Bart van der Leeuw · 14de Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2000 · pagina 313 - 320
SCHRIJVEN OVER LEZEN DE DIGITALE LEESKRING OP DE FONTYS PABO DEN BOSCH
Bart van der Leeuw
Inleiding
Tot twee jaar geleden werden de eerstejaarsstudenten van de Fontys Pabo Den Bosch getentamineerd over hun leesrepertoire. Gedurende het studiejaar lazen zij een flink aantal kinderboeken naar eigen keuze, gelijkelijk verdeeld over boeken voor 4 tot 8 jarigen (onderbouw) en boeken voor 8 tot 12 jarigen (bovenbouw). Er werd van de studenten verwacht dat zij van de gelezen boeken een leesverslag maakten. Korte tijd voor het tentamen moesten zij hun leeslijst ter goedkeuring bij de docent inleveren. Op het tentamen kregen de studenten hun leeslijst terug. De docent had een aantal titels aangekruist, waarover zij op het tentamen schriftelijk vragen kregen. Bij het beantwoorden van die vragen moesten studenten geheel op herinnering te werk gaan; de kinderboeken zelf en de leesverslagen mochten niet geraadpleegd worden.
In de loop van de afgelopen jaren was er zowel bij studenten als bij docenten grote twijfel ontstaan aan het nut van het tentamineren van het leesrepertoire. Het tentamen zelf was een dermate gekunstelde schrijfsituatie (tijdsdruk, geen bronnen raadplegen) dat van enige diepgang geen sprake kon zijn. De vragen werden gestandaardiseerd en dus volkomen voorspelbaar ("Geef een korte samenvatting van het verhaal", "Typeer de hoofdpersonen"). Die voorspelbaarheid was nodig om studenten nog enigszins de kans te geven om zich op het tentamen voor te bereiden.
De herziening van het gehele curriculum van de Pabo Den Bosch (ingezet in het schooljaar 1999-2000) was een prachtige aanleiding om ook de inhoud, werkwijze en toetsing van het onderdeel "leesrepertoire" eens goed onder handen te nemen. De vaksectie talen (Nederlands, Engels en logopedie) koos uiteindelijk voor het werken met digitale leeskringen en het toetsen via een leesdossier. Bij die keuze werden we met name geïnspireerd door het verslag over het I.M.-project (Couzijn & Zonneveld 1998), waarin VO-leerlingen via e-mail discussiëren over een literair werk. Is in dat verslag nog sprake van een van een kleinschalig experiment, in het navolgende beschrijf ik een vernieuwd curriculumonderdeel waar alle eerstejaars van de Pabo Den Bosch vanaf 1999-2000 mee werken.
Ik start met een kort overzicht van wat de digitale leeskring inhoudt. Vervolgens zal ik wat gedetailleerder ingaan op de werkwijze van de digitale leeskring. Daarna bespreek ik de eerste praktijkervaringen. Ten slotte zullen de overwegingen die ten grondslag liggen aan deze manier van werken, geëxpliciteerd worden
Schrijven over lezen - Bart van der Leeuw 313
1 Typering van de digitale leeskring
De leeskring is een eerstejaarsmodule waarin studenten voornamelijk zelfstandig werken, dat wil zeggen dat er geen lessen of contacturen met een docent zijn ingeroosterd. Er wordt gedeeltelijk individueel gewerkt: het lezen van kinderboeken en het maken van leesverslagen van die boeken. Daarnaast vindt uitwisseling plaats van leeservaringen in de leeskring. Die leeskring bestaat uit vier personen. Het bijzondere aan deze leeskringen is dat ze niet mondeling de leeservaringen uitwisselen, maar via een discussiegroep op de digitale leeromgeving van de Pabo Den Bosch. Dat betekent dat de leesverslagen van boeken en de commentaren en vragen van groepsgenoten steeds opgeschreven worden. De ervaring leert dat een 'opgeschreven' discussie beter blijft hangen, eerder tot verdieping leidt en beter inzicht geeft in de kwaliteit van een kinderboek.
Schematisch zien de activiteiten in de leeskring er als volgt uit:
-
Studenten formeren een leeskring van vier personen.
