De babbeldoos

Dirk Herfs & Toon Voorjans  ·  15de Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  2001  ·  pagina 55 - 61

2 Doelstelling van het project

De hoofddoelstelling is via spel taal in interactie uit te lokken bij de kinderen zonder dat zij er zich van bewust zijn met taal bezig te zijn. Met de manier waarop de activiteiten zijn uitgewerkt, spelen de begeleiders in op het uitbreiden van de passieve woordenschat van de kinderen. Het stimuleren van de actieve woordenschat is geen doelstelling en als zodanig zijn er geen controle- of toetsmomenten opgenomen in het pakket. Begeleiders kunnen zich wel een beeld vormen van de vorderingen van de kinderen aan de hand van de laatste activiteit die binnen elk thema werd opgenomen: door bijvoorbeeld te observeren hoe goed de kinderen het doen in een kwis, krijgt de begeleider een indicatie van de vorderingen zonder dat kinderen het gevoel hebben dat ze worden geëvalueerd.

In dit geheel willen we ons niet beperken tot het stimuleren van de taalontwikkeling als een op zichzelf staand gegeven. Als schoolopbouwwerkers vonden we het belangrijk om de ervaringen van buurtwerkers terug te koppelen naar de scholen, meer bepaald naar de houding die leerkrachten aannemen in hun samenwerking met de kinderen in de klas. Het pakket werd immers ontwikkeld in een periode dat de leerkrachten van de betrokken kinderen al enkele jaren kennis hadden gemaakt met onderwijsvernieuwing via het Onderwijsvoorrangsbeleid (OVB). In het kader van die vernieuwing was het "al doende" taal leren een belangrijke pijler. Didactische vaardigheden waarbinnen een ruime plaats werd toebedeeld aan het creëren van intensieve interactiemomenten waren hen niet meer vreemd. Toch bleek dit voor veel leerkrachten geen sinecure. De ervaringen van de buurtwerkers én de behoefte van de kinderen om leerkrachten te laten delen in hun belevenissen, zouden voor de leerkrachten drempelverlagend kunnen werken in het aannemen van een meer open houding in de klaspraktijk.

3 Doelgroep

Het materiaal is ontwikkeld voor kinderen van 6 tot 8 jaar. We kozen voor een werking op twee locaties in twee verschillende kansarme wijken van de gemeente Maasmechelen. In de experimentele fase werd elk groepje samengesteld met tien kinderen uit het eerste en het tweede leerjaar en twee vaste begeleiders uit de werkgroep (De werkgroep bestond uit mensen die werkzaam zijn in het buurtopbouwwerk, in de openbare bibliotheek, in een jeugdhuis en binnen het project schoolopbouwwerk).

De kinderen kwamen uit vier verschillende scholen. Bij de aanvang van het eerste werkjaar werden de kinderen geselecteerd op basis van de taalachterstand die werd vastgesteld door mensen die in buurtverband met de kinderen werkten en mensen van de plaatselijke spelotheek. Het tweede jaar werden enkele kinderen uit het eerste leerjaar weerhouden op basis van gesprekken met leerkrachten.

Bij het samenstellen van de groepjes werd bewust een bepaalde mate van heterogeniteit ingebracht om de interactie tussen de kinderen te bevorderen. Zo werd er niet alleen rekening gehouden met taalachterstand. Ook autochtone leerbedreigde

56 1 De babbeldoos - Dirk Herfs & Toon Voorjans

kinderen zonder noemenswaardige taalachterstand werden in de groepjes opgenomen.

Naast het hoofdexperiment hebben we tijdens het tweede werkjaar de eerste vijf thema's laten uittesten in een viertal kinderwerkingen. Het grote verschil met de andere groepen bestond erin dat er werd gewerkt met kinderen van 6 tot 12 jaar en dat het niet altijd ging om vaste groepjes.

Enkele belangrijke vaststellingen uit dit nevenexperiment zijn de volgende:

  • De werking met thema's blijkt ook deze kinderen sterk aan te spreken.

