Luk Van Den Steen · 14de Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2000 · pagina 383 - 390
ONTLUIKENDE GELETTERDHEID EN VOORLEZEN BIJ JONGE KINDEREN
Luk Van Den Steen
Inleiding
Steeds vaker duikt in onderwijs en vorming het begrip ontluikende geletterdheid op, een vertaling van 'emergent literacy'. Wanneer men geletterdheid leest als kunnen lezen en schrijven en dat ook graag doen dan spreekt het begrip bijna voor zich zelf. Er is de voorbije jaren heel wat onderzoek omtrent ontluikende geletterdheid verricht (voornamelijk in de Engelstalige landen en in Nederland). In dit artikel zullen we onze aandacht vooral richten op de ontwikkeling van het lezen bij jonge kinderen.
1 Verschillen tussen kinderen
Bij de start van het leesonderricht, in het eerste leerjaar (groep 3), merken alle leerkrachten reeds grote verschillen tussen de kinderen op. Sommige kinderen leren als van zelf lezen, anderen hebben duidelijk instructies nodig en nog andere hebben het bijzonder moeilijk bij het leren lezen. Ondanks het onderricht zullen deze verschillen tussen de kinderen in de loop van de volgende zes jaar basisonderwijs weinig wijzigen. Integendeel, het verschil in de leesvaardigheid en de leesbereidheid tussen de kinderen vergroot nog tijdens deze zes jaar onderwijs. Of hoe goed bedoeld democratisch onderwijs toch nog grotere ongelijkheid tussen kinderen teweeg brengt.
Als die verschillen tussen de kinderen reeds in het eerste leerjaar (groep 3) duidelijk worden dan moeten deze er reeds vroeger ook geweest zijn, dus al op kleuterleeftijd. Het zal dus van belang zijn om eens te kijken hoe het zit met de leesontwikkeling bij de kleuter. In het basisonderwijs heeft men reeds lang geprobeerd om kinderen voor te bereiden op het lezen en schrijven en zo de verschillen tussen de kinderen zo klein mogelijk te maken. Of anders gezegd: kleuters klaar te maken om te kunnen starten met lezen en schrijven in het eerste leerjaar (groep 3). Meestal hebben begeleid(st)ers en kleuterleid(st)ers zich dan gericht op de `leesvoorwaarden' bij de kleuters. Men ging er van uit dat men kleuters vertrouwd moest maken met verschillende vaardigheden die deel uit maken van het 'echte' lezen. Je ziet dan in de kleuterklas allerlei voorbereidende activiteiten ontstaan bijv. speel-werkbladen, letter- en woordkaarten en klankoefeningen om de klanken van woorden te herkennen, te onderscheiden, te analyseren en te synthetiseren, enz.
Uit onderzoek blijkt reeds enige tijd dat een groot aantal van deze maatregelen weinig of geen effect hebben m.n. losse voorbereidende lees- en schrijfoefeningen, compensatieprogramma's ter voorbereiding op lezen en schrijven, niveaulezen. Ondanks dat iedereen
Ontluikende geletterdheid en voorlezen bij jonge kinderen - Luk Van Den Steen 1383
reeds jaren de resultaten van deze onderzoeken kan lezen en dat ze door talloze schooldiensten verkondigd worden, blijven er nog honderden leerkrachten rotsvast allerlei losse oefeningen aanbieden aan kleuters. Vaak gebeurt dit onder druk van bepaalde ouders die echt dan pas geloven dat kleuters leren en goed voorbereid worden op het eerste leerjaar (groep 3). Kleuterleid(st)s zouden beter moeten weten en sterker moeten opkomen voor de eigenheid van de ontwikkeling van de kinderen.
2 Ontluikende geletterdheid
Terwijl we zekerheid kregen dat allerlei oefenprogramma's weinig of geen effect hadden in de kleuterschool, ontstond er een andere benadering van het lezen bij kleuters, nl. het onderzoek naar de ontluikende geletterdheid. Laten we daarom eens kijken wat het onderzoek naar ontluikende geletterdheid oplevert.
Ontluikende geletterdheid betekent een nieuwe manier van kijken naar de wijze waarop kinderen leren lezen en de oorzaken van problemen bij het leren lezen. A. Bus geeft het volgende aan: "Kinderen moeten de kans krijgen ervaring op te doen met nut en oorzaak van lezen en schrijven alvorens de stap naar conventioneel lezen en schrijven te maken."
