De spreekvaardigheid op het Piersoncollege

Margot de Wit  ·  15de Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  2001  ·  pagina 71 - 76

In 4 atheneum doen we het tweede model: maximaal 4 leerlingen hebben een controversieel onderwerp gekozen en een ieder heeft daarbij een paar deelonderwerpen uitgewerkt in een Gericht Sprekenmap. De nevengroep krijgt de eindsamenvattingen van deze 4 mappen. De hoofdgroep bereidt de discussie en de daarbij behorende gesprekspunten voor. Een van de leerlingen is discussieleider. Bij beide modellen observeert de rest van de klas.

De GS-mappen in 4 atheneum die in trio- of kwartetvorm zijn gemaakt, kunnen behalve als voorbereiding van de groepsdiscussie, ook in 5 atheneum nog eens gebruikt worden voor gedocumenteerd schrijven. Immers, de combinatie van ieders deelonderwerpmappen, aangevuld met actuele info en de verwerking van de discussie in 4 atheneum, is een goede basis voor het schrijven van een essay.

In 6 atheneum vindt een identieke discussieronde plaats als in 5 havo, met wat zwaardere eisen.

Opbouw gedocumenteerde groepsdiscussie (= a)

Leerlingen bereiden of een beeldvormende discussie voor, uitgaande van een controversiële stelling of een probleemoplossende stelling. De discussiegroep bespreekt tijdens zo'n discussie gezamenlijk de voor - en nadelen van bepaalde oplossingen voor een probleem.

In de inleidende ronde licht de discussieleider de stelling of de probleemstelling toe door het geven van achtergrondinformatie. Zijn of haar inleiding is informatief van aard.

Bij een beeldvormende discussie geven de voor- en tegenstanders volgens de argumentatiestructuur hun argumenten en onderbouwing weer. Bij een probleemoplossende discussie lichten de deelnemers de oorzaken van het probleem toe en de voor - en nadelen van die oplossing die zij gekozen hebben. Dit alles in maximaal twee minuten per deelnemer. De discussieleider spiegelt zonodig de verschillende standpunten en gaat daarna over naar de kern van de discussie.

Tijdens de kern gaan de deelnemers van de beeldvormende discussie in op elkaars argumenten. De deelnemers van de probleemoplossende discussie discussiëren eerst met elkaar, zonodig over de oorzaken van het probleem en gaan vervolgens met elkaar overleggen welke oplossingen de beste zijn. De discussieleider is degene die zonodig tussentijdse samenvattingen geeft, de deelnemers zoveel mogelijk betrekt bij de discussie, spiegelt en zorgt voor de voortgang.

In de slotfase geeft de discussieleider de belangrijkste conclusies weer en gaat na of de deelnemers van standpunt zijn veranderd.

Ten slotte vindt de evaluatie plaats. De rest van de klas heeft de discussie geobserveerd en een observatiepapier ingevuld; elke deelnemer krijgt ongeveer drie beoordelaars. Gezamenlijk met de docent wordt vastgesteld wat goed ging en wat niet. De deelne-

72 I De spreekvaardigheid op het Piersoncollege - Margot de Wit

mer kan eventueel in een volgende discussie hiermee rekening houden en zijn of haar aandachtspunten verwerken in een volgend voorbereidingsverslag.

Indien mogelijk wordt elke discussie met een camera opgenomen. Elke deelnemer is verplicht een klein verslag te maken.

Opbouw groepsspreekbeurt (= b)

In de inleiding houden de drie of vier hoofddeelnemers een spreekbeurt over hun deelonderwerp. De discussieleider belicht de algemene aspecten van het onderwerp en geeft de nodige achtergrondinformatie. De andere deelnemers gaan in op de argumenten van de voor - en tegenstanders wanneer het een beeldvormende discussie betreft. Gaat het om een probleemoplossend model dan licht elke deelnemer zijn oplossing uitgebreid toe.

De discussieleider noemt de stellingen en/of de gesprekspunten waarover gediscussieerd gaat worden. In de kern van de discussie doet de nevengroep mee door het stellen van kritische vragen, het weerleggen van argumenten en het geven van standpunten.

De discussieleider bewaakt de voortgang, en zorgt voor de afsluiting op een soortgelijke manier als bij de groepsdiscussie. De evaluatie is analoog.

Opbouw documentatiemap

Voor het eerste discussiemodel bevat de documentatiemap de volgende onderdelen, naast de meest voor de hand liggende als inhoudsopgave, inleiding en bibliografie:

  • Een aantal artikelen waarin de stelling of probleemstelling centraal staat.

  • Een minisamenvatting per artikel. Als de artikelen overtuigend zijn, worden de argumenten geanalyseerd.

  • Per artikel een beoordeling waarin de aanvaardbaarheid van de geanalyseerde argumenten besproken worden. Ook wordt ingegaan op de betrouwbaarheid van de bron.

  • De deelnemers schrijven een betoog, de discussieleider schrijft een beschouwing, die gebruikt kunnen worden als basis voor de inleiding.

