Helma van Lierop-Debrauwer · 15de Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2001 · pagina 121 - 127
jeugdboeken bespreekbaar. Een voorbeeld is de aandacht voor seksualiteit. Dahrendorf (1983) merkt op dat de jeugdliteratuur inhoudelijk sinds de jaren zeventig het meest ingrijpend is veranderd op het gebied van erotiek en seksualiteit. Vooral de jeugdliteratuur uit de Scandinavische landen heeft daarin een voortrekkersrol gehad.
Van een literaire vernieuwing was echter geen sprake en maatwerk was het gevolg. In de hyperrealistische boeken stonden de besproken taboes en thema's voorop. Problemen en conflicten werden 'behandeld'. De boeken hadden het karakter van een recept (zie ook Lindgren, 1978). Een goed verhaal en geloofwaardige personages kwamen op de tweede plaats. Zo werd van erotiek en seksualiteit vooral het fysieke aspect benadrukt. Voor de psychisch-emotionele kanten is nauwelijks ruimte. De betekenis die de handelingen hebben voor de personages lijkt van secundair belang.
Naarmate de kritiek op dit soort boeken toenam, kwamen er steeds meer jeugdboeken waar de boodschap minder dik bovenop lag en die de lezer een goed verhaal boden. Eén van de auteurs die in die ontwikkeling een belangrijke rol speelde was Miep Diekmann. Zij was in deze feitelijk een voorloper, want haar roman De dagen van Olim verscheen al in 1971. In het boek is sprake van aanranding en zelfmoord. Op het eerste gezicht is het een typisch probleemboek. Maar het verschil tussen dit boek en probleemboeken zit in de manier waarop deze gebeurtenissen beschreven worden, in de constructie en de taal van het boek. Zowel van de aanranding als de zelfmoordpoging wordt impliciet verslag gedaan. Omdat de lezer meer inzicht krijgt in de verwarde gedachten van het hoofdpersonage, Josje Walther, dan van de harde feiten, wordt in het midden gelaten wat er precies gebeurt. Het lijkt op een aanranding en het lijkt een zelfmoordpoging, maar het is aan de lezer zelf om beide gebeurtenissen te interpreteren.
3 De 'zwarte' jeugdroman: Cormier en Pohl
Midden jaren zeventig verschijnt in de Verenigde Staten The Chocolate War van Robert Cormier (1974). Dit boek is in 1982 in het Nederlands vertaald als Chocolade oorlog. Cormier introduceerde in de ogen van velen iets in de jeugdliteratuur dat tot die tijd aan literatuur voor volwassenen voorbehouden was. In al Cormiers boeken delft de jonge hoofdpersoon uiteindelijk het onderspit. Van positieve loutering is geen sprake. Die positieve loutering was tot dan toe een vast ingrediënt in de jeugdliteraire adolescentenroman die in dat opzicht veel overeenkomst vertoont met de Bildungsroman. Het is feite opmerkelijk dat die term al niet veel eerder in jeugdliteraire studies is gebruikt. Cormiers boeken zijn zwarte, deprimerende boeken, waarop in de VS aanvankelijk veel commentaar kwam. Inmiddels is The Chocolate War in de Verenigde Staten één van de klassiekers in het genre.
Een andere auteur die de lezer in zijn boeken weinig 'lucht' geeft, is de in het Zweeds publicerende Duitse auteur Peter Pohl. Net als bij Cormier vinden critici dat Pohls boeken te zwaar op de hand, te zwart zijn. Een boek als We noemen hem Anna dat in 1993 in het Nederlands verscheen, is een boek dat nergens perspectief biedt op een goede afloop. Hoofdpersonage is de veertienjarige Anders Roos die tijdens een
122 I De adolescentenroman voor de jeugd - Helma van Lierop-Debrauwer
zomerkamp en later op school het slachtoffer wordt van steeds wredere pesterijen. Pohls boek is een aanklacht tegen geweld en tegen systemen waarin niemand verantwoordelijkheid durft te nemen en waarin de zwakkere per definitie de dupe is. Pohl werpt een belangrijke vraag op: hoe dient geweld bestreden te worden? Op die vraag heeft hij geen pasklaar antwoord, maar wat hij laat zien, stelt niet gerust.
Opvallend is de vorm die Pohl gekozen heeft. Het boek is een 360 pagina's durende monoloog van Micke, een achttienjarige mede-scholier van Anders. Die monoloog laat zich lezen als een persoonlijke schuldbekentenis van Micke aan Anders die hij consequent met 'jij' aanspreekt. Hierdoor heeft het verhaal ook enigszins het karakter van een lange brief.