-
Elke week leest de student een kinderboek en maakt daarvan een kort leesverslag.
-
Elke veertien dagen leest de student een kinderboek samen met zijn leeskring.
-
Eén lid van de leeskring (de recensent) brengt zijn leesverslag in voor commentaar.
-
De drie andere leden van de leeskring (en af en toe ook de docent Nederlands) geven aanvulling en commentaar op dat leesverslag.
-
De schrijver/recensent vult zijn verslag aan en herschrijft het tot een recensie.
-
Gedurende Pabo 1 maakt elk lid van de leeskring zodoende 3 keer een recensie, gebaseerd op een leesverslag en commentaren van groepsgenoten.
-
Aan het eind van Pabo 1 levert iedere student zijn leesdossier in bij een docent Nederlands.
Dit dossier bestaat uit de volgende onderdelen:
-
Een leeslijst met 24 titels: 12 boeken zijn zelfstandig gelezen en besproken en 12 titels zijn in de leeskring gelezen en besproken.
-
12 leesverslagen van boeken die de student zelf heeft gekozen en gelezen (dat zijn dus de boeken die niet in de leeskring aan de orde zijn geweest). Voor de leesverslagen wordt gebruik gemaakt van de richtvragen uit het moduleboek.
-
Drie protocollen van boekbesprekingen in de leeskring. Zo'n protocol bestaat uit een eigen leesverslag als discussiestarter, het commentaar van de groepsgenoten en de herschrijving van het leesverslag tot een recensie.
Bij de beoordeling wordt in eerste instantie gekeken of het dossier volledig is. Vervolgens wordt beoordeeld of de twaalf leesverslagen en de drie protocollen voldoende kwaliteit hebben.
2 Werkwijze: leesverslag en digitale discussie
De navolgende tekst over de werkwijze van de digitale leeskring is afkomstig uit het moduleboek. Dit boek wordt zowel digitaal aangeboden (op de digitale leeromgeving van de Pabo) als in een papieren vorm. Ik neem de tekst hier ongewijzigd over. Juist als instructietekst is hij illustratief voor de wijze waarop studenten kennis maken met de digitale leeskring.
314 I Schrijven over lezen - Bart van der Leeuw
2.1 Het maken van een leesverslag (individueel)
Van alle 24 kinderboeken die je leest maak je een kort schriftelijke leesverslag. Het leesverslag is bedoeld om je eigen leeservaring vast te leggen. De 24 leesverslagen vormen het begin van een 'kaartenbak' (leesrepertoire) die je later in je werk kunt raadplegen. Dat is bijvoorbeeld handig als je een geschikt boek zoekt om voor te lezen, of als je een individueel kind wilt stimuleren een boek te lezen en een boek zoekt dat goed bij de interesse van dat kind past.
Het leesverslag is in drie gevallen ook bedoeld als 'starter' voor de discussie in je leeskring. We komen daar later op terug. Om je op weg te helpen geven we een inhoudsopgave van een leesverslag.
Richtvragen bij leesverslag kinderboek
A. Beschrijving van het kinderboek
-
Auteur, titel, uitgever, jaar van uitgave.
-
Inhoud: korte samenvatting van de gebeurtenissen.
-
Personen: korte typering van de hoofdpersoon of hoofdpersonen.
-
Thema: korte duiding van de hoofdgedachte ofwel de betekenis achter het verhaal.
-
Vormkenmerken: is je iets aan titel, taalgebruik, illustraties en structuur opgevallen?
B. Beoordeling van het kinderboek
-
Ben je door het boek gegrepen; waardoor kwam dat?
-
Kreeg je bij het lezen sympathie of antipathie voor bepaalde personages?
-
Ken je andere boeken van deze schrijver? Vond je die beter of minder?
-
Hoe zullen volgens jou kinderen van de basisschool op dit boek reageren?
C. Discussievragen voor de leeskring (als je in de leeskring de discussie moet starten) • Maak bij je leesverslag twee discussievragen die in de leeskring behandeld worden. Nummer deze met `C.1' en `C.2'.
