Een eigen inhoud voor het schoolvak Nederlands: algemene taalkunde

Peter Nieuwenhuijsen  ·  15de Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  2001  ·  pagina 275 - 278

bovenbouw van het voortgezet onderwijs overladen is. Toch is er reden om naar mogelijkheden te zoeken.

Ik werk onder meer in het hbo. Het schoolvak Nederlands opereert daar in het algemeen niet meer onder de naam `Nederlands', maar onder namen als 'taalvaardigheid', `communicatieve vaardigheden' en wat dies meer zij. Vroeger werd er ook wel literatuur gedoceerd in het hbo. Het hbo is het VO dus voorgegaan in de beweging naar de communicatieve doelstelling. Welke beweging is daarop gevolgd en nog volop gaande? Men heeft ontdekt dat het wat onnodig is het presenteren en het schrijven te oefenen aan de hand van onderwerpen die niet met de opleiding zelf te maken hebben. Dus wordt het schrijven geoefend naar aanleiding van bepaalde vakonderdelen uit de 'hoofdstroom' van de opleiding: als beleidskunde wordt afgesloten met een beleidstekst, dan wordt de docent Nederlands 'opgehangen' aan de module beleidskunde. Als 'organisatie en management' wordt afgesloten met een presentatie, dan wordt er een docent extra opgehangen aan die module, speciaal voor het presenteren.

Die docent voor het presenteren, trouwens, is niet per se de docent Nederlands. De expertise van de neerlandicus in zulke zaken als mondelinge taalvaardigheid of, bijvoorbeeld, bronnengebruik, wordt zeker niet algemeen erkend. (Eigenlijk kent men van de neerlandicus natuurlijk alleen de d/t-kant, maar dit terzijde.) Een vakonderdeel als 'onderhandelen', in Vlaanderen het domein van een docent Nederlands (HSN-14), zal men in Nederland aan menige hbo-instelling niet toevertrouwen aan een neerlandicus. Wij worden hierin overvleugeld door de sociale wetenschappers.

Voordat ik verderga, wil ik u even laten weten dat deze gevaren in hbo-land, naar mijn overtuiging wel degelijk relevant zijn voor het VO. Er is al eens een poging gedaan om het eerste principe (`ophangen aan') te introduceren in de eindtermen. Een snelle actie van de voorzitters van Levende Talen en HSN (tijdens HSN-12, Antwerpen 1998) was toen op z'n plaats en heeft tot op heden verder onheil voorkomen

Ik ga verder met het schetsen van de gevaren die ik in de verte zie opdoemen. Op een dag lees ik een stukje over communicatieonderwijs aan de Technische Universiteit Eindhoven. Het is een niet verplicht onderdeel, zegt het stukje, maar we hebben gelukkig wel veel klandizie en het publiek is in het algemeen heel enthousiast. Goed nieuws voor Nederlands, denk ik, maar dan lees ik de entreevoorwaarde: voordat de studenten worden toegelaten, moeten ze natuurlijk wel voldoende kennis hebben van ... het Engels! Ik wilde deze bedreiging maar niet verder uitwerken, maar ook deze is heel reëel als het vak Nederlands zijn autonomie verliest.

Want dat is dus waar het om draait. Het schoolvak Nederlands heeft een inhoud gekregen die zijn autonomie onvoldoende garandeert. Sommigen zeggen dan 'geen inhoud' of 'te weinig inhoud', daar doe ik niet aan mee, maar ik denk wél dat de inhoud autonomer moet worden, bijvoorbeeld door het element 'taal' er een duidelijker plaats in te geven. Daarbij denk ik aan het verschijnsel taal enerzijds, aan de Nederlandse taal anderzijds.