Het onderzoek naar ontluikende geletterdheid levert een aantal basisinzichten op, die zeer concreet getoetst werden tijdens 'voorlees-situaties' met jonge kinderen.
Een kind (reeds tussen 0 en 6 jaar) maakt een eigen lees- en schrijfontwikkeling door in een spelcontext. En we weten wat essentieel is in zo'n spel-kader: eigen initiatief, vrijheid van handelen, spelen en werken op eigen niveau, kunnen ontdekken, zoeken en experimenteren, vrij verbanden kunnen leggen, respons krijgen op vragen, ervaren van plezier en betrokkenheid, enz. Het kind ontwikkelt hierbij een 'innerlijk model' van ritme en patroon, van vorm en structuur in de geschreven taal en er ontstaat inzicht in de opbouw van verhalen en het woordgebruik in geschreven taal. Daardoor gaat een kind verhalen onthouden en reproduceren.
Een kind ontwikkelt zijn lees- en schrijfmogelijkheden in een functionele context. Dat wil zeggen dat het kind in dagelijkse ervaringen en gaandeweg ideeën opdoet over 'wat is lezen' en het nut van lezen en schrijven (het nut van geschreven taal).
Geletterd worden is geen natuurlijk proces. In de ontwikkeling van lezen en schrijven bij het kind speelt de omgeving een cruciale rol. Met andere woorden de kinderen raken pas betrokken in geletterde situaties door de volwassenen. Het gezin, de ouders en kleuterleid(st)ers zullen de eerste zijn die de geletterdheid opgang brengen door bijv. zelf als volwassene te lezen en te schrijven, de aanwezigheid van kinderboeken, de toegankelijkheid van schrijfmateriaal, het voorlezen aan het kind, het praten over geschreven taal,...
A. Bus formuleert het o.a. als volgt: Geletterdheid is niet alleen een vaardigheid maar vooral ook een gedragspatroon dat mensen in staat stelt tot handelen, voelen en denken in een context van doelgerichte sociale activiteit. Door de ervaringen met geschreven taal ontwikkelen jonge kinderen een idee over de betekenis die lezen en schrijven voor hen kan hebben. Kinderen
384 I Ontluikende geletterdheid en voorlezen bij jonge kinderen - Luk Van Den Steen
beginnen geschreven taal in allerlei situaties te gebruiken op een manier die aansluit bij hun bedoeling en bij hun gevoelens."
3 Kansen en gemiste kansen
Mogen we dergelijke inzichten nog wat scherper omschrijven? Uit het onderzoek naar ontluikende geletterdheid komt naar voor dat het verschil tussen kinderen in het eerste leerjaar (groep 3) zeker niet enkel terug te voeren is naar een verschil in vaardigheden tussen deze kinderen. Het verschil tussen deze kinderen ligt dieper. Er zijn kinderen die tijdens hun eerste levensjaren in hun omgeving veel stimulansen en veel kansen hebben gekregen in boekervaring en voorlezen. Deze kinderen hebben gaandeweg een idee ontwikkelt over 'wat is lezen?' en wat het voor hen betekent. Deze basiservaring maakt dat deze kinderen in het eerste leerjaar (groep3) veel meer beseffen wat ze aan het leren zijn tijdens het aanvankelijk lezen en schrijven. Ze verwachten meer van geschreven taal, van boektaal, van (voor)leestaal. Ze 'weten' in feite reeds heel duidelijk dat geschreven taal voor hen betekenis heeft, want ze hebben samen met hun ouders of opvoeders tijdens het voorlezen en in het boekenaanbod plezier, gevoelens en taal ontdekt.
Uit de conclusies van het onderzoek blijkt ook dat heel wat leesproblemen terug te voeren zijn naar tekorten in deze periode van ontluikende geletterdheid. Aan zeer veel kinderen wordt niet (meer) voorgelezen thuis en ook de boekervaringen zijn gering. Dit betekent dat kinderen aan wie weinig is voorgelezen, totaal anders starten in het eerste leerjaar (groep 3). Ze verwachten weinig van geschreven taal. Ook hebben ze een zeer gebrekkig `besef' van wat lezen in feit is. En met de gewone leesinstructies in de klas verandert daar weinig aan. In feite zullen deze kinderen veel minder profiteren van het geboden (lees)onderricht. Het technisch lezen ontwikkelt bij deze kinderen moeizamer. Zelfs al zullen deze kinderen op de lange duur wel technisch lezen, de kans dat ze ooit leesplezier ontwikkelen is merkelijk kleiner geworden.