  • Tenslotte maakt elke deelnemer een voorbereidingsverslag, waarin verteld wordt hoe de discussie is voorbereid. Daarbij gaat het er vooral om dat de leerling zijn eigen spreekgedrag analyseert, zijn of haar sterke of zwakke punten noemt en vertelt op welke manier hij of zij daar in de discussie mee om zal gaan.

Voor het tweede discussiemodel maakt elke deelnemer een GS-map volgens de gebruikelijke eisen. De eindsamenvatting, met daarin onder andere de belangrijkste conclusies van zijn of haar map, wordt gegeven aan de deelnemers van de nevengroep met wie gediscussieerd gaat worden. Tevens worden de belangrijkste stellingen aan hun overhandigd.

De spreekvaardigheid op het Piersoncollege - Margot de Wit 73

De weg naar de discussie toe

Om de leerling zo goed mogelijk voor te bereiden op de echte discussie is het belangrijk van te voren een zo hecht mogelijk programma aan te bieden waarin alle aandachtspunten tot hun recht komen. Wij doen dat op de volgende manier. Les 1: Uitleg gang van zaken; leerlingen krijgen een inleidende video te zien; data van de discussies en inlevermomenten van de mappen en eventuele andere voorbereidende papieren worden vastgesteld.

Les 2: Indeling groepen; vaststelling onderwerp; uitleg soorten discussies; vaststellen van de gespreksrollen; leerlingen onderling per groep afspraken en een planning laten maken over informatievergaring, etc.

Les 3: Klassikaal bespreken hoe een (probleem)stelling geformuleerd en afgebakend moet worden. Herhaling van soorten argumenten en aanvaardbaarheid. Leerlingen zelf minitekstjes laten maken volgens de argumentatie- of probleemoplossingstructuur.

Les 4: Uitgaande van deze minitekstjes houden de leerlingen een minispreekbeurt in groepjes van ongeveer 4 á 5 leerlingen. Daarna worden de beste voordrachten voor de klas gehouden. De inleiding van de discussie is in feite hiermee geoefend. Les 5: Elke leerling krijgt de opdracht een standpunt in te nemen over het al dan niet invoeren van de doodstraf Vervolgens geeft hij of zij daarbij minstens twee argumenten. Daarna lezen we gezamenlijk twee betogen over de doodstraf, van een voor-en van een tegenstander. Hoe deze artikelen aan te pakken voor een eventuele documentatiemap wordt besproken. Na bespreking en analyse van de gevonden argumenten stellen leerlingen hun eigen standpunt over de doodstraf zonodig bij. Les 6: Vrijwilligers houden een proefdiscussie over de doodstraf met open stoel en wisselende voorzitter. De rest observeert; de discussie wordt gevolgd door een evaluatie.Gezamenlijk worden de belangrijkste spelregels vastgesteld en enkele gesprekstechnieken besproken. Leerlingen lezen thuis de theorie door o.a. over gesprekstechnieken, gang van zaken en spelregels.

Les 7: Kijken naar anderen, waarbij het materiaal bestaat uit televisiefragmenten en fragmenten uit discussies van voorgaande jaren. Evaluatie.

Les 8: Rol gespreksleider oefenen en de daarbij behorende belangrijkste gesprekstechnieken (spiegelen, tussentijdse samenvattingen geven, confronteren, metacommunicatie, verduidelijking vragen, etc.). Eerst klassikaal waarbij de docent gespreksleider is, vervolgens in kleine groepjes met wisselende rol voorzitter en observator. Daarna evaluatie.

Les 9: Hoe te reageren op argumenten van elkaar? Eerst wordt een fragment uit de proefdiscussie geanalyseerd en beoordeeld. Besproken worden geschikte interventie-technieken en de daarbij behorende uitdrukkingen. Vervolgens worden in groepjes discussies gehouden waarbij elke keer gebruik gemaakt moet worden van deze uitdrukkingen. Iemand observeert, daarna weer evaluatie. Tenslotte wordt op video een fragment uit een kwalitatief goede discussie met deze rijgtechniek getoond.

Les 10: De leerling benoemt en analyseert eigen spreekgedrag door middel van een enquête en al gedane spreekprestaties. Hij of zij formuleert eigen aandachtspunten en legt deze aan de eigen groep voor.

74 1 De spreekvaardigheid op het Piersoncollege - Margot de Wit

Een proefdiscussie wordt gehouden in de eigen groep en met elkaar worden gesprekspunten voor de kern geformuleerd.

Tussendoor zijn er werklessen waarin aan de documentatiemap gewerkt kan worden. Leerlingen overleggen met elkaar wie welke artikelen neemt.

Tenslotte vinden de discussies plaats gedurende een lesuur van 50 minuten, waarbij geprobeerd wordt alle discussies op te nemen. De leerlingen bekijken daarna hun videoband en reflecteren schriftelijk over hun prestaties.

3 Evaluatie

Collega's die voor het eerst een discussiesessie opstarten, maken zich vaak zorgen over de evaluatieve fase. Voor mij was dat in het begin ook een spannend onderdeel. Zijn leerlingen in staat kritisch en positief te kijken naar medeleerlingen? Is een dergelijke vorm van spreekvaardigheid wel in een objectief cijfer te vatten?