2.2 Het werk in de leeskring
De leeskring discussieert in een periode van 24 weken over 12 kinderboeken, dat wil zeggen één boek per twee weken. Daarnaast leest elk groepslid individueel ook nog eens 12 kinderboeken.
In een periode van twee weken leest een groep een door de groep gekozen kinderboek. In de eerste week maakt ieder daar een persoonlijke leesverslag van. In de tweede week presenteert één lid van de leeskring zijn leesverslag waarover vervolgens via de digitale leeromgeving wordt gediscussieerd. Het gepresenteerde leesverslag wordt tenslotte herschreven tot een volwaardige recensie.
Hieronder volgen de stappen die er in de leeskring gezet worden.
Stap 1: boekkeuze. De leeskring kiest een boek. Je moet daarover natuurlijk even overleggen. Bij de keuze van een boek kun je gebruik maken van de boekenlijst die in deze module is opgenomen. Naast de keuze voor een boek bepaal je met je groepsgenoten ook wie het voortouw neemt in de discussie. We noemen die persoon de 'recensent'.
Schrijven over lezen - Bart van der Leeuw 1 315
Stap 2: lezen en leesverslag. Elke student leest het gekozen boek en schrijft een persoonlijk leesverslag (zie de richtlijnen voor het leesverslag in bijgaand kader). Je hebt hier een week de tijd voor. Voor sommige boeken is dat geen enkel probleem; Kikker is verliefd van Max Velthuis heb je in vijf minuten gelezen. Maar andere boeken, denk maar eens aan Michael Endes Het oneindige verhaal, nemen wel wat meer leestijd in beslag. Tip: zorg dat je je (dikke) boek van de week altijd bij je hebt, zodat je alle verloren kwartiertjes nuttig en plezierig kunt gebruiken.
Het groepslid dat voor een bepaald boek de recensent is, besteedt extra aandacht aan zijn persoonlijk leesverslag: hij rondt zijn leesverslag af met twee discussievragen, waarin hij aangeeft wat er opmerkelijk of vreemd of onbegrijpelijk is aan het boek.
Stap 3: discussie in de leeskring. Na de leesweek volgt een discussieweek. In het begin van die discussieweek zet de recensent zijn leesverslag plus de discussievragen op de discussielijst van de digitale leeromgeving. Deze discussiestarter kun je zien als eerste versie van een mooie recensie. De andere leden van de leeskring kunnen gedurende de week, op het moment dat het hen het beste uitkomt, kennis nemen van de het leesverslag. Op de eerste plaats kunnen ze natuurlijk reageren op de discussievragen. Maar ze kunnen ook andere op- en aanmerkingen maken op het leesverslag of er vragen over stellen. Basis voor al dat commentaar is het eigen leesverslag.
Reactie op een leesverslag
-
Geef commentaar op zoveel mogelijk aspecten van het leesverslag. Gebruik daarvoor je eigen leesverslag van dit boek.
-
Reageer ten slotte ook op de discussievragen.
Stap 4: recensent herschrijft leesverslag en bundelt het protocol. De recensent van de leeskring blikt aan het eind van de week terug op de discussie. Die discussie ligt helemaal vast in het 'protocol' van de discussiegroep. Hij heeft reacties ontvangen op zijn discussiestellingen. De groepsleden hebben aanvullingen gegeven op zijn leesverslag, etc. Op basis van al deze discussiestof herschrijft hij zijn oorspronkelijke leesverslag tot een afgeronde recensie van het gelezen boek. Deze recensie vormt het sluitstuk van de discussie, komt dus ook in het protocol van de groep en is door de groepsleden te raadplegen (en desgewenst uit te printen).
Herschrijven tot recensie
Herschrijf je leesverslag tot een recensie waarin meer de nadruk ligt op de beoordeling dan op de beschrijving. Gebruik de volgende richtvragen:
-
Wat zijn de relevante eigenschappen van het gelezen boek? (beschrijving)
-
Wat zijn de positieve aspecten van het boek?
-
Wat zijn de negatieve aspecten van het boek?
-
Hoe luidt je totaaloordeel?
-
Op welke manier zou je het boek in je stageklas kunnen gebruiken?
