Theater als film, film als theater

Jan Staes  ·  14de Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  2000  ·  pagina 123 - 129

THEATER ALS FILM, FILM ALS THEATER

Jan Staes

Inleiding

Met de invoering van de eindtermen muzische vorming in het basisonderwijs worden leerlingen tot hun 12 jaar al geconfronteerd met theater of, zoals het in de eindtermen staat, drama. Naast zelf spelen vormt kijken naar en spreken over theater of toneel - ik maak in dit artikel geen onderscheid tussen beide - een wezenlijk onderdeel van de taalles. Het zou in deze optiek dan ook vreemd zijn om aan leerling van 15-16 het bestaan van theater voor hun leeftijd te ontkennen. Net zoals bij lezen het woord `ont-lezing' kan worden gebruikt, geldt immers hetzelfde voor theater. Willen we leerlingen stimuleren om actief aan cultuur te participeren, kunnen we niet naast dit medium heen. Bovendien biedt het behandelen van theater als tekstvorm - overigens een onderdeel uit de eindtermen/kerndoelen Nederlands in de tweede graad secundair - ook de mogelijkheid in te gaan op vormelijke en inhoudelijke aspecten die bij andere literaire tekstsoorten worden aangeleerd en deze toe te passen op een voor velen nieuwe tekstsoort. Theater richt zich bij deze leeftijd dus op het ver- en herkennen van een theatertekst, waarbij heel wat verwijzingen naar en vaardigheden uit het literaire ontledingssysteem komen. Vanuit deze vaardigheid leren leerlingen zelf een tekst herschrijven in monoloog of dialoogvorm, waarbij ook uitvoerig aandacht wordt besteed aan het taalgebruik. Vanuit deze ervaring worden pas de basis theater- en filmcodes aangeraakt: theater en film voor 15-16 jarigen behandelen is in hoofdzaak laten ervaren, bewust maken en richt zich nog niet tot historische achtergrond of grondige analyse.

Volgende tekst is een mogelijke methode om leerlingen in een aantal lessen vertrouwd te maken met theater, vertrekkende vanuit een klassiek en voor leerlingen bekend verhaal -`Romeo en Julia'- en de theatertekst als tekstsoort. Aan de hand van een klassiek opgebouwd literair systeem ondervinden leerlingen zelf hoe een theatertekst is opgebouwd en welke vormelijke en talige verschillen er bijvoorbeeld zijn tussen een theatertekst en een roman. Op basis van deze tekst worden vervolgens een aantal theatercodes aangebracht, waarbij ook verwezen wordt naar film. Het zou immers vreemd zijn om in een mediale maatschappij waarin theaterteksten de laatste jaren weer gretig verfilmd worden, dit medium uit de weg te gaan. In de methode verwijs ik dan ook regelmatig naar fragmenten uit verfilmde werken. De meeste films zijn courant verkrijgbaar in elke videotheek. Bovendien kan de lessenreeks ook worden gegeven zonder gebruik te maken van de aangehaalde fragmenten.

Doelen die in de lessenreeks aan bod komen zijn :

wat het verschil is tussen een theatertekst en een fictionele tekst; wat de kenmerken van een theatertekst zijn;

Theater als film, film als theater - Jan Staes 1123

wat de kenmerken van theater zijn;

wat de codes/verschillen zijn van theater en film; hoe je een theatertekst kunt brengen.

1 Kenmerken van de theatertekst

Theater kun je vanuit verschillende aspecten benaderen: vanuit vormgeving, vanuit spel, vanuit tekst... In deze methode opteer ik om te vertrekken vanuit de tekst, omdat dit enerzijds nauw aansluit bij de verschillende literaire genres die in de tweede graad aan bod komen en de meest 'veilige' manier van werken is voor zowel leerling als leerkracht, dit bv. in tegenstelling tot het benaderen van theater vanuit klank, stem. Een eerste stap bestaat erin om leerlingen inzicht te geven in de eigenheid van de theatertekst: de regieaanwijzingen, lay-out, dialoogvorm, ontbreken van beschrijvingen e.d. Dit onderzoek gebeurt aan de hand van een fictionele tekst, een bewerking van Romeo en Julia door Ed Franck en de gelijknamige theatertekst van Shakespeare.