276 I Een eigen inhoud voor het schoolvak Nederlands: algemene taalkunde - Peter Nieuwenhuijsen

Mij is gevraagd het laatste niet extra naar voren te halen, maar ik veroorloof mij hierover toch een kort intermezzo. Ik denk dat er onder de leraren Nederlands en onder u wel zullen zijn die herkennen wat ik bedoel als ik het heb over de teksten van leerlingen. Ook als het met de d's en t's wel goed zit, heb je toch de indruk dat de zinnen met erg weinig oog voor nuance zijn geformuleerd, om niet te zeggen dat ze wel erg liefdeloos op papier worden gekwakt. Is het nu ook een gevolg van de wending naar het communicatieve, dat er weinig aandacht wordt geschonken aan woordkeus en zinsbouw, aan details tussen de hoofdletter en de punt? Heeft u niet de indruk dat er bij het lozen van vragen over de komma in regel 38 en het tweede 'dat' in regel 50, met het badwater een heel klein kindje is weggespoeld? Maar goed, ik ga er niet op door. Laat degene die hiermee verder wil, ook vooral proberen eens onder woorden te brengen wat dat nou voor kindje was. In elk geval wil ik dit intermezzo nog afsluiten met een opmerking waarover u maar niet te snel moet oordelen, want de meesten van u zouden waarschijnlijk boos worden als ze dat deden: ik vind eerlijk gezegd dat de instroom van heel veel leerlingen met een andere moedertaal, bij een vak dat heel lang `moedertaalonderwijs' is genoemd, verdacht wéinig moeilijkheden tot gevolg heeft gehad. Oorzaak: dat vak heeft zich zo aangepast dat het element 'taal' niet meer zo belangrijk werd.

Welnu, vóór dit intermezzo was ik aangeland op een punt waarop ik meende te hebben aangetoond dat het schoolvak Nederlands eigenlijk wat inhoudelijke extra's nódig heeft. Ik wil ook aanroeren dat daarvoor ook gerust nog wel plaats is. Dus dat het niet alleen moet, maar ook wel kan.

We kunnen het erover eens zijn dat Nederlands een vak is dat in cycli moet worden gegeven. Er komt niet steeds meer bij, maar ongeveer hetzelfde wordt op een steeds hoger niveau gedaan. Maar wordt dat nou niet een beetje overdreven? Kan het onderscheid tussen feit en mening niet een paar keer minder worden geoefend, is de onthulling dat teksten een inleiding en een slot hebben en dat zich daartussenin een zogeheten 'middenstuk' bevindt, wel voldoende de moeite waard om telkens te worden herhaald? Schoolboeken bevatten meer dan strikt datgene wat door kerndoelen en eindtermen noodzakelijk wordt gemaakt, onder meer nogal wat schoolgrammatica trouwens. Kortom, er is nog steeds ruimte.

Ruimte voor het verschijnsel taal dus? Als het maar verstandig wordt aangepakt. Laten we gewoon zo beginnen. Je merkt als taalkundige vaak dat andere mensen anders tegen taal aankijken dan jij. Je hebt bovendien het idee dat dat komt doordat ze iets over het hoofd zien, een gegeven over taal. Op welke terreinen doet zich dat voor? Als die vraag beantwoord is, laten we dan een programma inrichten dat die terreinen dekt en laten we dat zo doen dat een beetje taalkundige het ermee eens moet zijn en vooral ook zo dat een leraar Nederlands er brood in ziet. Ik vermoed dat dit ongeveer de houding is waarmee Ton Hendrix is begonnen aan het project dat in zijn proefschrift is beschreven. Wat mij betreft, zijn de terreinen de volgende:

Een eigen inhoud voor het schoolvak Nederlands: algemene taalkunde - Peter Nieuwenhuijsen 1277

1. gesproken taal versus geschreven taal

2. taal en natie, taaldiversiteit

- meertaligheid

3. taal is natuur plus cultuur

  1. taalverwerving, meertaligheid

  2. standaardisatie, dialect

4. taal als ijsberg: spelling en uitspraak zijn de top, daaronder gaat heel veel schuil

Ik noem bij elk onderwerp een voorbeeld van wat er te bestuderen valt.

Bij 1. Doofheid en analfabetisme zien wij als heel verschillende handicaps. Hoewel we geneigd zijn geschreven taal belangrijker te vinden, is analfabetisme een kleinigheid vergeleken met doofheid. Wat zit hierachter?

Bij 2. Wij gaan er ten onrechte van uit dat er een 1-op- 1 -verhouding is tussen talen en naties. Daarom reageren we altijd afwijzend op minderheidstalen. Hoezo Kasjoebisch, bij Polen hoort Pools en dat is al erg genoeg. Er zijn echter wel 30 keer zo veel talen als naties.

Bij 3A.

Heeft het zin een kleuter te corrigeren die de geslachten door elkaar haalt? Heeft het zin om groter als mij te corrigeren? De antwoorden zijn respectievelijk nee en ja. Waarom is dat zo?

Bij 3B.

