Jos Tubbax & Mark Vanderweerdt · 14de Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2000 · pagina 373 - 382
SPELWEG EEN VISIE OP HET SPELLINGONDERRICHT VAN MORGEN
Jos Tubbax & Mark Vanderweerdt
Inleiding
In 1972 werd door het Centrum Onderwijs-Service te Nijmegen de behoefte gevoeld aan een woordfrequentielijst voor de basisschool waarin ook de geschreven taal van kinderen een belangrijke rol speelt. De resultaten hiervan vinden we terug in Praxis 14 en 15. Daarin lezen we het volgende: "Het zijn niet meer de moeilijkheden in onze taal, waarop allerlei spellingoefeningen worden gemaakt, maar het is de eigen taal van het kind, die uitgangspunt voor dit onderdeel van het moedertaalonderwijs is. De frequentie van de woorden die de kinderen in hun spontaan schriftelijk taalgebruik hanteren, bepaalt of een woord - wat de spelling betreft - geleerd moet worden."
Ook in onze huidige leerplannen wordt verwezen naar de kindertaal.
-
Dat leren spellen tot iets dient, ervaren kinderen het beste als dat spellingonderwijs uitgaat van de woorden die de kinderen zelf gebruiken in hun geschreven taal. Kinderen allerlei spellingspitsvondigheden aanleren die niet functioneren in hun taal ondermijnt hun zelfvertrouwen (VVKBAO 1995).
De kinderen oefenen alleen die woorden die ze met hoge waarschijnlijkheid nodig hebben in hun eigen schriftelijk taalgebruik. Woorden die los van hun gebruikswaarde vanwege een bepaalde spellingmoeilijkheid worden aangeboden, hoeven geen bijzondere aandacht (ARGO 1998).
Algemeen wordt aangenomen dat een schrijfwoordenschat van 2000 woorden volstaat om 95 % weer te geven van alles wat mensen schriftelijk weergeven. Voorwaarde is echter te kunnen achterhalen uit welke woorden dit woordenbestand moet bestaan, steunend op de gebruiksfrequentie (OSVG 1997).
Hieruit besluiten we:
-
de kindertaal - en niet de spelllingmoeilijkheid - vormt het uitgangspunt voor goed spellingonderricht;
-
je baseert het spellingonderricht best op een zinnige en functionele selectie van ongeveer 2000 woorden;
de vraag is: welke zijn deze 2000 woorden?
Het Centrum voor Orthopedagogische Behandeling te Leuven begeleidt al geruime tijd kinderen die ernstige problemen hebben met spelling. Ook wij stelden vast dat deze kinderen nood hebben aan een spellingonderricht dat sterk gesystematiseerd verloopt. In het kader van navormingsactiviteiten voor leerkrachten zochten we naar een geschikte benadering voor het aanleren van spellingvaardigheden aan spellingzwakke kinderen. Zo
Spelweg - Jos Tubbax & Mark Vanderweerdt 1 373
groeide vanaf 1989 een samenwerking met Jos Tubbax, remedial teacher, en met een schoolteam dat materiaal wilde uitproberen in de klas. Al dat denk- en doewerk resulteerde in Spelweg, een nieuwe spellingmethode voor het lager onderwijs. Spelweg wil de systematiek van de remediëring vertalen naar de klaspraktijk.
1 Onderzoek
We verzamelden opstellen en verhalen van 748 kinderen uit het vijfde en het zesde leerjaar van de basisschool verspreid over de vijf Vlaamse provincies.
Wij wilden een spontaan geschreven verhaal van de tien taalvaardigste kinderen uit de klas.
Het onderwerp van opstel of verhaal werd door de kinderen vrij gekozen om zoveel mogelijk verscheidenheid te waarborgen.
Het tellen van de woorden gebeurde via de computer. We verdeelden de verkregen data in twee groepen:
-
in groep a verzamelden we de woorden met frequentie 6 of hoger
-
in groep b de woorden met frequentie 5 of lager
Wat kunnen we concluderen uit dit onderzoek?