4 Metafictie en intertekstualiteit
Een andere auteur die een grote rol heeft gespeeld in de ontwikkeling van de adolescentenroman is Aidan Chambers. Zijn boeken laten zien hoe belangrijk vorm voor hem is, hoezeer hij bezig is met de vraag naar de aard van literatuur. Het boek waarin zich dat het duidelijkst manifesteert, is Breaktime, dat in 1978 verscheen. In Nederland is het eerst gepubliceerd onder de titel Een lang weekend op drie manieren en later als Verleden week. Het is een boek dat de eigen fictionaliteit ter discussie stelt. En dat is op dat moment in de jeugdliteratuur een nieuw fenomeen. Het is een boek over literatuur, en meer in het bijzonder, over het waar- en werkelijkheidsgehalte ervan. Het verhaal speelt met de problematische relatie tussen fictie, werkelijkheid en taal. Het lijkt een cliché-teenage novel, maar is meer dan dat, omdat het speelt met clichés. Opvallend zijn verder de vele verwijzingen in Verleden week naar werk van andere auteurs (onder meer Dylan Thomas, Charles Dickens en Sir Arthur Conan Doyle). Het verhaal krijgt hierdoor een sterk metafictioneel karakter.
Sinds Verleden week van Chambers zijn er veel meer jeugdliteraire adolescentenromans verschenen die de eigen fictionaliteit, de relatie tussen leven en literatuur, thematiseren. En ook intertekstualiteit, het verwijzen naar andere literaire werken, komt in de jeugdliteratuur steeds vaker voor. Een mooi voorbeeld uit de oorspronkelijk Nederlandstalige jeugdliteratuur is De reizen van de slimme man van Imme Dros uit 1988. De roman is in feite één grote verwijzing naar de Odyssee van Homerus. Daarnaast is het een roman die reflecteert op de relatie tussen werkelijkheid en verbeelding en op die tussen lezen en schrijven. De compositie van het boek met zijn verschillende hoofd- en bijverhalen vergt nogal wat leeservaring.
De meeste van de genoemde auteurs waren de eersten die een bepaald fenomeen in de jeugdliteratuur introduceerden. Andere auteurs hebben de nieuwe onwikkelingen in de jeugdliteratuur verder vorm hebben gegeven.
5 Een 'artistieke verwerking' van adolescentie
Naast de eerder genoemde boeken over seksualiteit waarin auteurs vooral het fysieke aspect accentueren en door het gebruik van jongerentaal en een traditionele vorm nadrukkelijk aansluiten bij de smaak van de gemiddelde jonge lezer, zijn sinds de jaren
De adolescentenroman voor de jeugd - Helma van Lierop-Debrauwer 1123
tachtig adolescentenromans verschenen waarin seksualiteit op een natuurlijke manier in het verhaal is verweven. Wat opvalt in boeken als die van Veronica Hazelhoff (zoals Mooie dagen, 1990 en Elmo, 1993), Aidan Chambers (bij voorbeeld Je moet dansen op mijn graf 1985 en De tolbrug, 1993) en Marita de Sterck (Splinters, 1998, en Wild vlees, 2000) is de aandacht voor de beleving van seksualiteit. Interessant is de wisseling van perspectief in Splinters van Marita de Sterck: dezelfde gebeurtenis wordt zowel vanuit het gezichtspunt van Jutta als vanuit dat van Anton beschreven. Op deze manier wordt het verschil in de wijze waarop jongens en meisjes seksualiteit beleven zichtbaar gemaakt.
In de boeken van Hazelhoff, Chambers en De Sterck is veel aandacht voor de relatie tussen de buitentalige werkelijkheid en de werkelijkheid in het boek. Tegelijkertijd is veel zorg besteed aan de vorm, de wijze waarop de werkelijkheid wordt verbeeld. Er is, in termen van Brggeman (1991), sprake van een 'artistieke verwerking' van de adolescentie.
6 Individu en maatschappij
In de jaren zeventig kenmerkte de jongerenroman zich zoals gezegd door de behandeling van actuele maatschappelijke thema's. De nadruk in deze romans lag op de maatschappelijk verantwoorde inhoud. Van enige psychologische uitdieping van personages was geen sprake.
Ook in de recentere adolescentenromans worden de conflicten in de samenleving niet uit de weg gegaan. Maar anders dan de zogenaamde probleemboeken laten hedendaagse romans als Met mij gaat alles goed van Jan Simoen (1996) en Vallen van Anne Provoost (1994) vooral zien hoe individuele jongeren met die conflicten omgaan. Vallen is het verhaal van de zestienjarige Lukas en gaat over het maken van verkeerde keuzes. Wat het boek zo bijzonder maakt, is dat de auteur niet veroordeelt. Integendeel, door de subtiliteit waarmee Provoost de personages neerzet, zijn de keuzes geloofwaardig, in de zin van let kan ieder van ons overkomen'.