  • De Nederlandstalige kinderen zijn even enthousiast als de anderstalige.

  • Er is een veel lager absenteïsme dan tijdens de reguliere kinderwerking. Een knelpunt is dat de verhaaltjes en een aantal vragen uit de spelletjes te eenvoudig zijn voor de oudere kinderen. Men heeft dit opgevangen door de oudere kinderen de verhaaltjes te laten voorlezen aan de kleinsten.

  • In te grote groepen gaat de hoofddoelstelling, interactie bevorderen, verloren. De activiteiten kunnen ook gegroepeerd worden (Men kan bijvoorbeeld twee activiteiten verwerken in één bijeenkomst). Echt nodig is dit niet, omdat de meeste activiteiten voldoende elementen bevatten om ook twee uur bezig te zijn.

4 Integratie van de projectactiviteiten in het totale pakket onderwijs Nederlands in de betrokken scholen

Om de beoogde doelstellingen te bereiken, is het noodzakelijk om de leerkrachten van de kinderen in te lichten over de achtergrond van het project en hen op de hoogte te houden van de activiteiten waaraan de leerlingen deelnemen in hun vrije tijd. Het is belangrijk dat leerkrachten oog krijgen voor niet formele situaties waarin kinderen taal leren en gebruiken.

Aan het begin van de werking proberen we als het ware een voedingsbodem te scheppen waarin die openheid verder kan groeien in de loop van het eigenlijke project. We zetten een aantal stappen op een rijtje:

  1. De directies van de vier scholen zetelen in de stuurgroep van het project schoolopbouwwerk. Het project is gegroeid binnen deze stuurgroep met als gevolg dat de directies al van meet af aan betrokken waren bij het uitdenken en uitwerken van het gedachtegoed.

  2. In een volgende fase werden de opbouw van het project en de onderliggende doelstellingen besproken met de leerkrachten en de directies. Leerkrachten kregen bovendien een overzicht van de opeenvolgende activiteiten met een korte omschrijving van de inhouden.

  3. Leerkrachten werden gestimuleerd om deel te nemen aan de activiteiten. Vooral het oudermoment (zie "beschrijving van het project") leende zich hier uitstekend toe. Op die manier kregen leerkrachten de kans om vanuit een andere betrokkenheid met de kinderen én hun ouders te communiceren.

De babbeldoos - Dirk Herfs & Toon Voorjans 57

4. Er volgden evaluerende gesprekken met de leerkrachten. Het waren informele gesprekken over het kind in zijn totaliteit (is het kind al meer open gebloeid in de klas, neemt het meer initiatief, hoe is het gesteld met zijn algemeen gevoel van welbehagen in de klas,...) De evaluatie was dus minder op taal gericht, wél op de voorwaarden om tot interactie te komen.

Het is niet de bedoeling om het geheel van activiteiten als zodanig mee op te nemen in het schoolcurriculum. De ervaringen en de daaraan gekoppelde taalvaardigheid worden opgebouwd buiten het klasgebeuren, namelijk in het kader van een georganiseerde vorm van vrij tijdsbesteding voor de kinderen. Het gaat er om de taalvaardigheid die de kinderen dáár opbouwen te integreren in het klasgebeuren, samen met de voorwaarden waar die taalverwerving mee samenhangt: de wereldverkennende ervaringen waar de taal aan ophangt en de openheid om die ervaringen uit te wisselen met de kinderen en hun ouders.

5 Beschrijving van het project

Als concept kozen we voor een thematische werking die verloopt volgens een stramien dat de volgende onderdelen bevat :

Een startactiviteit: deze moet spectaculair zijn voor de kinderen en dient motiverend te werken voor de volgende bijeenkomsten. Dit spectaculaire zochten we dikwijls in activiteiten op plaatsen waar kinderen anders zelden terecht komen. Bijvoorbeeld een woonboot, een verbrandingsoven of het rustoord.