In groep a tellen we 2245 verschillende woorden. Daarmee schrijven de kinderen uit het onderzoek bijna 92 % van hun teksten.
In groep b tellen we 8326 verschillende woorden. Hiermee schrijven de kinderen uit het onderzoek de overige 8 % van hun teksten.
Als we het woordmateriaal uit groep a, zijnde de frequentst voorkomende woorden uit de verhalen van de kinderen, verder onderzoeken, concluderen we het volgende:
65,5 % van dit woordmateriaal bestaat uit hoorwoorden
19 % zijn regelwoorden
11,4 % zijn onthoudwoorden
4,1 % zijn persoonsvormen met eindletter 't' en moeilijke persoonsvormen van den- en ten-werkwoorden.
Wanneer de kinderen de vaardigheid van het strategiegebruik beheersen, kunnen de hoor-en regelwoorden uit groep b ook geschreven worden.
In dat geval kunnen de kinderen die deelnamen aan het onderzoek 98,2 % van hun verhalen foutloos schrijven. De resterende 1,8 % bestaat uitsluitend uit onthoudwoorden. Van deze rest onthoudwoorden kunnen de kinderen bepaalde woorden toch foutloos schrijven steunend op het woordbouwen (auto - autobus, autohandelaar, autokerkhof...) of op de kennis van visuele woordbeelden opgeslagen bij het lezen.
We onderzochten het woordmateriaal van deel a ook op woordlengte. Vaststelling:
75 % van het woordenbestand bestaat uit éénklankgrepige woorden 9,5 % bestaat uit tweeklankgrepig materiaal.
374 1 Spelweg - Jos Tubbax & Mark Vanderweerdt
We vergeleken onze basiswoordenlijst met de woordfrequentielijst van het Instituut voor Toetsontwikkeling (Staphorsius, 1987). Hierin werd jeugdliteratuur voor 7 - tot en met 12 -jarigen onderzocht. We vergeleken alleen de woorden tot en met frequentie 6 uit beide onderzoeken.
woorden uit eigen onderzoek woorden uit het onderzoek van Staphorsius
de 500 frequentst voorkomende 98,2 % overeenstemming
de 1000 frequentst voorkomende 91 % overeenstemming
de 2000 frequentst voorkomende 74,9 % overeenstemming
Besluit:
Spellingonderricht moet kindvriendelijker worden. Daarom:
-
moet spellingonderricht uitgaan van de kindertaal (woordfrequentie) en niet van de spellingmoeilijkheden;
-
moet spellingonderricht steunen op flexibel strategiegebruik;
-
mag de ordening van de spellingwoordenschat in categorieën niet gebaseerd zijn op de spellingmoeilijkheden; de ordening moet daarentegen steunen op de schrijfstrategieën;
-
moet er bij de toetsing voldoende rekening gehouden worden met de verhouding in het gebruik van hoor-, regel- en onthoudwoorden en de woordfrequentie.
2 Doelstellingen van Spelweg
We stellen ons eerst de vraag: "Wat willen we bij leerlingen bereiken met onze spellingleergang?"
We mikken daarbij met Spelweg op een brede waaier aan doelstellingen, samen te vatten onder de drie noemers spellingvaardigheid in engere zin, nadenken over taal en zelfsturing bij het werken aan een taak met gecombineerde moeilijkheden.
Spontaan komt bij de vraag rond doelstellingen ook de gedachte op dat het er ons NIET om te doen is het kinderlijk geheugen te belasten met reeksen moeilijke woorden die niet tot de schrijftaal van het kind horen.
Aan de methode stellen we de eis van bruikbaarheid: de leerling moet de spellingwoordenschat meekrijgen die hem in staat stelt boodschappen te schrijven die voor hem/ haar belangrijk zijn. Die eis tot bruikbaarheid kadert in een volgende doelstelling die we met Spelweg willen verwezenlijken: wat geleerd werd in de spellingles moet ingebouwd worden in het dagdagelijks schrijven van de leerling.
Als auteurs van de methode Spelweg rekenen we het tot onze taak om voor elk van de domeinen die we zonet noemden heldere materialen en oefeningen te ontwikkelen.