316 I Schrijven over lezen - Bart van der Leeuw
Ten slotte maakt de recensent een afdruk van het hele protocol, d.w.z. de eerste versie van zijn leesverslag, de discussie en de uiteindelijke recensie. Dit protocol bewaart hij. Samen met nog twee andere protocollen wordt het aan het einde van het schooljaar bij de docent ingeleverd.
3 Eerste praktijkervaringen
In het schooljaar 1999-2000 is de digitale leeskring voor de eerste keer uitgevoerd. Alle eerstejaars groepen hebben vlak na de herfstvakantie een korte mondelinge introductie op de leeskring gehad van hun docent Nederlands. Tijdens die introductie werden de moduleboeken uitgereikt en de leeskringen van vier personen samengesteld. Vanaf het moment dat die leeskringen waren aangemeld op de discussielijst van de digitale leeromgeving konden de groepen aan het werk. Groepen die met enige regelmaat (een verslag per twee weken) hun leesverslagen op de leeromgeving plaatsten hadden aan het eind van het schooljaar genoeg discussieprotocollen geproduceerd. Elk individueel lid kon op basis daarvan haar leesdossier inleveren om aan de toetsingseisen te voldoen. In die zin kunnen we spreken van een geslaagde invoering van de digitale leeskring in het eerstejaarsprogramma.
Om een indruk te geven van de manier waarop studenten de digitale leeskring gebruikten in hun verkenning van kinderboeken, volgen hier enkele fragmenten uit het discussieprotocol van Janneke, Ellen, Aimee en Ilse. Zij hebben in hun groep Pluk van de Petteflet van Annie M.G. Schmidt gelezen. Janneke plaatst haar leesverslag op de digitale leeskring; daarvan zijn de stukje over het thema, de personages en de discussievragen hier weergegeven. Vervolgens reageren de drie andere studenten met name op de discussievragen.
Uit de boekbespreking van Janneke:
Het boek heeft, denk ik, als thema dat er heel verschillende mensen op deze wereld zijn en dat die allemaal samen moeten leven. Tussen de personen in het verhaal bestaan dan ook nogal wat verschillen. ( ..) Je hebt bij de personen duidelijke voorkeuren. Vooral Pluk is een echte held en een 'goede' jongen. Ook de Stampertjes vond ik erg leuk en gezellig. Mevrouw Helderder is iets minder vriendelijk en erg bang aangelegd. Toch heeft ze ook wel goede eigenschappen, blijkt later.
Discussievragen:
-
Ik denk dat dit boek er goed in is geslaagd om een realistisch beeld te geven wat betreft de verschillen tussen mensen. Denken jullie dat de kinderen dit ook zo zullen uitleggen en begrijpen?
-
Denk je niet dat de kinderen het raar zullen vinden dat hij bevriend is met een kakkerlak en een duif en dat hij er mee praat? Wordt het boek daardoor minder realistisch en is dat erg?
Uit de reactie van Ellen:
Discussievraag 1. Ik vond het een heel erg moeilijke discussievraag en een beetje vergezocht. Ik kan er dan eigenlijk ook geen antwoord op geven. Kinderen zullen deze diepere betekenis er zeker niet achterzoeken. Kinderen vinden het gewoon een leuk boekje met grappige personages. Dat er verschillen worden aangegeven daar letten kinderen naar mijn mening niet op.
Schrijven over lezen - Bart van der Leeuw 1317
Discussievraag 2. Ik denk dat kinderen dat helemaal niet raar vinden. Er zijn zelfi kinderboekjes waar een dier zelf de hoofdrol in speelt. Kinderen vinden dat ook niet raar, denk bijvoorbeeld aan Kikker en de Vreemdeling. Dat is voor kinderen ook heel erg normaal. Dat Pluk dus met een kakkerlak en een duif kan praten is voor kinderen niet eens opvallend. Ze vinden het juist heel grappig.
Uit de reactie van Aimee:
Discussievraag 1. Ik denk niet dat kinderen die het verhaal krijgen voorgelezen er zo diep over nadenken. Zij luisteren gewoon en zullen bepaalde zaken zeker herkennen. Ik denk namelijk dat kinderen ook in het dagelijks leven worden geconfronteerd met verschillende mensen; dit hoort bij het leven en daar merken ze al vroeg genoeg het nodige van.
