG ZEEP ZIJN / VAN RIJMEN EN DICHTEN NAAR POËZIE

Paul Mestdagh

Inleiding

In deze uiteenzetting wil ik u laten kennismaken met twee werkvormen die in mijn lespraktijk tot aardige resultaten hebben geleid. Ik heb daarbij niet de pretentie om te beweren dat ik met nieuwe inzichten of werkvormen kom aandraven. Uit gesprekken met collega's is immers gebleken dat velen op de èèn of andere manier creatief met het schrijfproces omgaan. Ik heb alleen alles netjes op een rijtje gezet met de hoop dat u in uw lessen op een even aangename wijze met de geestesprodukten van uw leerlingen mag kennismaken.

1 Project: Moet er nog zeep zijn

Onderwerp

Jan en Fien

De leerlingen schrijven hun eigen soapverhaal

Doelen

De leerlingen kunnen een verhaal schrijven in samenhangende afleveringen, gericht aan leeftijdsgenoten.

Door het observeren van het schrijfproces van anderen

- ervaren zij het belang van interpunctie

- zien zij in dat verwijswoorden juist moeten worden gebruikt

- leren zij dat er verschillende schrijfstijlen bestaan.

De leerlingen reflecteren over het dagelijks leven.

Zij vergroten hun referentiekader door na te denken over hun relaties met anderen. Zij leren zich houden aan een deadline.

Zij volgen hun eigen vooruitgang bij het schrijven.

Vooraf

Voor u met dit project start is het interessant om aandacht te besteden aan het verschijnsel 'soap'. Het meest geschikt zijn fragmenten uit lopende soapreeksen Zo vernemen de leerlingen meer over de opbouw van soapverhalen en het uittekenen van personages. (In Taalkracht 10+ deel twee zitten twee lessen rond soapverhalen verwerkt.)

Moet er nog zeep zijn /Van rijmen en dichten naar poëzie - Paul Mestdagh 1 99

Werkwijze

De cyclus begint op om het even welk moment in het schooljaar, bij voorkeur begin oktober.

De opdracht is heel eenvoudig: elke maand lezen de leerlingen een aflevering voor van de `lotgevallen' van 'Jan & Fien'. Deze namen zijn fictief en mogen door de auteurs worden gewijzigd. Het zijn gewone kinderen van hun eigen leeftijd. De belevenissen zijn echt of verzonnen.

Er wordt afzonderlijk gewerkt of in duo's.

Positieve ervaringen

  • Door het voorlezen wordt de tolerantiedrempel voor fouten verlaagd: spelfouten vallen niet op en kleine onnauwkeurigheden worden niet opgemerkt. Voor veel leerlingen is dat een bevrijding.

  • De aandacht van de luisteraars gaat naar het verhaal. Intuïtief zullen zij via hun luistergedrag de auteur belonen voor grappige, ontroerende, spannende passages.

  • Na enkele afleveringen durven de auteurs hun teksten tonen. Dan kan de leerkracht-begeleider (voorzichtig) ingrijpen in het schrijfproces. Maar dat kan ook overgelaten worden aan medeleerlingen.

  • De leerlingen ervaren automatisch het belang van de leestekens (vooral de aanhalingstekens), het indelen van de tekst (alinea's, hoofdstukken), het juiste gebruik van verwijswoorden, het belang van goed gekozen bepalingen, vertragingen.

Als leerkracht verzamel je hier ruim voldoende materiaal en voorbeelden voor de lessen grammatica en taalbeschouwing (verwijswoorden!).

  • In sommige gevallen slagen leerlingen erin om tegen het einde van het schooljaar een afgewerkte roman klaar te hebben.

Tips

  • Leg er bij het begin de nadruk op dat de leerlingen de teksten enkel moeten voorlezen, dat u (nog) niet geïnteresseerd bent in de geschreven teksten.

  • Er is gekozen voor soapverhalen omdat die handelen over gewone, alledaagse dingen. Vaak maken jongeren het voor zichzelf te ingewikkeld door met fantastische verhalen van wal te steken.

  • In een eerste fase kunnen de leerlingen brainstormen over hun personages, tijd en decor.

  • Wees mild in uw beoordelingen, de klasgenoten zijn al attent genoeg.

Vaak sta je als leerkracht versteld van de kwaliteit van het werk van de leerlingen. Vaak staan de leerlingen versteld van de kwaliteit van hun eigen werk.

2 Project: Van rijmen en dichten naar poëzie

Onderwerp

Van rijmen en dichten naar poëzie

De leerlingen maken een poëziebundel.

100 I Moet er nog zeep zijn /Van rijmen en dichten naar poëzie - Paul Mestdagh

Doelen

De leerlingen leren poëzie begrijpen en ervan genieten. Zij worden gemotiveerd om zelf poëzie te schrijven.