Wat de doelstellingen rond concrete spellingvaardigheden betreft is er uiteraard ook sprake van een gesystematiseerde opbouw en timing.
Spelweg - Jos Tubbax & Mark Vanderweerdt 1 375
De kinderen moeten een spellingsystematiek aangeleerd krijgen die ze kunnen vatten en beheersen. Daarom pleiten we ervoor de schrijfwoordenschat niet op te delen in zestig of meer categorieën maar het overzichtelijk te houden binnen het bereik van alle kinderen. De vaardigheid om woorden te overdenken en in deze reeksen te plaatsen moet apart aangeleerd worden. Dit proces verloopt voor elk kind en voor elk onderdeel niet aan eenzelfde snelheid. De beginnende speller leert de omzettingsstrategie - van klankbeeld naar schrijfbeeld - beheersen. Voor het gemiddekde Vlaamse kind zal dit proces zich voltrekken tijdens de eerste drie leerjaren. Wat de werkwoordspelling betreft zal de leerling uit het vierde leerjaar niet de gevorderde maar de beginnende speller zijn.
We bekijken nu een aantal onderdelen van de methode meer in detail.
3 Structuur brengen in de taal
Wat de eerste pijler betreft, nl. structuur brengen in de taal via ordening, kunnen we stellen dat deze ordening gebeurt op twee niveaus. We starten met het ordenen van de klanken in onze taal.
Daarna rangschikken we al het woordmateriaal volgens de strategie die nodig is om het woord juist te spellen.
3.1 De ordening op het niveau van klanken en lettertekens
Het startpunt van het leerproces rond spelling heet: klankverkenning. We laten de leerlingen luisteren naar de klanken in een woord. De klinkerklanken krijgen een plaats in de klinkerauto. De medeklinkerklanken plaatsen we in een medeklinkervliegtuig. Omdat de klinkers het belangrijkste zijn in onze taal worden die in dit schema nog eens onderverdeeld in subgroepen. Aan elk van deze subcategorieën koppelen we een kleur: geel voor de korte klanken; rood voor de lange klanken; 'oe', 'eu' en 'ie' krijgen groen en benoemen we als andere -lange - klanken; blauw hoort bij de tweeklanken en bruin bij de doffe klanken.
Het medeklinkervliegtuig is het tweede klankenschema. De medeklinkers zijn erin geordend volgens de wijze waarop ze gearticuleerd worden. Klanken die vooraan in de mond worden uitgesproken, zoals 'n' en 'b' bevinden zich in de cockpit. Keelklanken daarentegen situeren zich in de staart van het vliegtuig. Wij baseerden ons hiervoor op de fonetische methode van Schenk en Korndörffer (1966). Deze twee schema's bundelen een reeks afspraken die we met de kinderen maken over:
-
de verschillende klanken die we onderscheiden in woorden;
-
de wijze waarop we die klanken koppelen aan een letterteken of een combinatie van lettertekens.
Het is de bedoeling dat deze schema's verinnerlijkt worden, d.w.z. dat de leerling de groepen van klanken onthouden mét kleur en koppeling aan lettertekens.
376 1 Spelweg - Jos Tubbax & Mark Vanderweerdt
Het inoefenen van beide klankenschema's wordt ondersteund door het werken met blokken of kleurstrips. Alle medeklinkers krijgen een blok of kleurstrip in de kleur van het vliegtuig.
Als de klank geschreven wordt met één letterteken gebruiken we een blok of kleurstrip dat één eenheid groot is; voor ng/nk gebruiken we een blok of kleurstrip dat dubbel zo groot is. De klinkerblokken en -strips zijn gekleurd met de kleuren uit de klinkerauto.
Een aantal voordelen van deze benaderingswijze met schema's en blokken/strips:
-
Aan de hand van de blokken of de kleurstrips kunnen we woorden laten voorstellen zonder te schrijven. Heel belangrijk is dat we een auditieve analyse zichtbaar kunnen maken. We leggen de blokken of de strips los op de bank of op een legschema.