Een voorleesmoment: wij vinden het belangrijk om kinderen naast de gesproken taal ook te confronteren met en te motiveren voor de geschreven taal, om hen te leren genieten van boeken en verhalen.

  •  Gezelschapsspelletjes: het samenspel van kinderen bevorderen, zich aan spelregels houden, leren overleggen, enz.

Een knutselmoment: met de bedoeling om spontaan taalgebruik uit te lokken tijdens een creatieve activiteit. Dit gebeurt vooral door de kinderen te laten verwoorden waar ze mee bezig zijn.

  • Een oudermoment: ouders spelen een heel belangrijke rol in de ondersteuning van hun kinderen. Door hun aanwezigheid bij een aantal activiteiten krijgen zij een goed zicht op datgene waar hun kinderen mee bezig zijn en geven zij het kind het signaal dat zij dit belangrijk vinden.

Sfeerschepping: extra aandacht dient te gaan naar het creëren van een speciale sfeer. Dit kan door speciale uitnodigingen, de aankleding lokaal, een verzorgde en warme ontvangst van de ouders, de presentatie van de eindresultaten, enz. Elke activiteit moet door het kind ervaren worden als een spelactiviteit en niet als een taalactiviteit.

Elk thema bestaat uit zes bijeenkomsten. We werken 2 x per week gedurende 1 uur met de kinderen. Als je hier een voorbereidings- en een evaluatiemoment aan koppelt,

58 1 De babbeldoos - Dirk Herfs & Toon Voorjans

kom je per thema aan 1 maand werking.

Het experiment werd gespreid over twee jaar en ieder jaar hebben we vijf thema's uitgewerkt. Dit betekent 60 activiteiten, ruim voldoende voor een jaar zinvol werken in het vrij e-tij dscircuit.

6 Bereikte resultaten

De activiteiten bereiken hun doel op het niveau van de belevingswereld van de kinderen: de kinderen ervaren de activiteiten niet als taallessen. Ze gaan spelen en knutselen of ze zijn ergens op bezoek geweest...

Uit de praktijk blijkt dat de kinderen in de klas geregeld over de babbeldoos babbelen of er spontaan naar verwijzen. Kinderen zijn in hun nopjes met de resultaten die ze bereiken, bijvoorbeeld na een namiddag knutselen, en zijn gemotiveerd om dat gevoel te delen met hun leerkracht en klasgenootjes. Omdat de leerkrachten weten wat er in de loop van de voorafgaande spelnamiddag is gebeurd, creëren ze gemakkelijker een openheid naar de kinderen om een gesprek aan te gaan. Er ontstaat bij de leerkrachten een spontane nieuwsgierigheid: een belangrijke voorwaarde voor een spontane interactie. Leerkrachten leren hun 'schoolse' houding te doorbreken en krijgen door deze spontaniteit meer voeling met de vaardigheden die vanuit het OVB van hen worden verwacht.

De activiteiten boeien de kinderen dermate dat het absenteïsme verwaarloosbaar is. De kinderen maken zelf reclame voor de babbeldoos bij hun vriendjes. De verzorgde uitnodiging speelt hierin een belangrijke rol. Het gegeven dat ze uitdagende dingen mogen doen en dat ze plaatsen kunnen bezoeken die tot de verbeelding spreken, verleent de kinderen een zekere status binnen de klasgroep.

De kinderen kregen vaak de kans om dingen te doen waar ze vanuit hun thuissituatie niet de kans toe hebben. De wereld als wereld-van-ervaringen werd voor hen een heel stuk verder blootgelegd. Die horizonverbreding gaf hen het gevoel dat ze er nu ook bij hoorden, dat ze ook de kans kregen om te proeven van dingen en plaatsen die vroeger onbereikbaar waren voor hen. Dit competentiegevoel speelt een belangrijke rol in de houding die kinderen aannemen ten aanzien van nieuwe dingen die hen worden aangeboden - ook in de klas.