Wat betreft de eerste vraag is het na elke discussie steeds weer zeer verrassend te merken tot welke heldere observaties leerlingen in staat zijn. Steeds weer valt mij op dat zij met respect de beoordeelde deelnemer evalueren. Meestal heeft elk discussielid zo'n drie observatoren tot zijn beschikking en door middel van een observatieformulier dat ingevuld moet worden komen zij meestal tot een interessante bijdrage. Vaak worden zaken opgemerkt die mij zijn ontgaan, omdat je als docent meer let op de discussie als geheel.

Ik vul dan zonodig aan, of relativeer zonodig bepaalde waarnemingen. Uiteindelijk bepaal ik na afloop van alle discussies het cijfer. Als een groep zeer gelijkwaardig heeft gescoord, krijgen alle deelnemers min of meer hetzelfde cijfer. Maar individuele score-verschillen komen bij mij zeer veel voor. Deze kan ik altijd naar de deelnemers toe onderbouwen (bijv. de discussieleider of een van de deelnemers heeft zich positief onderscheiden door een sturende bijdrage, of iemand heeft zich schuldig gemaakt aan een drogreden of iets dergelijks).

Het antwoord op mijn tweede vraag luidt dan ook: Ja, ik meen dat het zeer goed mogelijk is om de leerling voor deze manier van spreekvaardigheid een min of meer objectief cijfer te geven dat recht doet aan zijn of haar prestaties.

Daarbij moet wel aangetekend worden dat het zaak is dat het voor de leerlingen duidelijk is op grond van welke aandachtspunten de beoordeling gaat plaatsvinden. Door middel van een goed voorbereide lessenreeks is dat niet zo moeilijk te realiseren. Moeilijker is het om aan de tweede voorwaarde te voldoen. Natuurlijk is het van belang dat de collega's het per sectie over de beoordelingspunten eens zijn, zodat zij min of meer tot een gelijkwaardige becijfering komen. Dat betekent dat er overleg gevoerd moet worden en dat men weet heeft van elkanders lespraktijk. Dat kost tijd en die tijd wordt ons jammer genoeg niet altijd gegund.....

De spreekvaardigheid op het Piersoncollege - Margot de Wit 1 75

Bibliografie

Liebrand, R en Terluin, S ('99), Vanzelfsprekend, mondelinge taalvaardigheid in de tweede fine. Stichting Ivio.

Spreken en luisteren in de Tweede Fase. De gedocumenteerde groepsdiscussie op het Piersoncollege in Den Bosch. SLO-uitgave nr.14.

Spreken en luisteren in de Tweede Fase. Groepsspreekbeurt en discussie op het Over Betuwe College in Bemmel. SLO-uitgave nr. 20.

76 1 De spreekvaardigheid op het Piersoncollege - Margot de Wit

PARTICIPATIEVAARDIGER VIA DE LESSEN NEDERLANDS José Vandekerckhove

1 Inleiding

Enerzijds zijn de vaardigheden een belangrijk onderdeel van het schoolvak Nederlands. Anderzijds is het ook erg belangrijk in onze hedendaagse maatschappij dat kinderen leren participeren. In onderstaand artikel presenteren we een module om leerlingen participatievaardiger te maken via de lessen Nederlands.

2 Waarom leerlingenparticipatie en leerlingeninspraak op school ?

In ieder kind is de behoefte aanwezig om zich te ontwikkelen tot een competent, gewaardeerd en invloedrijk lid van de gemeenschap waarin het thuishoort. De gemeenschap moet dus aan die kinderen de kans bieden zich te ontwikkelen. Daarvoor is een sociale ruimte nodig. We denken daarbij natuurlijk ook aan het onderwijs. Het enige verschil tussen kinderen en volwassenen is de leeftijd en de ervaring, de "levenswijsheid". Een dialoogcultuur kan alleen tot verdieping leiden zowel voor kinderen als volwassenen. Op school b.v. beschikken de leerlingen over grote ervaringsdeskundigheid , wat tot grotere efficiëntie in het schoolbeleid kan leiden.

Bovendien stijgt de geloofwaardigheid van een school met een participatieve cultuur (leerlingenparticipatie als onderdeel van de realisatie van de pedagogische doelstellingen van de school, met name de zo ruim mogelijke ontwikkeling van het kind en de opvoeding tot volwaardig burger.). Als kinderen actief betrokken worden bij hun leefgemeenschap, dan worden ze ook gemotiveerd tot verantwoordelijk handelen. Ervaren dat ze meetellen, dat er naar hen geluisterd wordt, dat de omgeving ook van hen is, geeft hen een positief zelfbeeld en doet hen inzien dat het ook de moeite is zich voor de maatschappij, in casu de school, in te zetten, zich te engageren.

3 Niveaus van participatie

De participatieladder van Hart (1992) geeft de verschillende graden van participatie aan.

Participatievaardiger via de lessen Nederlands - José Vandekerckhove 177

Labels

doelgroep
NT1-leerlingen
domein
mondelinge taalvaardigheid
spreken
land
Nederland
onderwijstype
voortgezet/secundair onderwijs
thema
onderwijsleeractiviteiten

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

15de Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2001