Ook Met mij gaat alles goed gaat over oorlog, dit keer op de Balkan. Maar het gaat over veel meer. Dit zeldzame voorbeeld van een briefroman in de moderne jeugdliteratuur is een boek over leven en dood, waarin naast oorlog thema's zijn verwerkt als vriendschap, aids, bureaucratie, geloof, ouder-kind-relatie, rouwverwerking en volwassen-wording. Met mij gaat alles goed bestaat uit drie delen, achtendertig brieven, zes telegrammen, vijf faxen, vijf korte berichten, een verslag, een manifest en een overlijdensbericht. Samen vormen ze het verhaal van Jonas en zijn stiefbroer Michaël, zijn vader Pierre en zijn stiefmoeder Irina.
7 De literaire emancipatie van de adolescentenroman
De beschreven ontwikkelingen laten zien dat de hedendaagse adolescentenroman voor de jongeren ten opzichte van de jeugdliteraire adolescentenroman van vóór 1980 zowel voor wat de inhoud als de vorm betreft is veranderd. In tegenstelling tot vroeger liggen inhoud en vorm in adolescentenromans niet meer vantevoren vast. Wat
124 1 De adolescentenroman voor de jeugd - Helma van Lierop-Debrauwer
beschreven wordt is een zoektocht van personages naar hun eigen identiteit. Er worden geen pasklare antwoorden gegeven, maar mogelijkheden tot reflectie. Auteurs kiezen voor een vorm die daarbij past. Geen vastliggende structuur met een noodzakelijk happy end, maar romancomposities waarin net als in de volwassenenliteratuur sprake is van experimenten met perspectiefwisselingen en variatie in vormen.
8 De adolescentenroman in het literatuuronderwijs
Nu de jeugdliteraire adolescentenroman volwassen is geworden, is aandacht ervoor in het literatuuronderwijs gerechtvaardigd. En niet noodzakelijkerwijs in de onderbouw, maar ook in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs. Jeugdliteratuur is een vorm van literatuur, waarbinnen net als in de volwassenenliteratuur onderscheid gemaakt kan worden tussen literaire werken die wel en literaire werken die niet of minder aan de literaire eisen van de tijd beantwoorden. En vanuit dat perspectief bezien wordt het tijd dat het voortgezet onderwijs daar zijn conclusies uit trekt voor de inrichting van het literatuuronderwijs en serieus werk maakt van een al jaren in de vakliteratuur gewenst longitudinaal literatuuronderwijs. Hoewel de randvoorwaarden voor een dergelijk literatuuronderwijs op dit moment niet optimaal zijn en in de toekomst verbeterd zouden moeten worden (in de zin van meer jeugdliteratuur in de lerarenopleidingen en meer lesmateriaal voor het werken met jeugdliteratuur in de bovenbouw), is het desalniettemin heel goed mogelijk een start te maken. Doelen die docenten zeggen na te streven (Janssen, 1992) kunnen ook en zelfs beter gerealiseerd worden door een literatuuronderwijs waarin j eugdliteratuur naast volwassenenliteratuur wordt aangeboden dan door literatuurlessen waarin uitsluitend kennis gemaakt wordt met volwassenenliteratuur. Jeugdliteratuur sluit over het algemeen beter aan bij de belevingswereld van jongeren dan de meeste volwassenenliteratuur, zodat doelen als leesplezier en individuele ontplooiing beter bereikt kunnen worden. Maar ook doelstellingen als culturele en literair-esthetische vorming hoeven niet in gevaar te komen. Ook jeugdliteratuur behoort immers tot ons culturele erfgoed en een geïntegreerd overzicht van ontwikkelingen in de jeugd- en volwassenenliteratuur maakt dat het zich op onze cultuur wordt verbreed.