Bedoeling is aan de hand van een boekfragment leerlingen zelf te laten ontdekken wat het inhoudelijke, maar ook vooral vormelijke verschil is tussen een romanframent en een theatertekst. Ze komen zelf tot een tekstsoort, gelijkend op een theatertekst vanuit een praktische benadering.

Tekstfragment 1 : Romeo en Benvolio (Franck 1997)

In de grijze ochtendnevels verliet Benvolio met stevige stap Verona. Hij hield van een vroege wandeling, als het eerste licht over de velden buiten de stadsmuren kwam aansluipen. Hij keek naar het grauwe water van de Adige, naar de verspreide hutten en de adembenemende landerijen, en knikte. De geboorte van de zonnige dag zou weer schitterend zijn. Toen hij het wildevijgenbosje ten weste van de stad bereikte, zag hij een gedaante wegglippen in dicht struikgewas. Hij dacht een paars jasje met opgebolde mouwen te herkennen. « Romeo ! » riep hij. « Ben jij het Romeo ? » Met gebogen hoofd kwam de zoon van graaf Montecchi tevoorschijn. « Wat doe jij hier zo vroeg, neef ? » vroeg Benvolio. « Jij hebt toch altijd een gezonde slaap ? Je komt vast niet naar het gefluit van vogels luisteren. » « Nee, » zei Romeo, « ik luister naar het slaan van mijn onrustig hart. » Zijn stem was donker en melodieus. Hij was teer gebouwd, met toch vriendelijke, volle schouders voor een zestienjarige. Zijn gezicht was fijnbesneden en haast mannelijk, maar de krullende wimpers boven zijn blauwe ogen geven er iets zachts aan. « Een onrustig hart ? Waarom ? Wat zoek je zo vroeg in de velden ? » Romeo zuchtte : « Ik wil mijn tranen mengen met de dauw. Ik wil alleen zijn. Alleen met mijn gevoelens. » « Dat kan alleen betekenen dat je weer verliefd bent ! lachtte Benvolio. Vol sympathie keek hij naar zijn twee jaar jongere neef. Dit was al zijn derde verliefdheid in korte tijd. Hij deed er altijd zo melodramatisch over dat je moest glimlachen. « Wie is de gelukkige ? » « Rosalinde. En ik ben de ongelukkige. » « Waarom ? Wil het niet lukken ? » « Ze kijkt niet naar me om », zei Romeo. « De god van de liefde is een tiran. Het ene ogenblik ben ik in het paradijs, het andere in de woestijn. Soms zit ik vol helder vuur, soms vol duistere rook. » Benvolio kon een lach nauwelijks onderdrukken. Als hij verliefd was, sprak Romeo meestal in de hoofse taal van de ridderromans, die hij zo graag las. Benvolio volgde de vlucht van de

124 I Theater als film, film als theater - Jan Staes

vroege torenvalk en dacht diep na. Hij kende Rosalinde. Een mooi meisje zonder inhoud. Nee, Romeo kon niet door de verpakking heen kijken. Hij was aan het rijpen voor de liefde, maar bleef voorlopig steken in kalverliefde. Hij meende verliefd te zijn op een meisje, maar was eigenlijk verliefd op de roes van verliefdheid. En op zijn eigen droefgeestigheid die hij als een kasplantje koesterde. Maar hij moest erdoorheen, het zou zijn hart klaarmaken voor de echte liefde. Rosalinde was eigenlijk een schim, een alibi om weke en strelende gevoelens op te wekken. Ooit zou ze vervangen worden door een meisje van vlees en bloed. En dan zouden de vonken eraf vliegen, daar was Benvolio zeker van. Zelf had hij die weg al afgelegd. Een droevig-mooie weg vol onrust, opwinding, vage verlangens en dromerige hunkering. De onvermijdelijke weg, tegelijk vol schittering en schaduw. « Ze heeft het harnas van kuisheid aangetrokken », zei Romeo somber. « Ik kan haar met geen pijl raken. Ze is ongevoelig voor mijn mooiste woorden. Ik ben levend dood. » Hij plukte een grasspriet en begon erop te kauwen. « Vergeet gewoon aan haar te denken ! » zei Benvolio, terwijl hij zijn neef een plaagstoot gaf. « Dan moet je me eerst leren hoe ik kan vergeten te denken. » « Geef je ogen de kost neef ! Die vinden vanzelf wel andere mooie kippetjes. » « Mijn ogen ? Ik ben al dagen blind. » Nu kon Benvolio zijn lach niet meer inhouden. « Kijk om je heen, Romeo, de wereld is groter dan jezelf. De natuur heelt alle wonden, wist je dat ? »