-
We kunnen bepaalde klanken laten lokaliseren in een woord.
We kunnen de leerlingen woorden laten bedenken bij een blokkenstructuur. De kinderen moeten dan telkens woorden zoeken in de eigen taalschat, die passen bij de voorgestelde structuur.
In een verdere opbouw rond klankverkenning komen ook langere woorden aan de orde.
Besluit:
Onze taal is opgebouwd uit zinnen, woorden, woorddelen, klanken. Wanneer wij een degelijke fundering willen uitbouwen voor het verdere taalonderricht, moeten kinderen eerst:
-
de diverse klanken leren kennen,
-
die auditief leren onderscheiden en
-
ze koppelen aan lettertekens om ze te kunnen omzetten in geschreven taal.
Vooral bij spellingzwakke of dyslectische kinderen is een regelmatig herhalen van het onderscheid tussen klinker en medeklinker, de indeling in subgroepen van klinkers én de moeilijke klank-letterkoppelingen zelfs in het voortgezet onderwijs geen overbodige luxe. Let wel: als we in deze context spreken over 'klinkers' en `medeklinkers' doelen we altijd op klanken uit gesproken woorden en niet op de lettertekens uit het alfabet.
3.2 De ordening van het woordmateriaal
We verdelen de woorden in hoor,- regel- en onthoudwoorden.
Hoorwoorden zijn woorden waarin we alle klanken correct kunnen schrijven door goed te luisteren naar elke klank in het woord en de beluisterde klanken te koppelen aan de lettertekens zoals in het medeklinkervliegtuig of de klinkerauto. De woorden `winter' en 'voldoende' zijn hier voorbeelden van. De term 'hoorwoord' is meer omvattend dan de term 'klankzuiver woord'. Het woord 'ongelooflijk' is een hoorwoord omdat de koppeling van de doffe klank 'lijk' aan wat ik hoor, vermeldt staat in de klinkerauto bij de subgroep 'doffe klanken'.
Regelwoorden kunnen niet correct geschreven worden enkel en alleen op basis van het goed beluisteren van de klanken. Hier moet tevens een regel worden toegepast. Eén van de
Spelweg - Jos Tubbax & Mark Vanderweerdt 377
moeilijkste regels in het Nederlands is die van de verenkeling van de lange klank en de verdubbeling van de medeklinker. Daarnaast denken we aan de werkwoordspelling en aan de verlengingsregel voor de eindklank 't'.
Tenslotte zijn er de onthoudwoorden. Het beluisteren ervan leidt ons niet tot een juiste schrijfwijze. Evenmin bestaan er regels die ons kunnen helpen. Bij woorden als 'zout' zullen we het visueel woordbeeld moeten onthouden.
Zonet stelden we dat we kinderen willen aanleren om woorden of woorddelen te identificeren als hoor-, regel- of onthoudwoord. We gaan nog een stapje verder. De kinderen moeten niet alleen kunnen vaststellen wat voor type woord het is, ze moeten ook weten hoe je die bepaalde woordsoort neerschrijft. Dit vraagt m.a.w. inzicht in de schrijfstrategie die je moet hanteren om een bepaalde categorie van woorden correct te schrijven. De leerlingen leren dus verwoorden aan welke stapjes ze moeten denken als ze hoor-, regel-, of onthoudwoorden willen schrijven. Naar de leerlingen toe spreken we niet over strategieën, maar over schrijfwegen. Als je een hoorwoord schrijft, volg dan je hoorweg ; bij een regelwoord je regelweg; bij onthoudwoorden je onthoudweg.
In de aanvangsfase worden de schrijfwegen afzonderlijk aangebracht en ingeoefend. Nadien laten we kinderen ontdekken dat binnen één zin, of binnen één woord vaak meerdere schrijfwegen van toepassing zijn.
-
de hoorweg of auditieve strategie
Een sterke inbreng vanuit Spelweg is de idee om leerlingen bewust te maken van de werkwijze die ze moeten volgen om een hoorwoord te schrijven. We hebben deze stappen dan ook omgezet in de vorm van een zelfinstructie in kindertaal. Dit klinkt voor jongere kinderen dan als volgt:
Ik hoor een woord.