De literair-esthetische vorming wordt in het huidige literatuuronderwijs onder meer nagestreefd door het behandelen van literatuurtheorie in de klas. Werken uit de volwassenenliteratuur worden geanalyseerd en beoordeeld op de mate waarin en de wijze waarop de verschillende literaire criteria zijn uitgewerkt. Aangezien het in de volwassenenliteratuur vaak gaat om werken die door inhoud en/of stijl en structuur ver van de leerling afstaan, wordt het zoeken naar, het begrijpen en bespreken van literaire criteria bemoeilijkt. Jeugdliteraire werken als die van de genoemde auteurs uit de laatste twintig jaar laten zich op deze literaire wijze lezen als volwassenenliteratuur. Maar omdat leerlingen zich over het algemeen meer bij deze teksten betrokken voelen en ze beter doorzien, zal het inzicht in het literaire begrippenapparaat en de vaardigheid in het toepassen ervan, groter zijn dan wanneer uitsluitend met volwassenenliteratuur wordt gewerkt. Bovendien is de vergelijking van analyses van jeugdliteraire werken met lezingen van werken uit de volwassenenliteratuur een goed uitgangspunt voor dis-
De adolescentenroman voor de jeugd - Helma van Lierop-Debrauwer 1125
cussies over kwesties als toekenning van kwaliteit, over de scheiding tussen jeugdliteratuur en volwassenenliteratuur en de rol van literaire instituties (met name de literaire kritiek) in deze.
Het opnemen van jeugdliteratuur in de literatuurlessen is niet gebonden aan een bepaalde benadering van literatuur en literatuuronderwijs. Jeugdliteratuur kan zowel vanuit literair-historisch, structuur-analytisch, literatuur-sociologisch als ook vanuit lezersgericht standpunt benaderd worden. Sleutelwoorden zijn vergelijking en confrontatie. Vertrekkend vanuit de jeugdliteraire ervaringen van leerlingen kan door vergelijking en confrontatie van jeugdliteratuur en volwassenenliteratuur met elkaar het 'nieuwe' doel van het literatuuronderwijs, zoals geformuleerd in de vakliteratuur, bereikt worden. Het gaat hier om literaire competentie. Dit begrip, zoals omschreven door Coenen en De Moor (1992), omvat zowel kennis van literatuuraanbod, van de politieke en sociale context van literaire teksten en kennis van literaire conventies en genres, als ook vaardigheid in het lezen, analyseren en interpreteren van literaire teksten. Daarnaast wordt van de literair competente lezer verwacht dat hij in staat is zijn eigen mening te verwoorden over literatuur en die te confronteren met oordelen van anderen. Adolescentenliteratuur kan in de realisering van deze doelstelling een sleutelpositie innemen.
Primaire literatuur
Chambers, Aidan, Verleden week. Amsterdam: Querido, 1990. Derde geh.herz.dr. Eerder in 1979 verschenen onder de titel Lang weekend op drie manieren. Chambers, Aidan, Je moet dansen op mijn graf Amsterdam: Querido, 1985. Cormier, Robert, Chocolade oorlog. Utrecht: Sjaloom, 1982
Dros, Imme, De reizen van de slimme man. Amsterdam: Van Goor, 1988 Diekmann, Miep, De dagen van Olim. Den Haag: Leopold, 1971. Hazelhoff, Veronica, Mooie dagen. Amsterdam: Querido, 1990. Hazelhoff, Veronica, Elmo. Amsterdam: Querido, 1993.
Pohl, Peter, We noemen hem Anna. Amsterdam: Querido, 1993. Provoost, Anne, Vallen. Antwerpen/Baarn: Houtekiet/Fontein, 1994. Simoen, Jan, Met mij gaat alles goed. Amsterdam: Querido, 1996. Sterck, Marita de, Splinters. Amsterdam: Querido, 1998.
Sterck, Marita de, Wild vlees. Amsterdam: Querido, 2000.
Secundaire literatuur
Brgmann, Margaret, `Frankie is on the rond. Over adolescentie in Carson Mc Cullers'roman De bruiloft. In: Zande, Ineke, van der, Het is meisjes menens. Inleiding meisjesstudies. Amersfoort/Leuven: Acco, 1991, 46-53.
Coenen, Lily & Wam de Moor, 'Het begrip "literaire competentie"'. In: Wam de Moor & Margitka van Woerkom (red.), Neem en lees. Literaire competentie. Het doel van het literatuuronderwijs. Den Haag: NBLC, 1992, 11-18.
Dahrendorf, Malte, 'Liebe und Sexualität in der modernen Kinder- und
126 1 De adolescentenroman voor de jeugd - Helma van Lierop-Debrauwer
Jugendliteratur'. In: Informationen Jugendliteratur und Medien Jugendschriften-warte, 34, 1983, 2, 34-38.
Janssen, Tanja, Het literatuuronderwijs Nederlands in de bovenbouw van het havo en vwo. Resultaten van een nationale enquête. Amsterdam: ILO, 1992.
Lindgren, Astrid, Het land dat verdween. Amsterdam: Ploegsma, 1978.
De adolescentenroman voor de jeugd - Helma van Lierop-Debrauwer 1127