Tekstvragen :

  1. Welke twee personages spelen de hoofdrol in dit fragment ? Beschrijf ze beiden : in uiterlijk ; in karakter.

  2. Waar speelt het verhaal zich af ? Hoe ziet de omgeving eruit ?

  3. Wanneer speelt het verhaal zich af ? Waaruit leid je dit af ?

  4. Vat in enkele zinnen samen waarover het fragment gaat.

  5. Je moet deze tekst samen met je buur voorbrengen. Accentueer in de tekst Romeo's woorden in èèn kleur, Benvolio's woorden in een andere.

  6. Hoe zou je deze zinnen uitschrijven zodat je ze makkelijk als `spiekbrief' kunt gebruiken wanneer je de tekst moet voorbrengen ?

  7. Twee andere leerlingen moeten dezelfde tekst voorbrengen. Hoe ga je de zinnen dan noteren ?

  8. Zal, wanneer deze twee leerlingen nu de personages en de omgeving beschrijven, hun beschrijving dezelfde zijn als de jouwe ? Waaraan ligt dit ?

Via de vragen, opdrachten wordt eerst ingegaan op de inhoud en de sfeer van de tekst. Belangrijk hierbij is dat de leerlingen vanuit hun eigen interpretatie 'gaten' in de tekst leren opvullen (vraag 1-4). In dit fragment staan wel erg veel beschrijvingen maar wordt niet alles beschreven. Toch kan dit worden ingevuld (= interpretatie). Verbeelding en inleving staan door het ontbreken van beschrijvingen centraal bij de interpretatie van een theatertekst. Een ander aspect vormt de directheid en de lay-out van een theatertekst: alle zinnen worden in spreektaal onder elkaar weergegeven. In vraag 5-7 komen de leerlingen zelf tot een eigen tekstvorm, die meestal dicht bij de theatertekst ligt en die naast de eigenheid ook de functionaliteit van deze tekstvorm benadrukt. Ook hier is (her)interpretatie belangrijk (vraag 8).

Theater als film, film als theater - Jan Staes 1125

Tekstfragment 2: Romeo en Julia, einde van het eerste bedrijf, eerste toneel : zelfde dialoog tussen Romeo en Benvolio (Shakespeare, W.S.,vert. Gerrit Komrij 1997).

Tekstvragen :

  1. Vergelijk deze tekst met de dialogen uit de vorige tekst. Zijn er grote verschillen ?

  2. Tussen de dialogen staat tekst schuingedrukt. Wat is hiervan het nut? Wordt deze tekst ook voorgelezen?

  3. Hoe kun je in een toneeltekst beschrijvingen aangeven? Hoe kan het publiek deze beschrijvingen te weten komen?

  4. Benoem een aantal belangrijke verschillen tussen een fictionele tekst en een toneeltekst.

Aan de hand van de vergelijking tussen de leerlingentekst en de theatertekst van Romeo en Julia wordt verder ingegaan op de eigenschappen/kenmerken van een theatertekst. Via de vragen komen de leerlingen tot een aantal verdere basisinzichten: gebruik van directe taal + directe rede, lay-out, regieaanwijzingen (tekstinformatie en spelinformatie)...

2 Tekstinterpretatie

Net zoals in een roman wordt de inhoud van een theatertekst steeds door een lezer (regisseur, acteur) geïnterpreteerd. De openingsscène uit Romeo en Julia kan dit duidelijk maken.