Werkwijze

De cyclus begint op om het even welk moment in het schooljaar en duurt een drietal maanden. De geschikste periode ligt dus tussen kerst- en paasvakantie.

Stap 1

De leerlingen brengen van thuis gedichten (losse of in boeken) mee. Het is belangrijk dat u vooraf geen verdere uitleg geeft over poëzie of gedichten.

Stap 2

Voor de volgende weken legt u een geschikt lesuur vast (bijvoorbeeld in de namiddag). Dan zal telkens rond poëzie gewerkt worden.

De eerste oogst aan gedichten zal zeer verscheiden zijn: van lagereschoolgedichten tot bestofte boeken uit de boekenkast van de ouders. Iedere leerling vertelt wat waar gevonden werd.

Heel wat leerlingen verbinden gedichten met het begrip rijm. Annie M.G.Schmidt heeft daar natuurlijk veel mee te maken. Leer de leerlingen ontdekken dat gedichten niet hoeven te rijmen en niet aan een vaste vorm gebonden zijn, zonder Schmidt naar de prullenmand te verwijzen.

Stap 3

Voor de volgende les hebben de leerlingen de opdracht om een gedicht te kiezen om voor te dragen. Dat voordragen hoeft niet vooraan in de klas te gebeuren en er mag geen enkele vorm van dwang worden uitgeoefend.

Na elk gedicht komt de vraag: waarover gaat het ?(Een gedicht gaat altijd over emoties. Die gevoelens worden niet gedragen door een verhaal, maar door beelden. Laat ze op zoek gaan naar beelden, geef zelf voorbeelden.)

Stap 4

De leerlingen werken nu in groepjes verder. Elk groepje verzamelt poëzie rond een door de groep gekozen thema (dat kan een seizoen zijn, een emotie of een algemeen begrip: dieren, natuur,..).

Op een zeker moment komen leerlingen aandraven met eigen werkjes (van vroeger?). Principieel geldt: alles is goed, maar kan worden verbeterd. De leerlingen moeten beloond worden voor het feit dat zij iets, van zichzelf durven tonen. Van dan af wordt het begeleiden met de losse pols, met de natte vinger. Laat voelen dat u de emotie begrepen hebt, wijs ze op de prachtige beelden die ze gebruikt hebben. Moedig ze aan om verder te schrijven.

Moet er nog zeep zijn /Van rijmen en dichten naar poëzie - Paul Mestdagh 1 101

Stap 5

Vanaf nu wordt het project vakoverschrijdend. Uw collega Plastische Opvoeding (die vooraf op de hoogte was) leert de leerlingen om de emoties en de beelden uit de gedichten om te zetten in kleuren en vormen. Hij of zij zal dan de afwerking van de bundel overnemen.

Stap 6: Voordragen

Hier hebt u een geschikte ruimte voor nodig, eventueel een cd-speler voor sfeer.

Belangrijke tip

  • Pauzes zijn vaak even belangrijk als de tekst. Zo'n pauze is geen gewone stilte, maar een moment waarin de spanning wordt vastgehouden.

  • De voordrager hoeft niet zichtbaar te zijn.

  • Een gedicht kan door meer dan èèn persoon worden voorgedragen.

  • Ga daarom vrij snel over van 'voordragen' naar 'spelen'.

  • Beeld- of geluidsdocumenten kunnen inspirerend werken.

  • Laat alle ruimte voor experimenten.

  • Het project kan alleen slagen als de begeleider zelf van poëzie houdt.

  • Het boek `Leesbeesten en Boekenfeesten' van Jan van Coillie bevat nog meer waardevolle tips.

Positieve ervaringen

  • In de puberteit en de adolescentie zijn jongeren zeer veel (en graag) met poëzie bezig.

  • Schuchtere leerlingen leren dat zij niet zoveel woorden hoeven te gebruiken om hun gevoelens te uiten; zij komen beter aan bod.

  • Als het niet lukt met woorden, lukt het meestal in de lessen PO met andere technieken.

- Vooral meisjes staan graag op een podium om een voorstelling te geven. - Het groepsgevoel wordt sterk bevorderd.

  • De leerlingen hebben zeer snel door hoe poëzie in elkaar zit (ook in beroepsklassen!).

Bibliografie

Mestdagh Paul, Erik Tijtgat en Jos Thijssens (2001), Taalkracht 10+ deel twee. Malle: De Sikkel.

Van Coillie, Jan (1999), Van leesbeesten en boekenfeesten. Leuven: Davidsfonds/Infodok.

102 1 Moet er nog zeep zijn /Van rijmen en dichten naar poëzie - Paul Mestdagh

Labels

doelgroep
NT1-leerlingen
domein
literatuuronderwijs
schrijfonderwijs
land
Nederland
onderwijstype
voortgezet/secundair onderwijs
thema
onderwijsleeractiviteiten

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

14de Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2000