Ik luister naar de verschillende klanken.
Ik denk aan mijn auto en mijn vliegtuig.
Ik schrijf de lettertekens op en zeg de klanken gelijktijdig mee.
Het is duidelijk dat het aanvankelijk schrijven grotendeels verloopt volgens de auditieve strategie. Kenmerkend voor de methode Spelweg is dat we deze hoorweg als een basis blijven beschouwen, ook voor het verdere spellingonderricht. Het uitgangspunt bij een schrijftaak is steeds: luisteren naar de klanken in het te schrijven woord. Pas nadien kan er bekeken worden of je elke klank uit dit bepaalde woord schrijft zoals je hem hoort en zo neen, welke klank juist afwijkt van de gewone vorm.
-
de onthoudweg of visuele strategie
Een tweede groep van woorden die een eigen - voornamelijk visuele - benaderingswijze vereisen, zijn de onthoudwoorden. Bij woorden met een ou- of ei-klank bijvoorbeeld, kan je niet op het gehoor beslissen hoe je die klank moet schrijven. Er bestaan ook geen regels voor. Je moet het beeld van het woord in het geheugen hebben.
De kinderen leren deze woorden schrijven via de onthoudweg. Het kind leert zelf verwoorden hoe het de onthoudweg dient toe te passen.
378 1 Spelweg - Jos Tubbax & Mark Vanderweerdt
De onthoudwoorden worden geordend en gedoseerd aangeboden. We ordenen de woorden bijvoorbeeld onder kapstokwoorden die ook nog eens voorzien zijn van een vaste illustratie. Een ander voorbeeld: in de 'onthoudmachine' geven we de leerling een overzicht van een beperkt aantal categorieën onthoudwoorden waarmee zij in hun schrijftaal te maken krijgen. We spreken dan van ei/ij-woorden, ou/au-woorden, ch- of goochelwoorden en bijhouders. In de categorie bijhouders ordenen we alle onthoudwoorden die niet in één van de vorige drie categorieën thuishoren. Onderzoek leert ons dat deze laatste categorie amper 2 % van het totale woordenbestand groot is. Voor de dosering van het leerproces rond onthoudwoorden zijn onderzoeksgegevens over welke schrijfwoordenschat kinderen precies nodig hebben van cruciaal belang.
c) de regelweg
Het juist spellen van regelwoorden blijkt voor heel wat kinderen een moeilijke opgave te zijn. Leerkrachten getroosten zich vaak veel inspanning om hen wegwijs te maken in moeilijke spellingregels zoals die rond werkwoorden of klinkerverenkeling en mede-klinkerverdubbeling.
Wij denken leerkracht en leerling op weg te helpen door voor dergelijke complexe spellingregels een zo eenvoudig mogelijk algoritme te ontwerpen. Dit houdt in dat kinderen een uitgetekend beslissingsschema aangeboden krijgen. Ze loodsen de regelwoorden doorheen dit schema en komen aan het einde bij de spellingregel die van toepassing is. Deze algoritmische werkwijze concretiseerden wij in Robot voor de klinkerverenkeling en de medeklinkerverdubbeling. De wekwoordkampioen is het algoritme voor de werkwoordspelling.
Klinkerverenkeling en medeklinkerverdubbeling benaderen we via een helder algoritme. Alvorens kinderen met een algoritme te laten werken, moet eerst de nodige voorkennis aanwezig zijn. Die voorkennis betreft met name de auditieve basis, waarover we het eerder hadden. Het beslissingsschema Robot sluit qua design aan bij de klankenschema's klinkerauto en medeklinkervliegtuig. We leren de leerling aan vooral alert te zijn bij langere woorden met een rode of gele klinker. Precies deze woorden stoppen we in de Robot.
Werkwoordspelling
Een summier kijkje op de werkwoordspelling aan de hand van een gelijkaardige algoritmische werkwijze. We noemden het schema De werkwoordkampioen.