Fragment 3 : Romeo en Julia : eerste bedrijf, eerste toneel (Shakespeare, W.S.,vert. Gerrit Komrij 1997)

Proloog Koor

Bij twee families, nobel en gezeten, (Verona is ons glanzend schouwtoneel) Barst nieuw geweld los uit een oude vete, En burgers vliegen burgers naar de keel Uit bloeddoordrenkte lendenen creëren De kampen twee geliefden die, misleid Door lot en sterren, jammerlijk kreperen : Hun dood begraaft de ouderlijke strijd. De loop van hun ten dode opgeschreven Romance, van rancune die moest duren Tot kinderen betaalden met hun leven, Toont ons toneel u nu een aantal uren . Schenk ons uw aandacht. Valt er iets te laken, We zullen het proberen goed te maken.

126 I Theater als film, film als theater - Jan Staes

Koor af

Eerste toneel

Samson en Gregorio van de Capuletti-partij, op met zwaard en schild

Samson   Gregorio, we laten niet op onze kop zitten.

Gregorio   Nee, we hebben al neten genoeg.

Samson   Mijn kop jeukt niet, mijn handen jeuken. Ik zal ze de strop van hun leven bezorgen.

Gregorio   Hou jij je kop maar uit de strop. Zolang het nog jeukt.

Samson   Als ik zo'n neet zie raak ik buiten mezelf.

Gregorio   Maar buiten jezelf zie je er niet veel.

Samson   Door zo'n netehond van de Montecchi raak ik buiten mezelf.

Gregorio   Als je buiten jezelf raakt ben je je kop kwijt, en dapper zijn betekent

de kop erbij houden: dus dan ben je je kop èn die neet kwijt. Samson   Bij zo'n netehond hou ik mijn kop er wel bij. Elke reu of teef van de

Montecchi zal er tegenaan lopen als tegen een muur.

Gregorio   Dan ben je maar een zwak geval, want alleen zwakkelingen hebben zo'n muur voor hun kop.

Samson Niet zo'n zwak geval of ik ram er de vrouwen mee tegen de muur. Die heten niet voor niets de zwakste vaten. Er is een muur waar je de kerels van Montecchi tegenaan ramt en een muur waartegen je hun meiden ramt.

Gregorio   Het is oorlog tussen de heren en ons, hun knechten.

Samson Wat doet het er toe? Zolang ik nog overeind sta en ik heb als een beest gevochten met de mannen, zal ik me als een heer gedragen bij de meiden. De mannen sabel ik neer en de meiden geef ik de genadestoot.

Gregorio   Voelt dat anders aan?

Samson   Het ligt er maar aan waar je gevoel zit. Gewoon je kop erbij houden.

Gregorio   Aha, ik voel de kneep.

Samson   Ik vul de kneep. Iedereen weet wat voor vlees ik in de kuip heb.

Gregorio   Gelukkig maar dat het geen vis is. Lastig, zo'n stokvis. Hee, trek je andere zwaard, daar komen er een paar van de Montecchi.

Twee andere bedienden, Abraham en Baltazar, op

Laat de tekst eerst in stilte lezen.

Tekstvragen:

  1. Wat is de functie van de proloog? Ken je in andere media gelijkaardige vormen ? (filmtrailer, flaptekst...)

  2. Wat is de relatie tussen Gregorio en Samson? Hoe merk je dat de twee vrienden zijn?

  3. Waarover hebben Gregorio en Samson het?

  4. Is dit een alledaags (modern) gesprek tussen twee vrienden?

  5. Hoe zou je deze tekst lezen? Rustig, krachtig, traag, snel...

Theater als film, film als theater - Jan Staes 1127

Laat de tekst (niet de proloog) op basis van de bevindingen van vraag 4 voorlezen (2 personages)

Tekstvragen :

  1. Klopt deze toon? Is er nog een andere mogelijkheid?

  2. Naast een eerste betekenis schuilt er nog een tweede achter de woorden. Welke? (Overloop regel per regel en wijs de leerlingen op het overvloedige gebruik van seksueel getinte toespelingen zoals bv. 'de meiden geef ik de genadestoot', 'lastig zo'n stok- vis' ...)

  3. Verandert - nu je deze tweede betekenis ook leest - de toon, de manier waarop je dit zou zeggen? Hoe?

3 Theater en filmcodes

Naast tekstzegging heeft een speler/regisseur een aantal hulpmiddelen die de tekst ondersteunen. Deze hulpmiddelen zijn de codes die eigen zijn aan het medium en die gelijkenissen maar ook verschilpunten hebben. Hoe zet je een theatertekst beeldend om naar een theaterscène en naar een filmset?