4 Voorlezen
Meer en meer wordt dus duidelijk dat 'het voorlezen' een zeer centrale rol speelt in de ontluikende geletterdheid van kleuters. Als we de beginsituatie van kinderen in het eerste leerjaar (groep 3) willen verbeteren, dan kan 'voorlezen' wel eens heel belangrijk worden. Want tijdens het voorlezen komt het kind duidelijk en rechtstreeks in aanraking met 'de geschreven taal'. Het onderzoek biedt ook hier enkele opmerkelijk frisse en nieuwe ideeën. Het voorlezen begint thuis bij de ouders en gaat verder in de klas bij de juf.
5 Voorlezen thuis
In de thuissituaties zien we vaak een ouder samen met een kind in een boekje lezen. Willen we weten hoe het met het voorlezen thuis gesteld is? Recente gegevens wijzen ons de weg: aan 43% van de kinderen wordt meerdere keren per week voorgelezen thuis, aan 21% van de kinderen wordt slechts één keer per week voorgelezen thuis, aan 36% van de kinderen wordt er nooit voorgelezen!
Ontluikende geletterdheid en voorlezen bij jonge kinderen - Luk Van Den Steen 1385
Niet enkel het voorlezen zelf is van belang maar ook de manier waarop dat gebeurt speelt een belangrijke rol. Een 'voorleessituatie' thuis kan ons al veel duidelijk maken. We zien hier een moeder en een kind samen gezellig in een kinderboek kijken.
Uit onderzoek blijkt dat moeders er niet mee volstaan een tekst letterlijk voor te lezen. Om het begrip te stimuleren stelt de moeder vragen, die reacties bij het kind uitlokken. Op deze wijze helpt ze het kind om verbanden te gaan leggen met eigen ervaringen (bijvoorbeeld:" Vind je aardbeien ook lekker?") en richt ze de aandacht op essentiële gebeurtenissen (bijvoorbeeld: "Wat is dit voor en dier?). Door vragen en uitleg maken moeders de tekst begrijpelijk. Omdat geschreven taal anders is dan mondelinge taal, blijft zonder deze hulp het begrip achter en verdwijnt ook het leesplezier. Wat kinderen nog niet zelf kunnen, wordt met de hulp van de moeder gedaan.
Natuurlijk stellen we vast dat voorlezen het kind meevoert in de belevenis van het verhaal. Maar het voorlezen doet meer dan dat. Het voorlezen draagt er in belangrijke mate toe bij dat kinderen vertrouwd geraken met boekentaal, met geschreven taal. De kinderen aan wie vaak wordt voorgelezen, verwerven nieuwe woorden uit het verhaal, ze horen precieze zinsconstructies, ze ontdekken nieuwe taal- en verhaalpatronen, ontwikkelen strategieën om tot lezen te komen en bouwen een idee op van wat lezen is.
6 De kwaliteit van het voorlezen
Iedereen die wel eens aan een jong kind heeft voorgelezen, weet dat het niet voldoende is als volwassenen een tekst gewoon lezen. Volwassenen proberen intuïtief met allerlei hulpmiddelen de tekst toegankelijk te maken en de kloof tussen kind en boek te dichten. Het is dus niet voldoende om veel voor te lezen aan de kinderen. Dat voorlezen moet op een speciale manier gebeuren. M.a.w. de kwaliteit van het voorlezen is belangrijk: het voorlezen gebeurt best in een bepaalde omgeving en vertoont best een aantal eigenschappen.
1 De vanzelfsprekendheid van boeken
Eigenlijk lijkt het normaal dat kinderen (tussen 0 en 6jaar) opgroeien in een omgeving waar er gewoon boeken aanwezig zijn. Zowel thuis, in het dagverblijf of in de klas zijn er 'vanzelfsprekend' boeken aanwezig. Toch is dit voor een betrekkelijk groot aantal kinderen niet zo. Veel kinderen hebben niet steeds de kans om boeken als gewone voorwerpen in de huiskring te ontdekken. Zij zien niet meteen de ouders en de volwassenen 'lezen' in boeken of tijdschriften.
2 Het boek als object
In het verlengde van het vorige punt ligt de vroege verkenning van boeken door het kind. Het is van belang dat het kind op vroege leeftijd (tussen 1 en 3 jaar) het boek als object leert kennen. Bijvoorbeeld: spelen met blokboekjes of kartonboekjes, erop sabbelen, er een brug mee bouwen, exploratie door aanraken, grijpen of wrijven, maar ook bladeren in boeken, enz... Deze ervaringen blijken zeer essentieel te zijn in de ontwikkeling van het boekplezier bij het kind.