Discussievraag 2. Ik vind het juist de charme van het boek dat er eigenlijk geen verschil wordt gemaakt tussen de dieren en de mensen in het verhaal. De dieren hadden net zo goed mensen kunnen zijn. Verder blijft het een kinderboek, waar praten en vriendschappen met dieren aan de orde van de dag zijn. Neem bijvoorbeeld Nijntje: zij praat zelf!!
Uit de reactie van Ilse:
Vraag 1. De kinderen zullen het denk ik niet zo opvatten. Ze begrijpen het niet maar ik denk wel dat ze begrijpen dat het goed is dat Pluk iedereen helpt. Zelfs degenen die hem niet zouden helpen. Maar het gaat niet alleen om de verschillen tussen mensen, maar ook om de verschillen tussen mensen en dieren.
Vraag 2. Voor kinderen is het heel gewoon dat mensen met dieren kunnen praten. Er zijn ook kinderen die praten met hun knuffeldieren. Kinderen zijn denk ik nog niet zo heel goed in het verschil tussen mensen en dieren. Voor ons wordt het boek wel minder realistisch, maar voor kinderen zal dat niet opgaan. Voordat het bij kinderen minder realistisch wordt, moet er heel wat gebeuren.
De discussievragen van Janneke snijden wezenlijke zaken aan; ze gaan over het door haar geformuleerde thema van het boek (verschillen tussen mensen), over het realistisch gehalte van het boek en over respons die je van kinderen kunt verwachten. Met name de discussievragen geven een indicatie van de diepgang (of oppervlakkigheid) waarmee de studenten de door hun gelezen boeken beschouwen en bespreken. De reacties van de groepsgenoten op de eerste discussievraag laten overigens een aardige verscheidenheid zien. Ellen vindt die vraag "vergezocht". Ilse grijpt die vraag aan om een andere thematiek naar voren te schuiven: de behulpzaamheid van Pluk. Beide reacties bieden Janneke genoeg stof tot nadenken.
Ten slotte moet in dit verband nog iets over de begeleiding van de leeskring gezegd worden. De begeleidende docent heeft de mogelijkheid om zich regelmatig in de discussie van een leeskring te mengen. Hij kan zich daarbij concentreren op de inhoud van de discussie; in het voorbeeld van Pluk van de Petteflet zou hij zich kunnen mengen in de discussie over het thema, of over de vraag 'wat realistisch is'. Daarnaast kan hij via de digitale leeskring ook het proces begeleiden, bijvoorbeeld door een groep aan te sporen weer snel een leesverslag te plaatsen, of door extra aanwijzingen te geven bij het herschrijven van een leesverslag tot een recensie. Deze begeleidingsmogelijkheden zijn in het eerste uitvoeringsjaar weliswaar toegepast, maar dat gebeurde veel te weinig. Dit soort begeleiding op
318 I Schrijven over lezen - Bart van der Leeuw
afstand kost tijd en daar ontbrak het aan. In het tweede uitvoeringsjaar nemen er meer docenten deel aan de digitale leeskring en is daarmee de begeleidingstijd per leesgroepje aanmerkelijk verruimd.
4 Reflecties van de opleider over lezen en schrijven
4.1 Hoe houden/krijgen we de studenten aan het lezen?
Het is onze ervaring dat de meeste eerstejaars studenten geïnteresseerd zijn in kinderliteratuur. Het is een onderdeel van het vak Nederlands dat over het algemeen hoog scoort. Die interesse moet je als opleiding natuurlijk koesteren. In dat verband was het niet handig om studenten in hun eerste studiejaar te laten 'lezen voor de lijst', met als afsluiting een schriftelijk tentamen. Deze opzet was bedoeld om het leesrepertoire van studenten op peil te brengen, maar werkte uiteindelijk contraproductief.