Uit de evaluaties met ouders en leerkrachten leerden we dat er positieve veranderingen zijn bij de kinderen. Kinderen worden zelfzekerder en praten gemakkelijker. Ze werken beter samen en hun taalgebruik verbetert.

Voor de begeleiders en leerkrachten is er een beter inzicht in de problematiek van anderstalige kinderen waardoor de kwaliteit van hun interactie met hen verbetert.

De babbeldoos - Dirk Herfs & Toon Voorjans 1 59

7 Globale indicatie van ingezette middelen

Er waren geen bijkomende personeelskosten omdat het project gedragen werd door meerdere diensten. Zij stonden in voor de ontwikkeling van het materiaal (de spelborden bijvoorbeeld) en het uitwerken van de activiteiten.

Er werden extra SIF-middelen ter beschikking gesteld van het project. De uitgave van het materiaal werd bekostigd door OVGB Limburg.

8 Tot besluit

De ervaring leert vooral dat er niet altijd extra inspanningen moeten worden geleverd of grote middelen moeten worden ingezet om in het werken met kinderen aandacht te hebben voor de taalontwikkeling. Oog hebben voor taalvaardigheid houdt niet automatisch in dat men naast andere creatieve, uitdagende activiteiten voor kinderen in aparte taaltaakjes moet voorzien. Oog hebben voor taalvaardigheid kan wél uitmonden in het uitwerken van creatieve activiteiten waarbinnen spontane interactie en de motivatie van kinderen om het taalaanbod te willen begrijpen, maximale kansen krijgen. Deze manier van denken blijkt de mensen die werken met kinderen ook beter in staat te stellen om oog te blijven hebben voor de verwevenheid van taal en de andere ervaringen die het kind in zijn leefomgeving opdoet. Het gaat er niet om taal te leren `om taal te leren' maar om taalontwikkeling te zien als een gunstig neveneffect van het opdoen van ervaringen die het kind in zijn totaliteit boeien.

Scholen die hun leerlingen op de voorgestelde manier willen leren kennen en begeleiden, beschikken met het pakket over 60 activiteiten, ruim voldoende voor een jaar samenwerking met een organisatie in het vrije tijdscircuit. Het handboek biedt een leidraad om de werking op te zetten. De thema's hebben een duidelijke structuur (zie bijlage) maar bieden toch de nodige openheid om de activiteiten af te stemmen op de samenwerking met een specifieke partner.

Het materiaal zou ook gebruikt kunnen worden in het kader van de verlengde schooldag.

Scholen zullen vooral moeten investeren in de samenwerking met de externe partners met wie ze scheep gaan binnen het kader van een formeel of informeel samenwerkingscontract. De bevindingen die we hierboven hebben beschreven, resulteren naar ons gevoel onmiddellijk uit een efficiënte samenwerking. Dit betekent in de eerste plaats dat scholen bereid moeten zijn om diensten die vanuit een andere invalshoek met kinderen werken, met open armen te ontvangen. Voor scholen die zich al geruime tijd met onderwijsvernieuwing bezighouden ligt het uiteraard meer voor de hand om vanuit de voorgestelde invalshoek naar 'kinderen' en 'taal' te kijken en om zich open te stellen voor derden die met de leerlingen werken.

De externe begeleiders zullen er zich van bewust moeten blijven dat taal centraal staat in de activiteiten, ondanks het feit dat de aandacht van de kinderen van taal wordt afgeleid. Ze moeten de reflex ontwikkelen dat ze de kinderen ondersteunen in hun ta-

60 1 De babbeldoos - Dirk Herfs & Toon Voorjans

lige verkenning van de wereld: de spelactiviteiten vormen het kader waarbinnen met taal kan worden geëxperimenteerd.

De babbeldoos - Dirk Herfs & Toon Voorjans 1 61

Labels

doelgroep
NT1-leerlingen
domein
taal bij andere vakken
land
Nederland
onderwijstype
basisonderwijs
thema
onderwijsleeractiviteiten
onderwijsleermateriaal

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

15de Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2001