386 I Ontluikende geletterdheid en voorlezen bij jonge kinderen - Luk Van Den Steen
3 Warmte, veiligheid en gehechtheid
Het voorlezen gebeurt in een sfeer van rust en warmte. Thuis vaak op de sofa, aan bed voor het slapengaan, op schoot. Die nabije relatie is fundamenteel bij het voorlezen. Ouder en kind beleven in elkaars nabijheid hele avonturen. Het is vanuit die veiligheid dat het kind openstaat voor wat er in het verhaal te beuren staat. De gehechtheid tussen ouder en kind speelt een centrale rol in de openheid die het kind vertoont ten aanzien van boeken in het algemeen. Uit onderzoek blijkt zelfs dat de leesontwikkeling positief verband houdt met de relatie tussen moeder en kind. Meer en meer wordt duidelijk dat veilig gehechte kinderen meer leren, omdat ze zich zonder problemen laten helpen door hun moeder.
Het kind maakt een positieve relatie met het boek en staat open voor wat de ouder voorleest. Er ontstaat een positieve verwachting. Daarom is het goed om al bij heel jonge kinderen boeken aan te bieden op momenten dat het rustig is. Vaak is het goed een vaste plaats of tijd af te spreken, en het alvast gezellig te maken.
4 Interactief voorlezen
Het voorlezen is niet zomaar een tekst gewoon lezen. Bij jonge kinderen is het noodzakelijk dat er tijdens het voorlezen een positieve interactie tussen volwassenen en kind plaatsvindt. Ouders die regelmatig voorlezen zullen spontaan sommige woorden of zinnen reeds aanpassen aan het niveau van het kind (woorden vervangen door synoniemen, uitdrukkingen uitleggen,...). Ook komt het vaak voor dat de ouder vragen stelt, suggestieve aanwijzingen geeft en korte spelletjes tussen last. Wat kinderen nog niet kunnen wordt door de ouder gedaan bijv. voorspellingen maken of vragen stellen "Wat zou er met deze hond aan de hand zijn?". Maar ook het kind kan reageren door vragen te stellen over de personages, het verhaal en over de taal. Trouwens, we zien dat deze interactie geleidelijk verschuift van de inhoud van het verhaal naar meer formele aspecten in het boek bijv. een kind wijst naar de letters van de tekst of het kind vraagt: "Er zijn toch zeven geitjes, geen zes!" of stelt uitdrukkelijk: "Je moet toch lezen wat er staat, mama!" Op die manier kan de voorlezer inspelen op de problemen die het kind heeft bij het volgen van een verhaal. Het is dit soort interactief voorlezen dat zo belangrijk is in de lees- en schrijfontwikkeling van het kind.
7 Voorlezen in de klas
Ook in de klas wordt er door de juf voorgelezen. De kleuters zitten in een kring gericht naar de juf Het rumoer in de klas verstomt. De juf vertelt het verhaal en toont prenten. De kinderen luisteren mee. Alle kleuterleid(st)ers en kinderen houden van deze verhaalmomenten in de klas. Maar is het nu vertellen of voorlezen wat de juf doet? In de kleuterschool en in de opleiding tot kleuterleid(st)er horen we voornamelijk spreken van vertellen d.w.z. de juf vertelt het verhaal met haar eigen woorden (die ze soms ontleent aan de tekst van het boek) en toont prenten. Iedereen is er heilig van overtuigd dat dit dé manier is om verhalen bij kinderen te brengen. Het onderzoek naar ontluikende geletterdheid stelt toch enkel kritische bedenkingen bij deze manier van werken. De vraag is of de ervaring en de kennis die nodig is om geschreven taal te begrijpen, op school adequaat wordt gestimuleerd.