A. Theater

Werk aan de hand van de vergelijking tussen een tekstfragment en een theaterversie (bv. KVS 'Romeo en Julia', regie Dirk Tanghe) (1), waarbij leerlingen eerst zelf onderzoeken wat en hoe zij een decor zouden opbouwen. Tanghes versie is erg geschikt omdat hij geen realistisch maar een erg suggestief decor bedacht.

Tekstvragen :

  1. Werk voor dit fragment een decor uit: maak een gedetailleerde beschrijving van de omgeving. Gebruik de tekst als toetssteen: waar en wanneer speelt het verhaal zich af ? Waaruit leid je dit af ?

  2. Welke dingen kun je wel/niet op een theaterscène zetten ? Met welke beperkingen moet je rekening houden?

  3. Waarom kun je meestal voor elke scène niet gewoon een nieuw decor maken en dit telkens verwisselen?

  4. Moet een decor steeds realisisch zijn? Moet alles wat er in de tekst staat ook op de scène staan? En de kleding/attributen?

Vergelijk nadien hun ideeën met deze van een regisseur.

Tekstvragen :

  1. Welke sfeer straalt dit decor uit ? In welke tijd speelt het verhaal zich af ?

  2. Welke kleding hebben de acteurs aan?

  3. 'Klopt' deze interpretatie nog met wat er in de tekst staat?

  4. Een decor is vaak 'multifunctioneel'. Licht toe.

  5. Wordt er in dit fragment veel gebruik gemakt van attributen? Is dit noodzakelijk?

128 I Theater als film, film als theater - Jan Staes

B Verfilmd theater

Vergelijk twee filmversies van Romeo en Julia. Ik opteer hier voor Baz Luhrmann's `Romeo+Juliet' en George Kucors toonaangevende 'Romeo and Juliet' (MGM-productie uit de jaren '50, toen nog in zwart-wit). De opening, maar nu met de proloog erbij, is erg theatraal en niet eenvoudig te verfilmen. Aan de hand van deze twee fragmenten kan ingegaan worden op:

- interpretatie van de regisseur

Kucor behoudt een post-Middeleeuws decor, terwijl Luhrmann opteert voor Venice Beach USA in een meer post-modernistische setting. Toch behoudt Luhrmann de klassieke taal, zonder dat dit de geloofwaardigheid in de weg staat.

- de evolutie van het medium film

Kucors kamerastandpunt en montage zijn erg degelijk, klassiek en vaak statisch. Hij gebuikt enkel statische close-ups en veel panoramische beelden. Luhrmann speelt met het camerastandpunt en gebruikt de montagetafel niet enkel als 'plakbord' maar als meduim op zich (tempowisseling, digitaal in- en uitzoomen, zwevende camera...).

- de setting van de tekst

Dit komt mooi aan bod in de proloog. Kucors opening kun je naast een gedrukte tekst leggen: titel, kaft, rolverdeling en pas dan het verhaal. De twee staan los van elkaar. Bovendien wordt de proloog echt voorgedragen in een theaterzaal, waarna de camera via een uitesponnen panoramisch shot inzoomt op het 'echte' verhaal. Luhrmann doet eigenlijk net hetzelfde (zijn versie is op vele vlakken haast een ode aan Kucors film!), maar keert alles om: hij begint met een nieuwslezer die de proloog brengt, gaat dan over naar de titelrol, geeft via een off screen-voice nogmaals de proloog waarbij hij de rolverdeling schetst.

Bibliografie

Franck, E. (1997), Romeo en Julia. Averbode: Altiora

Shakespeare, W.S. (1997), Romeo en Julia. Amsterdam: Bert Bakker. (vertaling Gerrit Komrij)

Noten

1 Tanghes versie werd door de VRT opgenomen en is o.a. verkrijgbaar in de theaterbibliotheek van het VTI, Sainctelettesquare 19, 1000 Brussel

Theater als film, film als theater - Jan Staes 1129

Labels

doelgroep
NT1-leerlingen
domein
literatuuronderwijs
land
Belgiƫ
onderwijstype
basisonderwijs

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

14de Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2000