Het lezen van kinderboeken biedt aan studenten op verschillende manieren voldoening. De boeken bieden betekenisvolle ervaringen en soms ook prettige herinneringen aan de `eerste keer' dat een boek werd gelezen, namelijk toen studenten zelf nog op de basisschool zaten. Daarnaast ervaren studenten in hun stage dat kinderboeken een bepaalde plaats innemen op de basisschool, bijvoorbeeld in de kinderboekenweek. Door thuis te raken in de wereld van de kinderboeken raken studenten ook thuis in een belangrijk aspect van hun beroepspraktijk. Ze kunnen daardoor makkelijker in hun stageklas meedoen.
Deze positieve ervaringen met kinderboeken zou je als opleiding moeten aangrijpen en verdiepen. Wij dachten dat het best te kunnen doen door studenten, binnen de werkstructuur van de digitale leeskring, met elkaar leeservaringen te laten uitwisselen. De digitale leeskring biedt studenten een platform voor het discussiëren over kinderboeken. En door de specifieke opzet van de module biedt hij ook een aanzet voor het werken aan een eigen leesrepertoire. Met het oog op de literaire vorming van studenten zijn deze twee punten – discussiëren over kinderboeken en bouwen aan een eigen leesrepertoire - pure winst ten opzichte van de oude praktijk van 'boeken lezen voor het tentamen'.
4.2 Hoe ontwikkelen we de schrijfvaardigheid van studenten?
In de oude praktijk kregen studenten tijdens een tentamensessie van twee uur een specifieke schrijftaak voorgeschoteld. Ze moesten bijvoorbeeld iets opschrijven over de personages van een boek, of ze moesten het thema van een boek schriftelijk onder woorden brengen. In de context van een tentamen is het schrijven van dat soort teksten eigenlijk een onmogelijke opgave. Het zou veel 'normaal functioneler' zijn als studenten na het lezen van een boek, in een ongedwongen situatie (thuis), met het boek steeds onder handbereik, zonder tijdsdruk, voor zichzelf een leesverslag zouden maken.
Aan de eigen schrijfvaardigheid van studenten werd en wordt door de opleiding veel belang gehecht. Jarenlang resulteerde dat in een cursus 'schriftelijke communicatie', ergens in het tweede jaar van de opleiding. In die cursus lieten we studenten bijvoorbeeld oefenen in het produceren van verschillende tekststructuren, zoals maatregelteksten, evaluatieteksten en probleemteksten. De verwachting was dat de aldus opgedane kennis en vaardigheid door studenten op andere momenten in de opleiding ook toegepast zou wor-
Schrijven over lezen - Bart van der Leeuw 1 319
den, bijvoorbeeld als zij een werkstuk of scriptie moesten schrijven. De ervaring leerde echter dat dat soort transfer meestal uitbleef. De vaksectie talen zag zich voor de uitdaging geplaatst om de ontwikkeling van de eigen schrijfvaardigheid van studenten niet meer 'af te dekken' met een losse cursus, maar te integreren in andere onderdelen van het curriculum, te beginnen bij die onderdelen waar ze zelf eerstverantwoordelijk voor was.
De digitale leeskring bied als het ware (het begin van) een oplossing voor beide genoemde problemen. De schrijftaak van het leesverslag tijdens het tentamen' wordt vervangen door een serie leesverslagen tijdens het werken met de leeskring. Bovendien kan in de leeskring gericht aandacht besteed worden aan het schrijven van een bepaald soort teksten, namelijk die met een evaluatiestructuur (leesverslagen en recensies). Studenten krijgen bij het produceren van dat soort teksten ondersteuning in de vorm van structurerende aandachtspunten. Ten slotte zit er in de digitale leeskring een essentieel schrijfdidactisch uitgangspunt ingebouwd, namelijk die van de revisie. Door het werken in de digitale leeskring ervaren studenten dat een tekst nooit in een keer af is. De reacties van de groepsgenoten op de discussievragen dwingen de schrijver ertoe zijn eigen tekst te herzien.
Bibliografie
Couzijn, M. & L. Zonneveld (1998), 'Het I.M.-project; leerlingen discussiëren via e-mail over een literair werk'. In: Vonk, Jg. 28, nr. 2, september-oktober, p. 11-18.
320 1 Schrijven over lezen - Bart van der Leeuw