Eerst bouwen we opnieuw aan de voorkennis:
-de pv zoeken
-is het verleden tijd of tegenwoordige tijd?
-de noemvormen herkennen en ordenen als den- , —ten- of en-werkwoorden
spelen spuiten antwoorden
zingen rusten rijden
vangen schieten raden
Spelweg - Jos Tubbax & Mark Vanderweerdt 379
Nadien komen de specifieke pv-spellingregels aan bod. In de tegenwoordige tijd kunnen alleen de den-werkwoorden voor echte problemen zorgen. In ons algoritme staat dat dan ook centraal. Bij meer dan negentig procent van alle werkwoorden is hier geen probleem wat werkwoordspelling betreft. We krijgen alle informatie van het klankbeeld.
Bij de schrijfwijze van de werkwoorden letten we wel op de aangeleerde spellingregels.
Bij de verleden tijd kennen we enerzijds het probleem van de klankverandering en anderzijds de dubbele schrijfwijze van -d en -t bij de den- en ten-werkwoorden.
Hiermee werd de eerste pijler uit onze methode toegelicht: kinderen inzicht bieden in de opbouw van de taal en in de schrijfstrategieën die ze kunnen gebruiken.
Vatten we onze benadering nog even samen:
-
klanken zijn geordend in een klinkerauto en een medeklinkervliegtuig;
-
het werken met blokken of kleurstrips ondersteunt het inzicht in de opbouw van een woord;
-
woorden worden herkend als hoorwoorden, regelwoorden en onthoudwoorden;
-
de diverse schrijfwijzen zijn afzonderlijk besproken en ingeoefend.
Dit brengt ons bij de tweede belangrijke pijler waarop de methode Spelweg steunt, nl.:
4 Het inbouwen van spellingvaardigheden in de eigen schrijftaal (transfer)
Ook al kunnen de leerlingen flexibel strategiegebruik hanteren binnen de spellingles, dit biedt zeker nog geen garantie dat zij correct zullen schrijven in andere lessen, laat staan dat zij een juiste schrijfwijze toepassen buiten schoolverband. Een doelstelling die in de klaspraktijk zelden uitdrukkelijk geoefend wordt, maar in Spelweg een hoofdaccent krijgt, is het leren toepassen van spellinginzichten in geschreven expressie. Wij willen kinderen er met name toe brengen om, voor ze een zin schrijven, even te checken of er moeilijke woorden in de zin staan. Daartoe moeten de spellingcategorieën die aanvankelijk geïsoleerd geoefend werden, nu als een systeem paraat zitten in het hoofd. Dit lijkt onbegonnen werk. Toch kan zo'n 'grammatica in kindertaal' er erg beknopt uitzien. Aan de hand van een stel icoontjes maken we er voor kinderen een bondig en bevattelijk overzicht van. Elk icoon op zich roept een deel van die kindergrammatica op. U kan bijvoorbeeld het kind een woorddictee aanbieden. De leerling moet even nadenken over elk woord: in welke categorie hoort het thuis? Pas na dit denkmoment schrijft hij het woord in de desbetreffende rubriek.
Een dergelijke werkwijze wordt ook gehanteerd bij het schrijven van zinnen in om het even welke schrijftaak. We overlopen met de leerling elk woord in de zin en denken er even over na of in de woorden spellingbijzonderheden opduiken: voorspellend spellen dus.
Het inbouwwerk of de transfer beschouwen we als tweerichtingsverkeer.
Enerzijds brengen we de "buitenwereld" binnen in Spelweg. Bijvoorbeeld:
380 I Spelweg - Jos Tubbax & Mark Vanderweerdt
-Het invullen van een klasagenda tijdens de les spelling. -Hoe schrijf ik een brief naar een vriend(in)?
Anderzijds kunnen ook aspecten van de spellingleerstof in andere lessen aan bod komen. Bijvoorbeerd:
- In de les wereldoriëntatie letten we erop dat we overal een hoofdletter schrijven.
- Na inoefenen van Robot noteren we overal het symbool bij een klinkerverenkeling.