Ontluikende geletterdheid en voorlezen bij jonge kinderen - Luk Van Den Steen 1387
Uit het voorgaande blijkt al dat een voorleesmoment in de klas sterk verschilt met wat er in het gezin gebeurt. Onderzoek heeft ook uitgewezen dat de gewone voorleessituaties in de klas niet voldoen om kinderen te helpen bij hun 'ontluikend geletterdheid'. In de klas moeten de kinderen vaak in grote groep stil luisteren naar het verhaal. Onderbreken mag niet, de kinderen moeten wachten met reacties geven op wat voorgelezen wordt. Meestal krijgen de kinderen geen kans om onbegrip te tonen. Veeleer wordt van kinderen verwacht dat ze hun onbegrip negeren. Vermoedelijk gaat daardoor veel aan hen voorbij en neemt de kans af dat nieuwe kennis over vorm en structuur van geschreven taal tot stand komt. Vooral voor kinderen die thuis nog weinig ervaringen met voorlezen hebben opgedaan biedt het onderwijs op die manier weinig (inhaal!)kansen.
Bij hele jonge kinderen (van 2 tot 4 jaar) is het zeker nodig in de klas voldoende ruimte te bieden om kennis te maken met boeken, in de boekenhoek samen met de juf. Vooral de verkenning van het boek en de warme relatie tussen juf en kind zullen hier centraal staan. Daarom zou het goed zijn om vaak bij slechts enkele kleuters voor te lezen en in boeken te kijken.
Bij de oudere kleuters (van 4 tot 6 jaar) lijkt het ons zeker positief om in de grote kring voor te lezen. Maar het zou goed zijn om vooraf een moment te plannen waarbij de juf de kinderen voorbereidt op het verhaal, tijdens het verhaal openheid houdt voor inbreng van kinderen en achteraf ook een gespreksmoment voorziet. Verder in de dag of in de week kan de juf dan bij kleine groepjes kinderen het verhaal opnieuw voorlezen. Maar nu met meer kansen tot interactie en vraag- en antwoordspelletjes tussen juf en kind tijdens het voorlezen zelf. Zowel voor de inleving als voor de taalontwikkeling is het zeer nuttig voor alle kinderen hetzelfde verhaal meerdere malen te voor te lezen.
8 Interactief voorlezen thuis en in de klas
Het zal ondertussen wel duidelijk geworden zijn dat kinderen vanaf 2 jaar niet steeds op een adequate manier ondersteund worden in hun leesontwikkeling. Zowel thuis als in de klas zijn er veel kinderen die de nodige kansen missen. Interactief voorlezen is één van de essentiële manieren om leesbedreiging bij kinderen te voorkomen. Dit vraagt van de juf een andere manier van kijken naar de traditionele manier van voorlezen of vertellen in de klas bij de kleuters.
Maar er is nog meer. Volgens prof. W. van Peer (op het Symposium 'De erosie van het lezen', Diepenbeek 1991) kan die leesbedreiging niet meer gezien worden als een kind-gebonden fenomeen. Integendeel. Beleid, ouders en school moeten dit samen aanpakken. Leesbedreiging en leesproblemen zijn ook een maatschappelijk fenomeen. We kunnen niet meer aan de kant blijven toekijken naar ouders en gezinnen waar niet of nauwelijks wordt voorgelezen aan kinderen. Hij formuleert het zo: "Het punt is echter dat het kunnen lezen juist niet tot die privé-waarden behoort, maar een bij wet verplichte taak voor iedere individu - en dus voor ieder gezin. Wanneer de overheid alle individuen oplegt met goed gevolg te leren lezen (en schrijven), dan is het creëren van optimale omstandigheden daartoe geen overbodige luxe. Het heeft er alle schijn van dat in de huidige situatie de bedreiging voor de groep 2- tot 5-jarige kinderen ertoe leidt dat grote kansenongelijkheden ontstaan. De overheid zou er goed aan doen om haar beleid af te stemmen op wat reeds uit onderzoek bekend is. (..) Dat
388 I Ontluikende geletterdheid en voorlezen bij jonge kinderen - Luk Van Den Steen
onderzoek toont aan dat het in deze leeftijdsgroep is dat de meest fundamentele verwachtingspatronen ten aanzien van lezen ontstaan en dat het gezin hierin de cruciale schakel vormt."
Zeker voor kinderen die problemen vertonen in hun ontluikende geletterdheid is voorlezen echt nodig in de hele basisschool (van 2 tot 12 jaar). Meer nog, de juf en de school kunnen een bijzondere aanzet geven tot voorlezen thuis, in het gezin. Voorlezen zou een centraal thema moeten worden bij de ouderavond in de klas.
Vooral in Nederland zijn er reeds boeiende projecten (vormen van schoolopbouwwerk: school-ouders-voorlezen) uitgewerkt. Ook in Vlaanderen zie we al een aantal initiatieven ontstaan. Het zou zeer wenselijk zijn als meer scholen zouden inspelen op deze zeer belangrijke beweging.