Leerlingen zouden in de gelegenheid moeten worden gesteld een bewuste keus te maken voor de standaardtaal, maar dan moet wel eerst het onderwerp taalvariatie aan de orde komen.

Bij 4.

`Prins Bernhard heeft nooit fatsoenlijk Nederlands geleerd.' Maar zijn tekorten zijn louter oppervlakkig. Wie een tekst becommentarieert, heeft de neiging eerst alleen naar de oppervlakte (de spelling) te kijken.

Mijn ambities gaan vooralsnog niet verder. Ik heb hiermee als mede-auteur van het schoolboek Taaldomein ook een klein beginnetje gemaakt: een paar eenvoudige tekstjes van het niveau Onze Taal. Dat geeft mij, tot besluit, aanleiding nog even terug te komen op het draagvlak onder leraren. Je moet er rekening mee houden dat lang niet elke leraar Nederlands anno 2001 op een 'pars' taalkunde zit te wachten. Zulke tekstjes als die van mij werden door een collega van de hand gewezen met de kwalificaties `ver-van-mijn-bed-show' en 'onbegrijpelijke teksten'. Bijna alle leraren zijn ervan overtuigd dat hun onderwijs moet aansluiten bij de leefwereld van de kinderen. Tot dusverre zijn taalkundigen er niet zo goed in geslaagd de boodschap over te brengen dat taal daar deel van uitmaakt.

278 I Een eigen inhoud voor het schoolvak Nederlands: algemene taalkunde - Peter Nieuwenhuijsen

HET SCHOOLVAK NEDERLANDS INHOUDELIJK AANVULLEN Ton Hendrix

1 Vooraf

Vandaag wil ik oude koeien uit de sloot halen. Wie daar geen zin in heeft, bied ik bij dezen nog de kans zich uit de voeten te maken. Ik denk dat ik het met de woorden van Kees de Glopper eens ben dat we ons geen zorgen om het schoolvak Nederlands moeten maken, maar zorg moeten hebben voor het schoolvak. Het is mijn stellige overtuiging dat we niet onze energie moeten steken in het activeren van de overheid om het huidige examenprogramma te veranderen. Ik realiseer me terdege dat iets wat in het programma niet is vastgelegd, aan de vrijblijvendheid ten prooi valt. Maar, na alle overleg sinds 1989, het jaar waarin de CVEN van start ging, moeten we niet meer opnieuw beginnen met vragen aan de overheid. In mijn ogen moeten we nu maar eerst zelf de mouwen opstropen en zorg dragen voor een goede inhoudelijke invulling van het bestaande programma. Eén van die oude koeien is dat we voorlopig binnen de kaders van het huidige programma serieus werk moeten gaan maken van een thematisch-cursorische invulling van het examenprogramma. Dat is een pragmatisch standpunt, maar het lijkt me een haalbare kans om het schoolvak Nederlands inhoudelijk aan te vullen.

2 Positieve evaluatie van het examenprogramma Nederlands

Het meest actuele rapport over het schoolvak Nederlands dat ik onder ogen heb gehad, is een in oktober 2001 verschenen evaluatie van de SLO van de hand van Bonset en De Kruijk ((Bonset/De Kruijk 2001). Voor wie de discussies allemaal niet gevolgd heeft, is het een gedegen rapport met een interne evaluatie van het reilen en zeilen van het nieuwe programma. Het berust op gesprekken met docenten, didactici, examenmakers en verder op de bestudering van de vaktijdschriften. Welhaast compleet. Een aantal verbeterpunten komt naar boven: de verplichting van het leesdossier voor letterkunde moet er opnieuw komen, een aantal eindtermen moet preciezer geformuleerd worden en het domein van de argumentatieve vaardigheden zou opnieuw moeten worden doordacht, zeker voor het havo. Docenten achten het programma niet overladen. Kortom, het is een behoorlijk programma, waarmee met wat aanpassingen behoorlijk valt te werken.

3 Kritiek op de grondslag van het examenprogramma

Ik zei al dat het om een interne evaluatie gaat en daarmee bedoel ik dat er vooral gekeken is binnen de kaders van het nieuwe examenprogramma. Het heeft me overi-

Het schoolvak Nederlands inhoudelijk aanvullen - Ton Hendrix 1279

Labels

doelgroep
NT1-leerlingen
domein
taalbeschouwing/argumentatie
land
Nederland
onderwijstype
voortgezet/secundair onderwijs

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

15de Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2001