5 Zelfsturing
Het aftasten van elk woord in een zin, klankgreep voor klankgreep, om zo de spellingmoeilijkheden te detecteren en er een juiste oplossing voor te vinden, vraagt van een kind heel wat aan zelfsturing. Spelweg wil het kind aanzetten tot actief leren.
Het is noodzakelijk dat het kind zichzelf bij het schrijven en controleren van zijn werk innerlijk stuurt. Hoe verloopt zo'n proces van zelfsturing nu optimaal?
Tijdens het schrijven denkt het kind bewust na over de woorden en spoort zo de spellingproblemen op.
-
Vervolgens kiest het de juiste schrijfweg uit het geheugen ("hond" verleng je tot "honden": ik hoor een d , dus ik schrijf een d ).
-
Deze schrijfweg wordt uitgevoerd en indien nodig bijgestuurd.
-
Op het belevingsniveau zal het positieve of negatieve eindresultaat succes of faalervaringen veroorzaken. Meerdere falingen doet negatieve zelfwaardering ontstaan. Gedachten als 'ik kan dat toch niet' belemmeren de zelfsturing. Succeservaring daarentegen leidt tot competentiebeleving en motiveert om aandachtig te blijven werken. En zo blijft de cirkel van de zelfsturing geactiveerd.
De nadruk op zelfstandig probleemoplossingsgericht werken vertaalden we in Spelweg in een zelfinstructiemodel. Leerlingen leren systematisch in de ik-vorm verwoorden wat de opdracht is en hoe ze te werk zullen gaan om de oefening op te lossen.
6 Besluit:
Wij kunnen ons voorstellen dat we in onze ijver om u deelgenoot te maken van de methode Spelweg een stroom van informatie op u losgelaten hebben. Principes en materialen die van de leerkracht enig zoekwerk vragen. Het was echter niet de bedoeling u de hele methode van naaldje tot draadje uit te leggen. Wij lieten u liever kennismaken met materiaal uit de verschillende graden van het basisonderwijs. Wij hopen dat deze uiteenzetting bij u de gedachte heeft losgeweekt dat strategisch leren nadenken over spelling hand in hand kan gaan met kindvriendelijke en functionele spellingdidactiek.
Spelweg - Jos Tubbax & Mark Vanderweerdt 381
Bibliografie
Autonome Raad voor het Gemeenschapsonderwijs (1998), Leerplan Gewoon Basisonderwijs. Deelleerplan Taal. S.l.
Onderwijssecretariaat van de Steden en Gemeenten van de Vlaamse Gemeenschap, v.z.w. (1997), Leerplan Nederlandse taal, deel 3: Schrijven in de basisschool. Brussel.
Schenk, V.W.D. & Korndörffer, A.B. (1966, 2e druk), Lees- en schrijfstoornissen bij kinderen. Genese, symptomatologie en behandeling van dyslexie en verwante aandoeningen. Groningen: Wolters Noordhoff.
Staphorsius, G., Krom, R.S.H. & De Geus, K. (1988), Frequenties van woordvormen en letterposities in jeugdliteratuur: woordfrequentielijst. Arnhem: Instituut voor Toetsontwikkeling.
Jos Tubbax i.s.m. het Centrum voor Orthopedagogische Begeleiding (1995-2000), Spelweg. Spellingmethode voor de basisschool, Handleiding 1ste tot Ede leerj. Lier: Van In. Jos Tubbax i.s.m. het Centrum voor Orthopedagogische Begeleiding (1995-2000), Spelweg. Spellingmethode voor de basisschool, Werkboek 1ste tot Ede leerj. Lier: Van In. van der Geest, A., Swste, W., e.a..((1978), Spellingwijzer. Den Bosch: Malmberg.
van der Geest, A., van der Kooij H., van Rossum T., Ruijssenaars W, Swste W. & Westerbeek T (1978), Spellen met spellingzwakke kinderen. Den Bosch: Malmberg. Vlaams Verbond van het Katholiek Basisondewijs (2000), Nederlands, deelleerplan schrijven. S.1.
382 1 Spelweg - Jos Tubbax & Mark Vanderweerdt