In de lerarenopleiding van onze Arteveldehogeschool Gent loopt er momenteel een voorleesproject 'Voorlezen aan Huis'. Zo een 130 studenten Opleiding Leraar Kleuteronderwijs zullen in de gezinnen gaan voorlezen. Dit project is geïntegreerd in de opleiding van de studenten en verloopt in samenwerking met de lokale scholen, de plaatselijke bibliotheek en het buurtwerk.
En vergeet vooral niet in de klas, met de ouders en de kinderen: voorlezen doe je samen, dus steeds dubbele pret.
Bibliografie
Bus, A. en M.H.van IJzendoorn (1986), De invloed van gehechtheid bij tweejarigen op leesinteresse in de kleuterperiode. In: Pedagogische Studiën, nr.63, pg. 275-285.
Bus, A. & M.H.van ijzendoorn (1990), Voorlezende moeders en beginnend leesonderwijs. In: Didaktief; maart, pg. 4-6.
Bus, A. (1991), Ontluikende geletterdheid. Het begrip, het onderzoek, het belang voor de praktijk. In: Leesgoed, nr.1, pg 3-5.
Bus, A. (1991), Geletterde peuters en kleuters. Meppel: Boom.
Jaspaert, K., L Van den Steen e.a. (1995), Taal-Verhaal. Prentenboeken, verhalen en drama in de kleuterschool. Antwerpen: Plantijn.
van den Berg, I. & A.Smidstra (1992), Lezen op schoot. Een cursus voor ouders in basiseducatie. Den Haag: NBLC.
Van den Steen, L. (1997), Ontluikende Geletterdheid. In: Kleuters & Ik, jrg. 16, nr.3, pg. 18-21.
Van den Steen, L. (1997), Boeken maken voor en door kinderen. In: EGO-Echo, jrg.16, nr.4 (Extra: 4 blz).
Van den Steen, L. (1998), Dit zijn letters maar ik weet niet welke. In: Kleuters IK, jrg.1, nr. 1, pg. 21-24.
Van den Steen, L. (2001), Voorleesproject Voorlezen aan Huis. Projectbundel. Gent: Arteveldehogeschool.
Van den Steen, L. (2001), Voorleesproject Voorlezen aan Huis. Reader. Gent: Arteveldehogeschool.
van der Pennen, W. (1992), Voor het lezen. Lezen met baby en peuter. Den Haag: NBLC. van Peer, W. (1991), Lees meer fruit. Studies over kinderen en literatuur. Houten: Bohn Stafleu & Van Loghum.
Ontluikende geletterdheid en voorlezen bij jonge kinderen - Luk Van Den Steen 1389
Organisaties
LINC (Centrum voor Lezen en Informatie) biedt korte activiteiten aan rond 'De pre-historie van het lezen' en 'Vertellen en voorlezen' voor basisscholen, bibliotheken, ouderorganisaties, kinderdagverblijven, lerarenopleidingen.
adres: Maria-Theresiastraat 20, 3000 Leuven (tel.: 016/22.89.33 / fax: 016/29.51.12)
Stichting Lodewijk de Raet - leesbevorderingsproject' heeft een aanbod van korte en langer lopende activiteiten rond 'Ouders zoeken kinderboeken', 'Ontluikende geletterdheid stimuleren bij jonge kinderen', 'Werken met kinderboeken en leesbevordering in de klas', `Creatief schrijven met kinderen' en 'Werken met poëzie bij kinderen'. Deze activiteiten richten zich tot ouders en leerkrachten van de hele basisschool.
adres: Liedtsstraat 27-29, 1030 Brussel (tel.: 02/240.95.00 / fax: 02/242.26.10)
Bibliotheekschool Gent & Stichting Lodewijk de Raet hebben een uniek initiatief in Vlaanderen nl. 'De opleiding tot kinder- en jeugdboekenwerker'. Vooral voor leerkrachten en bibliothecarissen die willen kennismaken met de recente bevindingen rond leesbevordering en werken met boeken' en deze willen uitwerken op school en in de klas, dus voor wie wil boekenjuf of boekenmeester worden.
adres: Antwerpsesteenweg 573, 9040 Sint-Amandsberg-Gent (tel.: 09/229.15.95 / fax: 09/229.22.53)
390 I Ontluikende geletterdheid en voorlezen bij jonge kinderen - Luk Van Den Steen